Een tweede ambt, een tweede golf. Hoe kijkt rector Caroline Pauwels terug op dat laatste en wat mogen we van haar verwachten wat het eerste betreft? We spreken met haar over noodkreten, inclusie en de ‘V’ in VUB. “Praten over het existentiële, spirituele of religieuze verkies ik boven het invoeren van een stille ruimte. Al heb ik daar zeker ooit anders over gedacht.”
Tekst: Felien Dekorte & Marit Galle
Beeld: Charlotte Deprez
Dat je tijdens het thuiswerken je pendeltijd kan omzetten naar koffiepauzes, maak je onze rector beter niet wijs. De online meldingen die door het gesprek heen zoemen, herinneren ons eraan dat het uurtje schermtijd dat we kregen, gegeerd is. Maar ook dat de leefwerelden van rector en student misschien nog nooit zo dicht bijeen lagen — te beginnen bij de gemengde gevoelens die de start van dit academiejaar met zich meebracht.
Uw tweede termijn kon even starten in code geel. Was dat een opluchting, of eerder met een bang hart afwachten?
“Wij vonden het belangrijk om code geel een tijdje vol te kunnen houden. Anders dan de universiteiten die al naar code oranje overgingen, pinden we ons niet vast op een datum, maar keken we naar de cijfers. Dat doen we nu nog steeds. Voor ons zijn dat — naast de nationale cijfers — dan vooral de cijfers in Brussel, met specifieke aandacht voor de intensieve zorgen in UZ Jette. In het begin van het academiejaar was het nog afwachten wanneer de vaccins er kwamen, vandaag is het: hoe snel worden ze toegediend? Dat is voor ons sturend.”
“Maar ja: dit is een stresserend jaar, en die stress gaat al verder terug dan september. Natuurlijk hadden we gehoopt dat we dit academiejaar sneller vooruit zouden gaan, zowel in de cijfers als in de vaccinatiestrategie. Als bestuur zijn we altijd wel vrij zen gebleven, wat niet betekent dat je niet vloekt, hé. (lacht) Maar ik weet hoe de wetenschap voortschrijdt: langzaam, checkend, opnieuw checkend… Dat afwachten kon ik aan.”
“Ik ben fervent verdediger van de vrije pers en het belang van de journalistiek, maar soms is het belangrijk om eventjes te zwijgen”
“Waar ik op lange termijn het meest angst voor heb, is de toenemende ongelijkheid. Die zal ons als universiteit voor een immense opdracht zetten. Tegelijkertijd moet ik blijven geloven dat er een zekere veerkracht is. Enkele van mijn vrienden laten wel eens vallen ‘dat het nooit meer goed komt’. Ik ben dan de persoon die durft geloven dat men uit de as soms het graan hoger ziet groeien, zoals Jaques Brel het zong. De mens is al uit enorme crisissen terug opgestaan. Zo hoop ik dat er binnen de regering na dit alles genoeg coalitie zal zijn om verandering teweeg te brengen en verder in te zetten op wat nu zo belangrijk is gebleken: het mentaal welzijn bij jongeren en het onderwijs, bijvoorbeeld.”
Voor studenten is het toch moeilijk om positief te blijven en die veerkracht te vinden. Toen de VUB in oktober alweer naar code rood overschakelde, kwam de kritiek dat zij het slechte nieuws eerder via de pers vernamen dan via interne berichtgeving.
“Ik begrijp die kritiek. Voor mij was het belangrijk dat de communicatie intern dubbel werd gecheckt. Na de vergadering moet de dienst communicatie de berichtgeving opstellen, waarna de vicerector Onderwijs en mezelf dat opnieuw scannen. Dan volgt nog de Engelse vertaling — wat in Antwerpen en Gent bijvoorbeeld niet het geval is. Dus je hebt een heel proces, waardoor het soms in de krant verschijnt vooraleer wij het eruit hebben. En nee, daar zijn we niet bepaald blij mee.”
