The Brussels School of Governance: een opportuniteit voor de VUB, maar ook een teken van haar eigen dysfunctie

Link to English-language version of this article – The Brussels School of Governance: an opportunity for the VUB, but also an omen of its own dysfunction

De Brussels School of Governance (BsoG) is een academisch project dat hoopt uit te groeien tot een standaard van het hoger onderwijs in Brussel. Door in te spelen op de hoge concentratie van politiek relevante actoren in de stad wil de BSoG een referentiepunt worden voor opleidingen in Europees en internationaal bestuur en veiligheid, en daarnaast ook opleidingen aanbieden in rechten en handel. Het toetreden van de BSoG gaat gepaard met een collegegeld van 13.000 euro per academiejaar, een forse verhoging ten aanzien van het gesubsidieerd onderwijs in België. In het algemeen is de BSoG een toegevoegde waarde voor het internationaal profiel van de VUB, maar haar efficiëntie en focus op studenten engagement zetten een schijnwerper op hoe de VUB vaak zelf die eigenschappen mist voor haar eigen studenten.

Tekst: Filip Lismont

Beeld: Andreas Lorrain

Om meer te weten te komen over de BsoG en wat het voor onze universiteit betekent, sprak de Moeial met haar twee vice-decanen: Alexander Mattelaer en Sven Van Kerckhoven. Professor Alexander Mattelaer doceert aan de VUB, met een passage aan het Vesalius College eerder in zijn carrière. Professor Sven Van Kerckhoven komt vooral vanuit het Vesalius College, waar hij eerder aan het hoofd stond van het departement handelswetenschappen en economie. Beide professoren bekleden vooraanstaande posities bij het Institute for European Studies (IES), wat erop wijst dat het samenwerkingsproject niet uit de lucht komt vallen.

Een partnerschap voortgezet

The Brussels School of Governance komt voort uit een reeds lang bestaande samenwerking tussen de Vrije Universiteit Brussel en het Vesalius College. “De twee instellingen bewonen al vele jaren fysiek hetzelfde gebouw en wisselen personeel uit. De namen verschillen, maar de twee zijn sinds het begin nooit echt gescheiden geweest,” vertelt professor Mattelaer. 

De oorsprong van de BSoG komt van de “allesomvattende visie” van Caroline Pauwels aan het begin van haar rectoraats-periode aan de VUB. Mattelaer herinnert zich “dat ze de versnippering die ze zag tussen de VUB en VUB-gelieerde instellingen wilde tegengaan.” In 2017 kreeg Luc Soete de opdracht om een rapport samen te stellen over hoe die versnippering het best kon worden bestreden, wat resulteerde in het advies om de VUB-gelieerde entiteiten, die langzaam uit elkaar liepen, te bundelen. “Nu, jaren later, is Luc Soete rector van de BSoG en zijn Sven en ik vice-decanen,” zegt Mattelaer.

De band die we met de VUB hebben stelt ons in staat om de kennis en expertise die we op de BSoG genereren, te delen.

Sven Van Kerckhoven

De BSoG is een autonoom initiatief met een eigen leiderschapsstructuur, maar onderhoudt nauwe banden met zijn moederinstellingen. Hoewel de BSoG nog in de kinderschoenen staat, leunt het op veel van de infrastructuren van de VUB en VeCo. Deze afhankelijkheid zal hopelijk groeien en alle betrokken partijen ten goede komen, in plaats van enkel te dienen als een opstapje voor de BSoG. Beide vice-directeuren geven aan dat dergelijke spillovers naar de VUB niet alleen mogelijk, maar ook zeer waarschijnlijk zijn. 

Van Kerckhoven belicht twee potentiële voordelen. Ten eerste “dwingt BSoG zichzelf om een pionier te zijn in onderwijs, onderzoek en innovatie. Als je kijkt naar hoe wij de overstap naar online leren hebben kunnen maken in vergelijking met openbare universiteiten, dan is er een enorm verschil. De band die we met de VUB hebben, stelt ons in staat om de kennis en expertise die we op de BSoG genereren, te delen.” Dit geldt niet alleen voor digitaal leren; onderzoek en onderwijspraktijk zullen hoogstwaarschijnlijk ook over de institutionele lijnen heen worden gedeeld. Ten tweede “brengt het idee van één enkele hub een groot deel van het internationale bereik van de VUB op het gebied van onderzoek samen, evenals het segment van het niet-gesubsidieerd onderwijs. Dit zal helpen om de BSoG – en bij uitbreiding de VUB – als middelpunt te plaatsen in de grote beleidsuitdagingen van onze tijd.”

