De rekening graag

Vandaag was proclamatiedag. Die dag dat je op de Grote Markt gaat staan en de universitaire autoriteit de langverwachte aankondiging doet dat je eindelijk echt iets bereikt hebt, en dat dat zelfs gevierd mag worden. Maar vandaag leg ik het overbodig cynisme eens naast me neer, want de weg naar vandaag was lang, en zoals velen kwam ik het middelbaar niet zonder kleerscheuren door.

Tekst: Sam Nassiri

Beeld: Andreas Lorrain

Niet dat de universiteit zo’n schoonheidsslaapje was, maar de dag dat ik vertrok van het Koninklijk Atheneum Vilvoorde was een verademing. Al vanaf de eerste dag van mijn vijfde middelbaar wou ik de deur van het middelbaar achter mij toe trekken. Dat was mijn tweede poging, niet mis te verstaan. Ik had mijn eerste kans op weliswaar onsierlijke wijze verspeeld. De letters A tot C vormen bij veel middelbare scholieren gedurende de schooljaren de basis van de zelfwaarde. En als je dan geen A krijgt voel je je nutteloos, niet in staat iets te kunnen bijdragen. Er wordt je aangeleerd dat enkel die A de sleutel vormt die de deur naar de “mensen die dingen doen”-wereld opent. Al de rest doet er niet echt toe.

Maar goed, blijkbaar gaat het leven na een C-attest ook nog door. Met iets dat toch hernieuwde moed te noemen valt, probeer je dan opnieuw. Je weet hoe dat gaat natuurlijk, die eerste week. Nieuwe klas, twintig introductierondes. Naar Gedragswetenschappen keek ik echter het meeste uit. De reputatie van die leerkracht was te vinden in het “hard werken, maar leerzaam”-kamp, en eveneens als houvast van de kneusjes. De vraag naar de klas toe tijdens deze zoveelste introductieronde was duidelijk: “Wie ben je? En waarom zit je hier?”.

“Tot op een paar examens voor deze proclamatie, was de faalangst nog steeds overheersend.”

Mijn beurt komt en ik zeg: “Ik ben Sam, ben wel blijven zitten. Daarom ben ik dus naar Humane Wetenschappen gekomen…”. Ik voegde er ook nog aan toe “omdat Humane Wetenschappen mij gewoon beter ligt, denk ik… dan economie”, wat achteraf gezien niet gelogen was. Vervolgens kwam de opmerking: “En wat doe je hier dan?”. Ik moest even grinniken, want ik dacht dat het een grap was. Je weet wel, een ijsbreker om de spanning uit een eerste les met een nieuwe leerkracht te nemen. Maar toen ik na even wat gegrinnik naar hem keek, kwam ik een volledig uitgestreken gezicht tegen. “Je bent blijven zitten… wat zoek je hier dan?” Het lachen verging me ondertussen. “Welk advies stond op je rapport?”, hoorde ik ergens van rechts, want mijn blik was ondertussen al lang in de grond geboord. “TSO”, zei ik, wat ook het geval was. “Waarom zit je dan niet in TSO? Als dat je advies was.” Moest het me geen hersenschudding opgeleverd hebben, zou ik mijn kop in de grond gestoken hebben. “Wat doe je hier dan?”, klonk het nog een laatste beschuldigende keer, weer zonder antwoord van mij. Voor de rest van de les keek ik uit het raam en schreef ik alles op wat er op het bord stond, zonder een woord in me op te nemen. 

Je hebt dan een rotzomer, maar koopt toch bij wijze van wedergeboorte een nieuwe pennenzak en fluostiften tijdens de “back-to-school”-promoties van elke verdomde winkel. Dan schraap je elk klein beetje zelfvertrouwen bij mekaar van het hoopje as dat het sinds eind juni was, en dan wordt dat met drie zinnen weer weggeblazen. Ik was “zijn” richting binnengedrongen, ik had “zijn” richting bezoedeld met mijn gebrekkige economische inzichten en mijn onvermogen een correcte grafiek te tekenen, laat staan te interpreteren. Waar haalde ik toch het lef vandaan om opnieuw te willen beginnen?

Maar, dat is voor veel jongeren nu eens exact het middelbaar onderwijs. Een race om te zien wie er aan de meet nog vertrouwen in het eigen kunnen heeft, en bij wie het helemaal platgestampt is. Wat studenten uit andere richtingen van zijn kostbare Humane Wetenschappen vonden, heb ik de twee daaropvolgende jaren maar voor mezelf gehouden. Maar dat is het net. Hiërarchie overal, competitie in alles. Alsof we gedoemd zijn de oordelen van anderen voor goed uit te leven. Ik kende die leerkracht niet, en hij mij nog minder. En toch had hij al die indruk van me, omdat ik geweigerd had de waterval naar de TSO- en BSO-vergeetput af te gaan. 

“Waar haalde ik toch het lef vandaan om opnieuw te willen beginnen?”

Ik weet ook wel dat ik ergens overdrijf, en ik weet wel wie hier in dit scenario gewonnen heeft, dat bewijst deze column. Het zou me verbazen mocht de man mijn naam nog weten. Toch laat ik het nog niet los, vandaag misschien gewoon een beetje meer dan andere dagen. Mijn eerste jaren op de VUB werden gekenmerkt door een verblindende “I’ll show them”-mentaliteit, ik was iemand die overcompenseerde tot het punt van pure tijdverspilling. Ik zou iedereen met een soortgelijke middelbare ervaring aanraden niet in die voetstappen te treden. Nu stel ik de rekening op van vier jaar hoger onderwijs, die ook eigen ups en downs met zich meedroegen. Tot op een paar examens voor deze proclamatie, was de faalangst nog steeds overheersend. 

Maar toch stond ik vandaag op de Brusselse Grote Markt en droeg ik een blauw kleed en kreeg ik een stuk papier in handen dat me toestemming gaf trots te zijn op mezelf, toch voor even. En dat kan niemand me ontnemen, ook ikzelf niet. Ik heb iets bereikt. Ik heb bereik.

 

0 Comment