Rode mutsen bedekken niet alleen je haren

Rode mutsen bedekken niet alleen je haren, vaker hangen ze ook voor je ogen en ben je weerloos tegen de gedachten die je hoofd overspoelen.

Tekst: Wannes Depoortere
Beeld: Andreas Lorrain

De Anspachlaan, woensdagnacht. Regendruppels rollen als pingpongballen door de brede boulevards, enkele windvlagen beuken m’n haren alle kanten uit. November is in het land en krijgt een warm welkom van het weer: op twee verzopen labradors na, is er geen hond op straat. Ik ben op een zoveelste nachtwandeling, struinend door de verlaten straten van spookstad Brussel.

Ook deze nacht kan ik niet slapen en dus lijkt wandelen in de regen aanlokkelijker dan onder de lakens blijven. Gewapend met muts en regenjas met daaronder slechts de dunne slaapkleding sluip ik naar buiten, sluit de deur en wandel langs rijhuizen en verlaten straten. Alles ligt er opgeblonken bij, dauw op de tegels en verderop slaat de wind tegen de ramen. Het lijkt op een eindeloos klappertanden.

Ik wandel richting de Beurs. Het vale straatlicht strooit mijn schaduw als zand over de weg uit. Het vervaagt meestal vóór het licht er grip op kan krijgen.

©Andreas Lorrain

Even verderop zwalkt een man door de straten, roepend naar mensen die alleen nog in zijn hoofd dwalen. Gezien het uur en zijn toestand lijkt hij stevig gedronken te hebben. Ik denk terug aan gisterenavond, aan de alcohol die me overviel en hoe alle gedachten ineens lichter, dragelijker werden. Brussel werd er mooier door, minder grijs en grauw op avonden waar je op zoek bent naar de roes, avonden die ruiken naar zilt en eindeloze wandelingen langs de kustlijn op mistroostige herfstdagen. Alleen is hier geen zeewind om mijn gedachten te kalmeren, eindigt het schudden in een draaikolk die alleen in mijn  hoofd beweegt en op het einde van de avond wist ik niet meer waar de wind vandaan kwam. Ik herinner me alleen dat ik nog nooit iemand verteld heb dat het trekken aan je oorlel niet overgaat als het donker wordt, je weet alleen niet meer waar te voelen.

Voor alle duidelijkheid: ik beschouw mezelf niet als alcoholicus, zelfs niet in studentikoze termen. Wél als verdwaald, voortdurend op zoek in dat rare hoofd van me dat alles overhoop haalt. Het liefst zwijg ik, laat anderen aan het woord en murmel me door de dagen heen. ’s Nachts komt dan het zweven, dromen van moeilijke woorden in andermans hoofden te steken, zodat het jouwe leeg raakt en toch steeds bang zijn om je mond te openen, het voortdurende slikken zonder dat het speeksel opdroogt. Vaak komt ‘s nachts ook de openheid, het vertrouwen in elkaar en alles wordt meer bespreekbaar, de hand op de schouder van je vrienden. En maar glimlachen. Vroeger dacht ik dat het onaanraakbare in de omhelzing zit, de kromming van je handen voor je de slaap opzoekt. Nu zie ik vooral gesprekken die zich al tijden op een piek bevinden en dan op een moment, zonder er precies de vinger op te leggen, gaat alles aan het rollen en groeit een kleine sneeuwbal uit tot een lawine.

©Andreas Lorrain

Ik schuifel bijna onderuit, het binnenstromen van gedachten stopt even. Een regendruppel valt in mijn nek, en ik vraag me af hoe je iemand in de ogen kunt staren als jouw blik altijd naar binnen gekeerd is. Niet denken, verder wandelen. Even ademhalen, sterrenstof inhaleren. Er wordt ergens aan gewerkt, denk ik. Laat dat vooral maar in de Brusselse duisternis gebeuren, eindeloze straten en mutsen die nooit eeuwig naar beneden kunnen vallen.

Het had ondertussen kunnen stoppen met regenen, maar dat gebeurt niet. Ik trek mijn rode muts wat dieper over m’n hoofd, de ruwe stof wrijft enkele haren droog. Met open ogen loop ik de nacht verder in.

0 Comment