(Over)verzadiging

De stad Brussel herbergt een immense concentratie van wereldwijd relevante politieke en maatschappelijke actoren. De stad staat bekend als ‘de hoofdstad van de Europese Unie’, bevat het hoofdkwartier van de NAVO en is bezaaid met ambassades en internationale NGO’s. Het is dan ook geen verrassing dat beleidsgerichte academische initiatieven hier zo talrijk aanwezig zijn. De VUB biedt haar eigen Engelstalige, beleid-georiënteerde tracks aan, maar heeft ook verschillende satellietprojecten zoals het Instituut voor Europese Studies (IES), de Brussels Diplomatic Academy en nu ook de BSoG in samenwerking met VeCo. Daarnaast zijn er de ULB, Saint-Louis en Kent; zelfs de KU Leuven vestigt zich midden in het centrum van de stad.

De BSoG speelt een belangrijke rol in de versterking van de VUB haar positie op deze steeds meer verzadigde markt. Al bestaat er terecht bezorgdheid dat de VUB de BSoG een zodanige impuls geeft dat de waarde van de eigen internationaal georiënteerde cursussen wordt aangetast. Mattelaer tempert deze bezorgdheid door te stellen dat “de BSoG niet concurreert met de VUB, de UGent of de KULeuven, maar met de Hursty school in Berlijn, de LSE in Londen en andere entiteiten in die categorie waar het prijssysteem gebaseerd is op het private model”.

Het traditionele universiteitsmodel ondergaat een schok. Digitalisering dwingt universiteiten ertoe hun rol aan te passen.

Alexander Mattelaer

De erkenning hier is dat geprivatiseerde academische instellingen met hoog inschrijvingsgeld onvermijdelijk zijn, en dat het voor de VUB het beste is om een stoel aan tafel te hebben in plaats van in volle concurrentie te treden met geprivatiseerde instellingen die munt komen slaan uit de politieke relevantie van Brussel. Alsnog blijven er vraagtekens rond het effect van de BSoG op soortgelijke cursussen die aan de VUB worden gegeven, en of de oprichting van nieuwe, meer prestigieuze initiatieven geen interne hiërarchie creëert tussen VUB-geaffilieerde instellingen.

Maatschappelijke relevantie

Een groot deel van de vorming van een samenhangend academisch netwerk bestaat uit het opbouwen van maatschappelijke relevantie; een belangrijk punt dat naar voren werd gebracht door Caroline Pauwels tijdens het lanceringsevenement van de BSoG. Het meten van maatschappelijke relevantie is niet eenvoudig, en de manier waarop een academische instelling dit doet hangt meestal af van haar eigen sterke punten en doelstellingen.

“Relevantie is datgene wat mensen in de samenleving besluiten relevant te maken door ernaartoe te trekken, en dat is waarom wij (als VUB en BSoG) geneigd zijn veel nadruk te leggen op de netwerkrol”, stelt Mattelaer. “Universiteiten houden zich bezig met kennisbeheer; zij breiden kennis uit via onderzoek en geven die door aan de volgende generatie via onderwijsprogramma’s. Dat traditionele model ondergaat een seismische schok als gevolg van, onder andere, digitalisering. De kosten van reproductie en verspreiding van gegevens en kennis zijn tot bijna nul gedaald. Als gevolg daarvan is de informatieruimte geëxplodeerd, wat de universiteiten dwingt hun aanpak aan te passen en hun diepe rol als fora die onderscheid maken tussen wat er toe doet, en wat er niet toe doet, te herwaarderen”.

Getuige zijn van alle voordelen van de BSoG is juist confronterend wanneer men bedenkt dat stagemogelijkheden, interacties tussen studenten en docenten, en administratieve efficiëntie aan de VUB zelf eerder afnemen dan toenemen.

