Letterenlicht (1): “Een boek in het Nederlands is voor mij Nederlandse literatuur”

© Archief VUB

In deze rubriek spreekt redactielid Rieneke met professoren letterkunde om literatuur weer meer in de kijker te plaatsen. Gespreksonderwerp: literatuur, en dan in het bijzonder drie boeken die de professor in kwestie op voorhand selecteerde naar analogie met de podcast ‘drie boeken’ van Wim Oosterlinck. Vandaag: professor Hans Vandevoorde, hoofddocent Nederlandse literatuur. 

Tekst: Rieneke Lammens
Beeld: Archief VUB & Rieneke Lammens

Het is een zonnige nazomerse vrijdagochtend. Ik wil nog even bekomen van mijn halfuur durende fietstocht, maar nog voor ik kan aanbellen, zwaait de voordeur al open. In de deuropening: een breed glimlachende professor Hans Vandevoorde, gehuld in een zwart hemd en zwarte broek – jawel, er zijn nog zekerheden in het leven. Nog voor ik goed en wel zit, worden me al koffie, thee en koekjes aangeboden. Uiteindelijk kies ik voor thee en eten we door mijzelf gemaakte appelcake; een zwakte van Vandevoorde, zo blijkt. We praten gedurende anderhalf uur over literatuur en zijn zelfgekozen drie boeken. 

Wie is Hans Vandevoorde?

    • Studeerde af in 1982 als licentiaat Germaanse filologie, Nederlands-Duits.
    • Gaf eerst les in het middelbaar- en avondonderwijs; werkte erna even bij uitgeverij Manteau-Kritak, VUBPress en voor ‘Tijd Cultuur’, de toenmalige culturele bladzijden van de krant De Tijd net voor de millenniumwende.
    • Doctoreerde in 2002 aan de UGent over het oeuvre van Karel van de Woestijne.
    • Sinds 2008 professor Nederlandse letterkunde aan de VUB; werd in 2014 hoofddocent Nederlandse literatuur.

Literatuur met een grote L

In welke literatuur bent u geïnteresseerd?

Literair gezien was het oorspronkelijk het fin de siècle rond de 19de eeuw dat mij heel erg boeide, maar nu is dat opgeschoven naar het interbellum. Ik geef echter les over Nederlandse letterkunde vanaf de middeleeuwen tot vandaag. Ik probeer studenten dus met de hele canon – alle hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur – vertrouwd te maken, en niet enkel met mijn persoonlijke interesses.

Bent u ook veel bezig met hedendaagse literatuur?

Wel, ik heb de tijd niet meer om de waan van de dag te volgen. Alle boeken die aangeprezen worden als zijnde ‘het nieuwe meesterwerk’ lees ik niet meer, of met vertraging. Zo is er meer afstand en kan ik zien of het effectief de moeite is. De hippe jonge schrijver die enkel zinnetjes van tien woorden of dialoogjes op papier zet, dat is… not my cup of tea. Maar er zijn beslist ook goede hedendaagse auteurs. Dankzij mijn mastervak ‘Hedendaags proza’ blijf ik bij. Dat is het voordeel van lesgeven: studenten komen met zaken aandraven die je niet kent en dwingen je om jong te blijven. Je moet echter keuzes maken, want het is ondoenbaar om àlles van de Nederlandse literatuur te volgen. Ik moet ook bekennen dat ik liever een klassiek boek uit de 19de eeuw lees, of hedendaagse poëzie. 

Wat is er zo goed aan 19de-eeuwse literatuur?

Ik lees liever een Balzac (Honoré de Balzac, n.v.d.r.) dan de nieuwste Jeroen Olyslagers, die in die verschrikkelijke gij-vorm schrijft. Franse, Russische of Duitse 19de-eeuwse klassieke literatuur moét je lezen. Een pagina van bijvoorbeeld Thomas Mann biedt een rijkdom aan taal en dat is iets wat je heel weinig tegenkomt in de literatuur van vandaag. Gisteren las ik een beschrijving van een man bij Mann: ‘hij was van een bijtende lelijkheid’. Iemand die zo scherp van profiel is zodat hij met zijn snavel lijkt te bijten… Dat soort formuleringen, daar houd ik van. Iets bijkomend is dat een boek een hele geschiedenis met zich meebrengt, zoals bij Lev Tolstoj. Vandaar dat ik mijn studenten altijd stimuleer om ruimer dan Nederlandse literatuur te denken. Hoe meer talen je leest, hoe beter. Bovendien ben ik heel expansionistisch voor Nederlandse literatuur: zodra een boek uit een andere taal schitterend vertaald is, behoort het tot de Nederlandse literatuur. Een boek in het Nederlands is voor mij Nederlandse literatuur. Voilà, dat is de titel voor jouw stuk (lacht).