“Wat ook niet helpt, is de hitsigheid waarmee de media op dat nieuws jagen. In het begin probeerden we bijvoorbeeld met alle universiteiten af te spreken om te communiceren op hetzelfde uur. Maar dan zit de pers er al op en worden mensen loslippig. Het is elke rector wel eens overkomen, denk ik. Redelijk in het begin van de crisis werd ik bijvoorbeeld gebeld door de radio, en hoorde ik dat er ook verslaggevers op weg waren naar rector Sels in Leuven. De bal was toen al aan het rollen, dus heb ook ik vroeger het nieuws gelost.”
“Wanneer een docent het woord ‘help’ krijgt, weet die ook niet altijd wat die daarmee moet”
“Hetzelfde zie je in de politiek: als het overlegcomité samenzit op vrijdag, staan de kranten op donderdag al vol met speculaties. Ik ben fervent verdediger van de vrije pers en het belang van de journalistiek, maar soms is het belangrijk om eventjes te zwijgen. Zelf heb ik een mediadieet ingelast; ik laat mij daar niet meer door opjagen.”
“Onze interne communicatie was dus niet altijd snel genoeg, maar de manier waarop we communiceerden, vond ik niet slecht. We zijn bijvoorbeeld overgeschakeld naar digitale nieuwsbrieven, ik ging al eens met een video naar de studenten of het personeel… Ik zou niet zeggen dat het over de hele lijn geslaagd was: de website kon beter, de FAQ was niet altijd up-to-date. Je zit dan ook met heel verschillende doelgroepen waaronder internationale studenten in en buiten Brussel. Kortom: een strakke stroomlijning tussen diensten ontbrak. Maar van de fouten leer je.”
(on)Welzijn
U zei in ons vorig interview dat het moeilijk is om alle studenten te bereiken, zeker zij die daar het meeste nood aan hebben. Is daar verbetering in?
“Dat blijft lastig. We hebben informatieve slides gemaakt die de docenten konden meenemen naar hun lessen — maar niet iedere docent deed dat en niet elke kwetsbare student zit in die les, natuurlijk. Ook probeerden we mensen te bereiken via brieven en folders die we opstuurden, dus er was wel een vooruitgang aan onze kant. Maar iemand die in nood zit, heeft het vaak moeilijker om die hulp te vragen.”
“Kennen jullie het boek De jongen, de mol, de vos en het paard (van Charlie Mackesy, afbeelding rechts, red.)? (Kijkt zoekend rond en tovert dan een exemplaar tevoorschijn) Het ligt hier voor mijn dochter; het is een simpel boekje. Daarin vraagt de jongen aan het paard: ‘Wat is het moedigste dat je ooit hebt gezegd?’. ‘Help’, antwoord het paard. Dat zouden we moeten kunnen teweegbrengen bij degenen die nood aan ons hebben.”
Dit bericht bekijken op Instagram
“Naast beter communiceren naar die groep toe, moeten we er ook voor zorgen dat de hele lijn volgt. Dat ontbreekt nu nog. Wanneer een docent het woord ‘help’ krijgt, weet die ook niet altijd wat die daarmee moet. Hulpkreten komen ook via mail bij mij terecht, maar ook ik kan uiteraard berichten missen.”
“Een positieve noot: op het noodfonds (Caroline Pauwels noodfonds, red.) komen wel mensen af. De vraag om geld te storten heeft bijvoorbeeld vlot mensen bereikt. Het is ook onze bedoeling om dat noodfonds structureler te maken na de pandemie: voor studenten die niet op Erasmus kunnen, bijvoorbeeld.”
Heeft u zicht op het aantal mensen dat de VUB zo kon helpen?
“Ik heb om een update gevraagd, maar de cijfers heb ik nog niet gekregen. Wel slopen er al een aantal fijne bedankingen in mijn mailbox, maar uiteraard blijft de vraag in hoeverre we studenten konden helpen. Het gaat ook breder dan financiële steun: de belactie (een welzijnsinitiatief dat deel uitmaakt van het VUB-project ‘Leave No One Behind’, red.) zet in op het mentale welzijn.”