De wereld verandert in een ongekend tempo. Aanpassen aan een veranderend mondiaal klimaat is de kern van effectief bestuur, en dat aanpassingsvermogen is een hoeksteen van het onderwijsprofiel van de BSoG. De gestroomlijnde institutionele structuur betekent dat bij het opstellen van curricula en het lesgeven meer rekening zal worden gehouden met actuele prioriteiten en uitdagingen. Professor Van Kerckhoven stelt dat “van de BSoG wordt verwacht dat het op een efficiënte, zakelijke manier functioneert. Het dwingt ons ervoor te zorgen dat alles wat we aanbieden relevant en actueel is. We zoeken voortdurend naar mogelijkheden en pakken uitdagingen aan. Het vraagt van ons dat we scherp zijn, want we moeten vrij snel kunnen schakelen.”

Elke student telt

Vandaag de dag gaat het er in het hoger onderwijs niet alleen om welke informatie prioriteit moet krijgen, maar ook om een soepele overgang naar het beroepsleven. Een van de belangrijkste voordelen van een BSoG-student zijn, is de verzekering van “een verscheidenheid aan stagemogelijkheden bij prestigieuze en internationaal gerenommeerde organisaties, NGO’s, denktanks en internationale bedrijven”, zoals wordt vermeld op de BSoG website. Deze toegang wordt geboden om de academische ervaring van studenten te vertalen in vaardigheden en kennis die impact hebben in een professionele omgeving. Stages helpen ook bij het opbouwen van netwerken en een CV dat aantrekkelijk is voor toekomstige werkgevers. Een ander voordeel van het geprivatiseerde model van hoger onderwijs is de individuele aandacht die studenten aan de BSoG krijgen. Met een klassengrootte van maximaal 30 kunnen studenten genieten van een nauwere interactie met hun docenten.

De BSoG moet het aanzien van de VUB in het mondiale academische klimaat aanzienlijk verhogen. En er is lange tijd nagedacht – minstens drie jaar – over hoe dit kan worden bereikt. Maar voor VUB-studenten zullen de voordelen nauwelijks te zien zijn. En getuige zijn van alle voordelen van de BSoG is juist confronterend wanneer men bedenkt dat stagemogelijkheden, interacties tussen studenten en docenten, en administratieve efficiëntie aan de VUB zelf eerder afnemen dan toenemen. Dit gezegd zijnde, is de opkomst van de BSoG niet meteen een nadeel voor VUB-studenten. Maar het roept wel de vraag waarom de VUB – als zo’n ervaren instelling – niet kan evolueren om haar studenten dezelfde voordelen te bieden. Waarom moet er een aparte school met hoger inschrijvingsgeld komen om te bieden wat de VUB zelf zou moeten nastreven?

De Belgische samenleving en politiek hechten veel belang aan een brede en open toegang tot het onderwijs. Door zoveel mogelijk mensen naar het hoger onderwijs te trekken, worden de middelen breed verdeeld over de grote universitaire infrastructuur.

Alexander Mattelaer

Om de realiteit tegen te gaan dat hoog inschrijvingsgeld voor kwalitatief beter onderwijs een reproductie van socio-economische ongelijkheid veroorzaakt, biedt de BSoG een korting van vijftig procent op het inschrijvingsgeld voor studenten die uitstekende resultaten behalen en zich engageren met extra-curriculaire activiteiten. Via deze korting bedraagt het inschrijvingsgeld wel nog steeds 6.500 euro. Gezien het feit dat veel excellente studenten al financiële steun nodig hebben voor het lagere VUB inschrijvingsgeld zal de kostprijs van 6.500 euro alsnog een obstakel zijn. Mattelaer geeft toe dat “hoewel de BSoG wel kwijtscheldingen aanbiedt, de meerderheid van de studenten het hogere inschrijvingsgeld zal betalen. De particuliere markt van het onderwijs blijft toegankelijker voor studenten met de financiële middelen om het te betalen. Maar je weet en ziet wat je krijgt.”

De prijs van het leren

Het punt dat “elke student telt” op de BSoG wordt herhaaldelijk gemaakt, een erkenning dat studenten gezichten zijn met een toekomst, geen nummers in een systeem. Dit staat in schril contrast met de steeds onpersoonlijkere betrokkenheid die zowel studenten als docenten aan de VUB ervaren. Mattelaer verklaart dit door te benadrukken dat “het faculteitssysteem – dat aan de VUB nog minder diep is dan aan andere instellingen – steeds meer resulteert in zeer grote studiegroepen, een vermeend industrieel model van hoger onderwijs. Vanuit een kwaliteitsoogpunt is dit niet ideaal. De verhouding tussen studenten en personeel evolueert in een richting die het systeem zwaarder belast. Het aantal studenten is gegroeid, maar het aantal personeelsleden is niet (evenredig) gegroeid.”