Wat leest u ook graag, naast literatuur met mooi taalgebruik?

Eén type van literatuur dat me heel erg bevalt, is de beeldende, soms gecondenseerde literatuur. Bij dat soort boeken moet je je door taal laten leiden en je overgeven aan de taal. Het werk van de Braziliaanse Clarice Lispector is daar een goed voorbeeld van. Ik lees ook graag lichtvoetige literatuur, maar altijd met een licht melancholische inslag, zoals het werk van Patrick Modiano. Penelope Fitzgerald vind ik ook een fantastische schrijfster. Een aanrader is The Bookshop (1978), heel aangrijpend en ontroerend in haar eenvoud. Ik lees dus ook graag helder proza, thrillers bijna, zoals de psychologische romans van Georges Simenon. Die lees ik voor het slapengaan, dat is mijn bedlectuur.

Verschillende plekken om te lezen

Leest u dan verschillende boeken op verschillende plekken?

Ik ben altijd bezig met bijna twintig boeken tegelijkertijd. Mijn vrouw begrijpt dat niet, omdat ik dan volgens haar niet geconcentreerd kan zijn, of dingen vergeet. Voor mij werkt dat, omdat ik verschillende boeken op verschillende plekken lees. Ik heb een boek voor in bed, een boek voor in bad, enzovoort. (Wijst naar een lange rij boeken) dat zijn boeken geschreven door de Oostenrijker Heimito von Doderer. Daar lees ik in bad wekelijks een paar keer een halfuurtje in. Dat stimuleert me ook om in bad te gaan (lacht). Over zo één boek doe ik één à twee jaar. Op reis lees ik Marcel Proust in het Frans met de Nederlandse vertaling ernaast. Dat is een project waar ik al meer dan twintig jaar mee bezig ben en nog even zal duren, aangezien ik nu in het zesde of zevende deel zit.

“Ik ben altijd bezig met bijna twintig boeken tegelijkertijd”

Prof. dr. Hans Vandevoorde

Weet u nog wat er gebeurt als u hetzelfde boek leest met één jaar tussen?

Kijk, literatuur gaat bij mij zelden om het verhaal. Ik lees literatuur voor de taal, de beelden, de stemmingen, de sfeer die opgeroepen wordt. Soms is het inderdaad zo dat ik moet terugbladeren, maar die luxe heb je ook met boeken. Fysieke boeken, het plezier van bladen om te slaan, ze overal mee te kunnen nemen, het leeslintje… Als je zo’n dik boek vast hebt, dan ervaar je dat boek meer dan bij een e-reader.

© Rieneke Lammens

3 boeken

Professor Vandevoorde koos drie boeken die hij recent gelezen heeft of nog aan het lezen is, zodat hij er nog “met vuur over kon vertellen”.

Boek 1: De toverberg – Thomas Mann (1924)

De toverberg bevat zo’n taalkracht en virtuositeit dat ik durf stellen dat dit het hét boek der boeken is. Ik heb dat nog nooit meegemaakt, dat ik zo gefascineerd ben door een boek. Zijn taal is van een preciesheid, scherpte, beeldenrijkdom, werkelijk onvergelijkbaar. Ik heb er altijd wat op afstand naar gekeken, omdat ik dacht dat het te moeilijk zou zijn. Ik moet trouwens bekennen dat De toverberg het enige boek is op mijn leeslijst tijdens mijn studie dat ik niet gelezen had (lacht). Er staan filosofische passages over tijd in en het bestrijkt heel wat terreinen zoals astronomie en biologie, maar het is heel helder geschreven. Ik ken ook heel wat jonge mensen die het nu lezen en ik heb me al afgevraagd af waarom. Ik denk dat het verlangen naar traagheid, langzaamheid hen aanspreekt. Aangezien het gaat over een tbc-patiënt, is een boek uit de vorige eeuw vreemd genoeg bijna toegesneden op de hedendaagse covidtijden. Het is gewoon hét boek der boeken. 