“Daar zien we dat enkele studenten het écht goed stellen, en kunnen we bij de mensen die hulp nodig hebben, korter op de bal spelen. Zo’n dertig procent gaf ook op voorhand aan niet gebeld te willen worden; voornamelijk jongens en studenten met een religieuze achtergrond die elders steun vinden. De vraag blijft: zitten er in dat percentage mensen met wie het heel slecht gaat? Donderdag (31 maart, red.) staan de laatste telefoontjes gepland, daarna zullen we de cijfers op tafel kunnen leggen.”
Noot van de redactie: ondertussen zijn de eerste, ruwe resultaten van de opbelactie bekend.
Sinds de eerste golf worden we al om de oren geslagen met alarmerende cijfers rond het mentaal welzijn van jongeren. Waarom kwam de VUB nu pas met die actie?
“Tijdens de eerste lockdown hebben we er eerlijk gezegd niet aan gedacht. We hadden toen andere uitdagingen zoals het onderwijs en ziekenhuis organiseren, zorgen dat experten hun werk konden doen, docenten en studenten ondersteunen in het digitale, zoeken naar maskers… Het perspectief was anders; tijdens die eerste golf dachten we dat er tamelijk snel een einde aan zou komen.”
“We hadden bij aanvang van het nieuwe academiejaar al snel door dat het langer zou aanslepen en het perspectief voor de studenten ontbrak. Tijdens het eerste semester liet ik vallen dat ik de studenten zou willen opbellen. Daar was veel interne discussie over. ‘Dat zijn 16.000 studenten, hoe gaan we dat doen; JIJ gaat ze toch niet opbellen?’ (lacht) Die aanpak was zoals het opzetten van een wetenschappelijk onderzoek: dat lukt niet op een, twee, drie.”
“Voor het hoger onderwijs zie ik niet meer veel veranderen dit academiejaar”
“Studenten hun medestudenten laten bellen, vond ik een heel goed plan — die bereiken elkaar gewoon beter. Mijn eerste idee was om tegelijk werk te creëren voor studenten die hun job waren verloren, maar als je niet psychologisch onderlegd bent in zo’n gesprek, ga je nergens heen en creëer je zelfs schade. In december lag het plan op tafel om de studenten Psychologie in te schakelen, maar toen kwamen de examens eraan. Je mag ook niet vergeten dat de volgende lijn, achter de masterstudenten, klaar moest zijn: de mensen die daar nood aan hebben, moeten verder begeleid kunnen worden. En zo werd het al snel maart.”
Wat betreft de opvang van de studenten nadien; komt er een verhoging van de capaciteit bij de studentenpsychologen aan? Momenteel zijn er wachtlijsten van ongeveer twee tot drie weken.
“We zoeken, maar zelfs als je daar werk van wil maken, vind je niet altijd mensen die vrij zijn. Iedereen in het werkveld heeft een lange wachtlijst. Die oproep tot meer capaciteit ligt nu terug bij de faculteit psychologie, met de vraag om emeriti of gepensioneerde alumni in te schakelen. Ik spreek ook vaak met de mensen van het TEJO huis. Met die uitbreiding zijn we dus bezig.”
(Onderbreekt zichzelf) “Ik krijg net de cijfers van het ziekenhuis binnen, ik ga die even checken, dat doe ik iedere dag. Dat mag hé, dat ik even kijk?” (Leest fronsend) “De boodschap is dat ze voor de derde keer naar fase 2a overgaan. Dat wil zeggen dat zestig procent van de intensieve zorg, voorbehouden wordt voor covid-patiënten. Gisteren dachten we nog dat de cijfers in een plateau zouden evolueren, maar nu weten we dus dat dat niet meer het geval is. Dat is niet goed.”
