Satire: Kleuter met voorhoofdfrons

Tekst: Anouk de Visser
Beeld: wieste

Om 6.30 uur gaat de wekker, drieënhalf uur voordat ik moet beginnen. Mijn teddybeer stop ik nog even in: slaap lekker Beer, ik ga op stage. De angst om een modderfiguur te slaan heb ik zo goed als mogelijk achter me proberen te laten. Tevergeefs. Ik ben stagiair, een van de studentjes, de kleuters van de werkvloer op een krantenredactie vol professionele en goed functionerende volwassenen. Het voelt een beetje als de eerste dag in het eerste middelbaar. Had ik Beer nu toch maar in mijn tas gestopt.

Met een chocoladekoek in mijn jaszak – ik ben te nerveus om te eten – stap ik de bus op. Mijn BruPass piept en verraadt dat ik geen werkmens ben: ‘studentenabonnement’ licht op tegen de groene achtergrond van het display. Daar sta ik dan, met mijn rugtas, zonder beer, tussen de EU-commissarissen in pak.

Vol goede moed loop ik de redactie binnen, mijn tas ingepakt, haartjes gekamd, broodjes gesmeerd en in driehoekjes gesneden – dan smaken ze lekkerder. Voor tussendoor, een verstandig koekje: Sultana’s. Een halfuur heb ik voor het koekjesschap gestaan, mezelf afvragend: ‘wat zijn de meest volwassen koeken?’ Al snel kwam ik tot de conclusie dat dinokoeken uit den boze waren, en ook de Oreo-koekjes waren snel geëlimineerd. Zie je me al zitten met een chocoladesmoel: ‘stagebegeleider, hoe werkt het systeem?’, terwijl een regen van zwarte kruimels over mijn computer sproeit? Nee. Sultana’s hebben ten minste nog het imago van een ‘gezonde’ keuze. Al is het niet heel erg Woodward-and-Bernstein-kritische-journalist van mij om voor zo’n verkooppraatje te vallen.

Mijn stagebegeleider geef ik een plakkerige hand. Ik zie hem nog net niet zijn hand aan zijn broek afvegen. 

“Welkom op de redactie, hier is je bureau.” Aan mijn geavanceerde zit-staanbureau staat een stoel van dezelfde orde. Miljoenen knopjes zijn er om de hoogte van rug- en armleuningen in te stellen, alsook de hoek en hoogte van de stoel. Hij staat te hoog. Ik klim op de stoel en mijn beentjes bungelen losjes over de rand. Ik sjoemel wat met de knoppen, maar er gebeurt niets. Vragen hoe ik de stoel lager zet, durf ik niet. Straks denken ze dat ik achterlijk ben. Ik houd mijn mond en blijf bungelen. Er is weinig zo klungelig als in een ‘open space’ kantoor, gevuld met professionele journalisten, ondersteboven op je stoel hangen. Misschien weten mijn medestagiaires wel hoe het werkt.

Ik kijk rond naar de journalisten die in allerijl typen op hun computer. Het vuur lijkt onder hun vingers vandaan te komen. Vast journalistiek hoogstaande stukken, denk ik. Iedereen is hier immers een waakhond van de democratie. Dagelijks doorprikken ze de façades van corrupte politiekers. Onrecht wordt met eloquent taalgebruik en scherpzinnige oneliners aangeklaagd. En ik zit hier, met mijn op qwerty getrainde plakhandjes op een azertytoetsenbord. Je zou niet zeggen dat ik überhaupt kan schrijven als je kijkt naar de soep van q’s die a’s moeten zijn en ‘zetten’ die ‘wetten’ moeten voorstellen.

In de spiegel van de toiletten valt mij iets op. Misschien ligt het aan mijn bril, misschien ligt het aan de uren achter de computer, of misschien is het een overblijfsel van de uren en uren (slecht) nieuws. Tussen mijn wenkbrauwen vormt zich langzaam maar zeker een frons. Een heuse journalistenvoorhoofdfrons! Het is een vereiste voor het vak, kijk maar rond op de redactie. Misschien schuilt er ergens heel diep dan toch een journalist in mij.

Noot: Als ik genoeg lef heb om deze Moeial op de redactie van mijn stageplaats te leggen, of als andere collega’s of Martina dit lezen: mijn stage is oprecht heel tof. Ik word niet als kleuter behandeld. De strijd met mijn bureaustoel heb ik inmiddels gewonnen.

0 Comment