Recensie: ‘Onderhuids’ (2021) door Jade Bernauw

Eind vorig jaar verscheen Onderhuids (2021), de eerste dichtbundel van VUB-student en Moeialler Jade Bernauw, verrijkt met illustraties van Elena Marinakis. De bundel bevat een reeks zeer korte gedichten, neergepende denkbeelden die de dichter tijdens de sombere herfstmaanden bezighielden. De lezer wordt rondgeleid door de gevoelens en herinneringen die zij “net niet op het oppervlak” van haar psyche met zich meedraagt en ontdekt in fragmenten haar beleving van een pijnlijke breuk, waaruit die emoties voortkomen.   

Tekst: Anthony Manu
Beeld: Dichtbundel Jade Bernauw met illustraties van Elena Marinakis

Onderhuids is een compact, fraai gelay-out boekje en bevat 38 zeer beknopte maar symbolisch interessante gedichten. Ieder gedicht telt één of twee, een enkele keer drie, verzen en gaat gepaard met een minimalistische tekening van de hand van Marinakis. Op het vormelijke vlak leunt Onderhuids met andere woorden sterk aan bij instapoetry, de doorgaans korte, heldere, kwetsbare en sociaalkritische poëzie die vaak op sociale mediakanalen verschijnt. Inhoudelijk hebben de gedichten voornamelijk hun kwetsbaarheid en focus op emotionele verwerkingsprocessen gemeen met het typische internetgedicht. Ze vertolken, volgens het voorwoord, persoonlijke gedachten van de dichteres, schetsen een levendig beeld van een gevoelswereld in de nadagen van een crisis en kennen, ondanks hun beperkte lengte, geen gebrek aan diepgang en subtiliteit.

De bundel is zo samengesteld dat lezers de teksten als reeks opeenvolgende reflecties kunnen beschouwen. Wie alle “zinnen” op die wijze na elkaar leest, ontdekt hoe een ik/zij-figuur melancholisch gestemd en op een niet-chronologische wijze, terugblikt op haar verleden met een jij/gij-figuur en tracht om te gaan met haar gemis. Een terugkerend gedachte bij dat verwerkingsproces luidt de emoties van verdriet, schuld en onbeantwoord verlangen, die na de relatiebreuk overblijven, nu niet meer uitgesproken kunnen worden. Ze komen hooguit, op een onvolkomen manier, tot uitdrukking in de blikken van de figuren wanneer die elkaar tegen het lijf lopen. Het huidige gebrek aan woorden om de gevoelens mee te rationaliseren staat in een schril contrast met de beschreven “zee van zeggen” waarmee de “jij” hun relatie voorheen omkaderde.

Waar de woorden, eens ze uitblijven weinig sporen nalaten, gaan de non-verbale uitdrukkingen van verbondenheid namelijk over in hun tegengestelden: stiltes, zichtbaar ongemak en afwezigheid.”

Nu lijkt de ik-figuur niet zozeer naar die woordenzee an sich terug te verlangen. Het gemis van de stem, gebaren en aanrakingen van de “jij” blijven haar denken niettemin vormgeven. Waar de woorden, eens ze uitblijven weinig sporen nalaten, gaan de non-verbale uitdrukkingen van verbondenheid namelijk over in hun tegengestelden: stiltes, zichtbaar ongemak en afwezigheid. Daardoor blijft het “ik” hun uitblijven bewust en in het nu ervaren. Ze suggereren zo de emotionele realiteit van de voormalige geliefden, die hun connectie niet ervaren als iets wat in het verleden ligt en ooit volmaakt had kunnen zijn maar als een iets wat nu onvolmaakt blijkt te zijn, dat eigenlijk altijd al was en dat nu ook altijd zal blijven. Slechts door de non-verbale uitdrukkingen van afstandelijkheid te observeren en zich bewust te worden van de pijnlijke ervaring van de eeuwig “onafgewerkte” verbondenheid kan het “ik” hopen enigszins vrede te vinden met haar emoties.

De poëzie van Bernauw lijkt er met haar elegische toon en fragmentarische stijl naar te streven de paradoxale overgang van het gemis van een relatie naar de ervaring van een schijnbaar eeuwige, fundamenteel onvoltooide connectie ook talig op te roepen. De reflectie over de limieten van de verwoorde gedachte in vergelijking met de non-verbaal uitgedrukte beleving en de poging om met de gedichten aan die beperkingen van taal te ontsnappen, geven haar werk een zekere literaire diepgang. Voor psychologische diepgang zorgt voornamelijk de ontleding van het gevoel dat de “jij” het denken en het gevoel van het “ik” meebepaalt.