Die dagelijks stijgende cijfers wierpen onlangs ook het doek over de terugkeer naar enkele fysieke lessen op de VUB. Welk perspectief is er nog voor de studenten, op lange termijn?
“Eerlijk gezegd geloof ik niet dat we na de paasvakantie nog veel versoepelingen gaan zien. Ik denk dat — al vind ik dat heel erg — de overheid opnieuw voorrang zal geven aan de lagere en middelbare scholen, zoals dat tot nu toe altijd geweest is. Voor dat studentenkrediet hebben we allemaal gepleit, daar mag je van op aan. De meeste virologen — waarvan velen trouwens zelf lesgeven — en ministers vinden dat ook helemaal terecht en waren daar ook voor gewonnen, maar je moet altijd in een soort van totaliteit gaan kiezen. Daarom zie ik ook niet meteen veel veranderen voor het hoger onderwijs dit academiejaar.”
Noot van de redactie: Op de beslissing van het Overlegcomité op 14 april dat ook het hoger onderwijs terugkeert naar de situatie vóór de zogenaamde ‘paaspauze’, reageert de rector als volgt: “Ik denk dat er heel weinig verandert. We zitten op de grens van twintig procent aanwezigheid, wat nog altijd een geringe versoepeling is. Niet dé versoepeling waarop we allen hoopten.”
“Wat de examens betreft, willen we zoveel mogelijk als vorig jaar werken: in mengvorm. We staan opnieuw in contact met de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis zodat studenten examens op locatie kunnen afleggen. Dat verliep de vorige keer goed, en studenten waren daar best tevreden mee. Fijn is het natuurlijk niet, maar examens zijn dat nooit.” (lacht)
“Mensen van diverse achtergronden moeten ook tot onze officiële vertegenwoordiging komen”
“Ik hoop vooral op een zomer die wat luchtigheid kan bieden. En daarvoor richt ik mijn pijlen op het vaccineren — de vaccins van Johnson & Johnson zouden er bijvoorbeeld midden april komen — dat moet vooruit beginnen gaan. Het perspectief is de hoop op een zomervakantie die zal lijken op de vakantie vorig jaar, waarin we — dankzij de vaccinatie — toch bepaalde activiteiten kunnen laten doorgaan. Over ‘het rijk der vrijheid’ zou ik niet spreken, want dat is voor mij heel absoluut, en daar zijn we nog niet. Uit de bol gaan op festivals — iets wat voor jongeren zo belangrijk is — komt er nog niet. Reizen zal dan misschien wel weer lukken. Ja, een wat luchtigere, vrijere zomer; daar kijk ik naar uit.”

© Charlotte Deprez – Moeial archief
De ‘V’ van gelijkwaardigheid
U had het eerder over de toegenomen ongelijkheid. Na uw herverkiezing pleitte u dat ‘de VUB moet staan voor gelijkwaardigheid’. Hoe verloopt de communicatie tussen het VUB Equality Network (VEN, dat enkele maanden geleden ontstond, red.) en het beleidsniveau van de universiteit?
“Het VEN heeft er ondertussen een drietal meetings op zitten; tegelijk debriefen ze mij op regelmatige basis zoals gisteren, en daar komen dan concrete acties uit. De communicatie verloopt dus rechtstreeks. Wel denk ik dat bepaalde zaken niet enkel met mij, maar ook met de decanen besproken moeten worden, zodat hun stem ook daar gehoord wordt. Waar we echt toe moeten komen — dat heb ik goed begrepen uit onze vergadering gisteren — is dat mensen van een diverse achtergrond ook tot die officiële vertegenwoordiging komen. Het is heel goed dat het VEN er is, maar het zou jammer zijn als het een aparte organisatie blijft. Van in het begin moeten we hen mee betrekken. We learn as we walk.”
Binnenkort gaat de lessenreeks over (anti-)racisme van Dalilla Hermans van start. Neemt u zelf ook deel?
