Tekst: Wannes Depoortere
Beeld: Andreas Lorrain
Lente. Zon. Aan elkaar, soms. Meestal wel, op maandagen zeker. Koele ochtend, de lucht is stil blauw, wacht nog op uren die zichzelf zullen aanbieden.
De grastrappen op de VUB-campus glanzen, pril verscholen in de kruin van de dag.
Er ligt nog ochtendraap op zijn oude, ruwe knieën. Schaduwen overheersen voorlopig de vlakte.
Gemijmer. Over een lente, elke lente weer, het eerste streepje zon. Bultige treden, de aanspoelende studenten in het achterhoofd. Zodra er ook maar iets dat glanst in beweging komt, ligt ze vol en wordt ze overladen met handen, buiken, voeten, licht.
Opeens is het middag, kruipende temperaturen (rupsentraag omhoog, maar dat deert niemand), ze stromen toe, eisen zichzelf een plekje op, autoritair-anarchistisch in één enkele zitbeweging.
Benen worden gestreken, armen raken verdwaald. Gesmak als vogelgeluiden in een bos zonder bomen.
Schaduwpauzes zijn het. Gestolen momenten van verbroedering, gelach, vertier, verstilling. Stembanden om gesmeerd te worden, ogen om het gras te strelen.
Op een berg zit een bult en iedereen wil erop zitten, wil zich laven aan de eerste lenteprikkels. Overal meren mensen aan. Soms samen, soms apart, dan zie ik een man in halfvolle zwembroek (lijkt op een short, is het niet) grasbaantjes trekken, ogen samengeknepen (zon als nieuw soort water, het wordt gulzig gedronken, stroomt langs de kaken) tegen de opvliegende pollen, een groep vrienden raakt een frisbee kwijt, verderop ligt een meisje te lezen, broodkruimels (vermoedelijk cafétariasandwich, club kaas) in de grassintels, een nieuw tijdperk breekt aan,
Kom dat zitten.
Een avond valt altijd één keer. Wat achterblijft is heel wat, de schoonheid van een misvormde grasbult, een verdwaalde sigaret (of 120) later, wind als knorrende vuilnisman, een blikje halfgedronken cola slingert zich een weg naar het volgende stukje gras. De volgende dag.
Er zijn holtes genoeg, alleen zijn de mensen weggetrokken om ze te vullen, zichzelf te vullen, de hele wereld te vullen. Het is een soort guitigheid. Een onbestemd verlangen. Samenkomen. Het gras een gezicht geven, een plaats, een tijdstip. Een land, in een eiland.
Grastrappenvertier. En hoe schoon dat eigenlijk is.
0 Comment