De Belgische samenleving en politiek hechten veel belang aan een brede en open toegang tot het onderwijs. Door zoveel mogelijk mensen naar het hoger onderwijs te trekken, worden de middelen breed verdeeld over de grote universitaire infrastructuur. In de Belgische context “blijft het gesubsidieerde aspect van het hoger onderwijs het belangrijkste formaat”. “Dus dat gaat nergens heen,” verzekert Mattelaer.

De verschillen tussen gesubsidieerd en niet-gesubsidieerd hoger onderwijs zijn bekend. Het meest opvallend zijn echter de overeenkomsten tussen beide. Mattelaer zegt dat “ook al is de prijsstructuur voor de studenten heel verschillend, de werkelijke kosten zijn hetzelfde. De vraag is niet wat het kost, de vraag is wie het betaalt: de staat of de student.”

De VUB heeft ervoor gezorgd dat ze een stem heeft in de kringen van de geprivatiseerde academische wereld, maar moet ook erkennen dat haar verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij de eigen studenten ligt.

De werkingskosten per student aan de VUB zijn bijna identiek aan die aan de BSoG. Aan de VUB subsidieert de Vlaamse overheid ongeveer 90 procent van de werkingskosten voor studenten van binnen de Europese Economische Zone (EEZ) en ongeveer 65 procent voor studenten van buiten de EEZ. Hoewel het inschrijvingsgeld aan de BSoG dus ongeveer 13.000 euro per jaar bedraagt, tegenover ongeveer 1000 euro voor EEZ-studenten en 4000 euro voor niet-EEZ-studenten aan de VUB, zijn de werkingskosten per student zeer vergelijkbaar.

Dit roept natuurlijk de vraag op: waar gaan al deze VUB middelen heen als het niet naar de verbetering van onderwijs is? De toenemende omvang van de instelling doet onvermijdelijk de kosten stijgen, maar een grotere groep studenten met dezelfde kosten per student maakt ook grootschalige, effectievere investeringen mogelijk die meer waar voor geld kunnen opleveren naarmate de totale middelen toenemen. 

De technische details van deze vermindering van de kwaliteit van het onderwijs rechtvaardigen een artikel op zich, maar Mattelaer’s poging om het samen te vatten is dat “mechanische berekeningen van de toelating van studenten en van het inschrijvingsgeld gericht zijn op de organisatorische kosten van het in stand houden van de instelling. Voor elke ingeschreven student gaat een forfaitair bedrag aan belastinggeld naar de faculteit, maar de universiteit als geheel slokt een aanzienlijk deel op.” De universiteit absorbeert dus een groot deel van de financiering en heeft de taak om toegevoegde waarde te bieden voor alle studenten aan de universiteit.

Schaalvergroting ten koste van kwaliteit

Deze schaalvergroting vloeit voort uit de wil om zoveel mogelijk mensen de kans te geven hoger onderwijs te volgen, een houding die eerder geprezen dan bekritiseerd zou moeten worden. Maar dit betekent niet dat etterende pijnpunten in de administratie en het gebruik van middelen moeten worden verhuld, noch dat de VUB zich moet overgeven aan de heersende problemen van slecht bestuur en personeelstekort. In plaats daarvan zou er gewerkt moeten worden aan efficiënter bestuur gebruik van middelen zonder te hoeven rekenen op leiderschap vanuit de geprivatiseerde omgeving.

De BSoG heeft het potentieel om het imago van de VUB op het wereldtoneel te ondersteunen, en dit partnerschap moet gekoesterd en uitgebouwd worden. Maar de VUB zou naïef zijn om te denken dat haar studenten door dergelijke initiatieven rechtstreeks worden geholpen. De VUB heeft er goed aan gedaan ervoor te zorgen dat ze een stem heeft in de kringen van de geprivatiseerde academische wereld, maar moet erkennen dat haar verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij de eigen studenten ligt.

0 Comment