“Dalilla nodigde ik in juni 2019 uit om fellow te worden van de VUB. Daardoor konden we haar vragen om tijdens de zomer de gesprekken over (anti-)racisme en discriminatie aan onze universiteit, als gevolg van de Black Lives Matter-protesten, te leiden. Ik heb zelf ook contact met haar. Ik vind dat dus heel belangrijk, maar die lessen volgen, dat zal niet echt lukken in de agenda. (lacht) Maar geen zorgen: ik wordt wel gevoed rond die issues; via het Hannah Arendt-instituut en WeKonekt-debatten, bijvoorbeeld. Dalilla Hermans zal ook sterk betrokken blijven bij wat de VUB doet.”
Als universiteit zonder gebeds- of stille ruimte, is de VUB nog steeds uniek. Botst het vrijmaken van zo’n ruimte vandaag nog steeds met de ‘V’ in VUB?
“Ik heb daar verschillende meningen over, en die evolueren eerlijk gezegd nog continu in alle richtingen. Ik heb wel oor naar de vraag; we hebben bijvoorbeeld het ‘Monument van troost’ en vragen ons af of we er niet zoiets zou kunnen zijn: een kleine ruimte, waar je met maximum twee of drie kan samenkomen en je eventueel ook iets met kunst kan doen (denkt na). We zijn nog steeds van oordeel dat er in de omgeving verschillende plekken zijn waar men kan gaan bidden. En dat religie — al levert het je soms mooie gebouwen op — een privézaak is die niet altijd grote plaatsen nodig heeft.”
“Uit gesprekken met die jongeren met religieuze achtergrond, merk ik trouwens dat ook zij daar verdeeld over zijn. Sommigen zeiden me: ‘Wij vinden dat een universiteit onderwijs en onderzoek moet verstrekken, niet religieuze ruimtes.’ Wat is onze core business? Dat is onderwijs en onderzoek. Natuurlijk willen we ook dat mensen zich goed voelen op campus, maar het inclusieve kan je op veel verschillende manieren doen. Uiteraard moet er open over religie kunnen worden gesproken. Daarom hebben we ook bijvoorbeeld de expo JRSLM ingericht. Ik vind het belangrijk dat er gepraat wordt over het existentiële, en dat gaat vaak gepaard met het spirituele of religieuze. Het zal misschien hard klinken, maar zo’n zaken verkies ik boven een stille ruimte. Al heb ik daar zeker ooit anders over gedacht.”
“De ‘V’ in VUB moeten we volgens mij echt vrijwaren”
“Uit ervaring weet ik dat het gesprek rond stille ruimtes ook zal leiden tot nieuwe debatten aan de universiteit. Dat ze bijvoorbeeld voor vrouwen en mannen apart zouden moeten gereserveerd worden. Daar heb ik het moeilijk mee en zou ik ook niet in meegaan. Tegelijkertijd is het een discussie die we moeten blijven voeren. Een iftar in de cafetaria waarin we samen dat einde vieren, daar zou ik bijvoorbeeld niet tegen zijn. Dat wil niet zeggen dat we enkel de feesten en het leuke van de religies willen opnemen, dat is ook niet de bedoeling, maar ik vind dat wel inclusief.”
“De ‘V’ in VUB moeten we volgens mij echt vrijwaren, in de zin dat studenten met religieuze achtergrond de begingeschiedenis van de VUB niet altijd meekregen. Dat betekent: meegeven waarom en in welke context de Vrije Universiteit is opgericht. In het katholieke Vlaanderen van toen — dat trouwens ook op jongeren heel dogmatisch inwerkte — is dat een oord van emancipatie en invraagstelling geworden. En dat is nog niet eens zo lang geleden. Pas op: ook de vrijzinnigheid was en is af en toe nog steeds te dogmatisch. Als ik lesgeef, begin ik met de Franse wiskundige en natuurfilosoof Henri Poincaré: wat betekent dat, en is Poincaré ons dogma, vraagteken?”
0 Comment