Boek 2: In de zon kijken – Julian Barnes (1986)

Mijn collega emeritusprofessor Jean Paul van Bendegem heeft dit boek ooit in de Moeial aangeraden en daardoor heb ik het deze vakantie ook gelezen aan het zwembad. Het is een boek dat voortdurend vragen stelt waar je geen antwoorden op krijgt – bijvoorbeeld: wat is dapperheid? Wat is het leven? Dat vind ik overigens één van de functies van literatuur: het in vraag stellen van zekerheden. Er mogen wel zekerheden zijn, maar je moet die in vraag stellen en nadenken in welke mate die maatschappelijk-cultureel bepaald zijn, of door je afkomst, milieu,… Je moet je eigen limieten durven overstijgen en dat kan via literatuur. Voor mij is literatuur geen troost, maar iets dat je veerkracht geeft; een ontspanning die inspanning vraagt. Dit boek is daar een voorbeeld van. Toch heeft het laatste deel me ontgoocheld, omdat het boek zich voor een deel in het nu afspeelt. Barnes schrijft over computers en dat is compleet achterhaald. Dat is wat tijd soms doet met boeken: het geschrevene kan verouderen of minder goed worden. Toch blijft het de moeite. Hoewel het boek existentiële vragen stelt, is het toch lichtvoetig van toon. En gedurfd, een waagstuk.

“Eén van de functies van literatuur is het in vraag stellen van zekerheden”

Prof. dr. Hans Vandevoorde

Boek drie: Dagen in huis – Roelof ten Napel (2021)

Voor het derde boek kom ik met een laatste thema op de proppen: het verlangen naar schoonheid. Dat is heel persoonlijk, maar dat is wat poëzie voor mij als hoogste vorm van literatuur betekent. Ik ben altijd op zoek naar poëzie, ook in proza. Poëzie is gewoon alles. Het is het aanwezig stellen van wat afwezig is in taal. Het gedicht ‘In de tuin’ is een goed voorbeeld van hoe poëzie het onzichtbare zichtbaar maakt. Het gaat over lakens die de wind vangen en deze zichtbaar maken. Ten Napel stelt met dit gedicht door het thema van het huis als lichaam ook aanwezig van wat er innerlijk gaande is. Je manier van doen zegt iets over hoe je je inwendig voelt. Als ik hier voortdurend zit te bewegen met mijn handen, dan betekent dat dat ik een nerveus persoon ben. Jij bent heel rustig, of je ziet er heel rustig uit.  

Dat is maar schijn (lacht).

Daar gaat de bundel van Ten Napel ook over, over de schijn van het uiterlijke en het doorbreken daarvan. De meeste mensen houden van eenvoudige doch troostende poëzie, terwijl poëzie voor mij net dat ontwrichtende kan hebben. Het maakt je sterker wanneer je met iets geconfronteerd wordt wat je niet begrijpt dan wanneer je iets leest dat je begrijpt. Mensen zoeken in boeken of films vaak naar iets herkenbaar omdat dat hen zekerder maakt, terwijl ik het juist belangrijk vind om in mijn gewoonten niet bedrogen te worden, maar… vervreemd te worden. Dat vind ik een veel interessantere functie van literatuur.

“Ik ben altijd op zoek naar poëzie, ook in proza. Poëzie is gewoon alles. Het is het aanwezig stellen van wat afwezig is in taal”

Prof. dr. Hans Vandevoorde

Zijn er ook nadelen verbonden aan literatuur lezen?

Het potlood. Je kunt als beroepslezer niet meer lezen zonder potloden. Op vakantie dwing ik mezelf een boek te lezen zonder potlood, want geen notities maken is voor mij vakantie. Het indringend lezen gebeurt wel beter met een potlood, want zo lees en onthoud je het gelezene beter. Vertelstructuren zijn daarbij uitermate belangrijk, want inzicht daarin doet je beter begrijpen hoe je misleid wordt in boeken. Ik vind het heel belangrijk om dat mee te geven aan studenten, omdat zij dan misschien ook beter doorzien wanneer ze misleid worden in de media. Vaardigheden van de literatuur kun je dus overdragen naar andere domeinen en er voordeel uit halen. Een tekst goed kunnen begrijpen en verwerken is een vaardigheid die we op de universiteit aanleren en dat is ook wat onze afgestudeerde studenten meedragen. Het is nog belangrijker dan vroeger geworden om goed te kunnen lezen en te herkennen hoe je door retorische structuren gemanipuleerd kunt worden om dingen te geloven. Als je zulke dingen leert doorzien door je vaardigheid van goed te kunnen lezen… dat meegeven is één van de functies van de universiteit, en zeker van de opleiding taal- en letterkunde.  

Na een anderhalf uur durend gesprek spring ik opnieuw op mijn fiets met niet alleen nieuwe titels die ik op mijn verlanglijstje plaats, maar ook met nieuwe inzichten in de (functie van) literatuur. De rest van de appelcake bleef thuis bij de professor.

0 Comment