Een andere sterkte van Onderhuids bestaat in de vele creatieve variaties op een centrale fantasie, met name die van de relatie en de herinnering daaraan als het verblijf in de ruimte van de ander. De jij-figuur “omringt” het lyrische “ik” en komt door wat haar “omgrenst” heen.  Hij “huisde” in haar en zij vraagt zich af of ze zijn “brandend[e] huis” is. Hij is nog niet “vertrokken” uit haar hoofd en uiteindelijk moeten de figuren uit elkaars hoofden “ontglippen”. Ook de focus op ogen en de visuele waarneming in verschillende gedichten kan in het verlengde van dat symbool geïnterpreteerd worden. Worden ogen tenslotte niet vaak als poorten naar de ziel, ruimtelijke verbindingen tussen de essenties van personen, beschreven? In Onderhuids lijkt hun verbindende functie in het gedrang te komen. De ogen van het “ik” kunnen niet meer vinden wat zij wil zien, wat het schijnbare verlies van haar verbondenheid met de “jij” kan symboliseren.

Enkele vermeldingen van kleur en een vermelding van een nachtelijke zwartheid, die “verbloemd” kan worden door dromen (al lijken de verwelkte bloemen twee gedichten verder erop te wijzen dat die verbloeming en dus waarschijnlijk ook de dromen van het “ik” onmogelijk zijn geworden), sluiten dan weer aan bij de symboliek van het gezichtsvermogen. De gedichten maken duidelijk dat de kleur en de verbloeming voortkwamen uit de hoop van het “ik”, die werd in stand gehouden door de woorden van de “jij”. Nu het “ik” haar dromen en die woorden kwijt is, resteert enkel een lichte “zwartheid”, die nooit in een volledige blindheid verandert maar een voortdurende beperking van het “zicht”, lees: van de verbinding met de ander, inhoudt. Zonder in het hermetische te vervallen weet Bernauw met andere woorden een bescheiden “web” aan symbolen uit te bouwen met de ruimtelijke symboliek als centrum.

Door “blik” hier als een metoniem voor “ogen” te hanteren, benadrukt de tekst hoe haar verdriet geen tijdelijke pijn is die te verhelpen valt met een huilbui maar haar kijk op haar wereld, haar manier van denken over zichzelf, over relaties en over haar emoties verstoort.

De terugkeer van de centrale ruimtelijke fantasie in verschillende beelden creëert daarnaast het effect van een herinnering die, hoe hard men haar ook tracht los te laten, steeds uit het onderbewuste naar boven komt drijven. Dat is des te meer zo dankzij de psychoanalytische ondertonen van Bernauws poëzie, die vooral hoorbaar worden wanneer het lyrische “ik” terugverlangt naar een onwetendheid, zich verliest in hoe de ander haar verwoordt of de van aanvaarding van een ontkende pijn uit het verleden als een voorwaarde voor de verwerking van verdriet beschouwt.

Verder slaagt de dichter erin haar terugkerende beelden te verrijken met knap subtiele details die de beelden een extra betekenislaag schenken. In een bepaald gedicht droogt de zij-figuur, die met de “ik” lijkt samen te vallen, bijvoorbeeld haar “blik”. Door “blik” hier als een metoniem voor “ogen” te hanteren, benadrukt de tekst hoe haar verdriet geen tijdelijke pijn is die te verhelpen valt met een huilbui maar haar kijk op haar wereld, haar manier van denken over zichzelf, over relaties en over haar emoties verstoort. In een ander gedicht worden de “kamers” van de figuren vermeld. Het kan zeer letterlijk over slaap- of woonkamers gaan maar kan evenwel gelezen worden als een interessante variatie op het beeld van de partners als huizen voor elkaar.

Kortom, er zijn weinig lezers wie ik niet zou aanraden Onderhuids zelf te ontdekken. Het is een erg toegankelijke maar sterk geschreven bundel die zijn lezers meevoert in een diep poëtische, ongekunstelde reflectie over een bepaalde vorm van gemis. Hij is snel uitgelezen maar eist meerdere lezingen van wie de psychologische complexiteit en de vernuftige symboliek ten volle wil kunnen waarderen.

Jade Bernauw studeerde af als leerkracht secundair onderwijs Nederlands en niet-confessionele zedenleer aan de Erasmushogeschool Brussel en studeert na een jaar lesgeven verder met een schakelprogramma moraalwetenschappen en wijsbegeerte aan de VUB.

Indien je interesse hebt in een dichtbundeltje kan je Jade bereiken via haar poëzieplekje op Instagram  (@j.adebernauw).

0 Comment