Verslag: Juryprijs Landjuweel gaat opnieuw naar VUB-dichters

Voor het tweede jaar op rij wint een team van VUB-dichters de juryprijs op de interuniversitaire poëzie- en performancewedstrijd Het Landjuweel. De Moeial was erbij en doet het je (digitaal) herbeleven.

Tekst: Anthony Manu

Beeld: Wout Van Steenwinkel en Xander Verbeeck

Jaarlijks strijden vier Vlaamse universiteiten – VUB, KULeuven, UAntwerpen en UGent – om de literaire overwinning tijdens Het Landjuweel.  Die ontleent zijn naam aan de vijftiende- en zestiende-eeuwse dicht- en voordrachtwedstrijden tussen de rederijkerskamers van de Lage Landen. Het eerste hedendaagse Landjuweel vond plaats in 2018 op initiatief van de Leuvense studenten Bastiaan De Groote, Anna De Wolf en Ella D’Hoe. Sindsdien stellen de letterkundige studentenkringen van elke deelnemende universiteit ieder jaar een team van studenten samen om de eer van hun stad en instelling te verdedigen. De kring van de universiteit die de publieksprijs verovert, organiseert de volgende editie.

Fysieke overwinning in 2020, digitale organisatie in 2021

In 2020 wist een delegatie van VUB-dichters, samengesteld en begeleid door Letteren en Wijsbegeerte Kring (LWK), de juryprijs te bemachtigen. Bijgevolg mocht LWK  Het Landjuweel 2021 organiseren. Normaal gezien kwam het evenement naar campus Etterbeek, maar door de coronacrisis moest naar een alternatief worden gezocht. 

Gelukkig kon LWK rekenen op een tweemanscameraploeg. Wout Van Steenwinkel en Xander Verbeeck reisden naar de verschillende universiteitssteden om de performances vast te leggen en monteerden tevens de beelden. Ook mediaplatform Dagelijksvanalles, een vaste partner van LWK, schoot te hulp en verzorgde een openbare livestream. Het resultaat was een unieke editie van Het Landjuweel waarbij filmtechnieken de dicht- en performancekunst een extra dimensie schonken. Brussel werd ditmaal vertegenwoordigd door Emelijn De Pauw, Ingrid De Weert, Jonathan Delvaux, Lina Dumortier, Mirthe Debats, Nina Moortgat, Nyala Nauwelaers, Robin Demesmaeker, Silke Blancke en Wannes Depoortere.

Leuvense liefdesbreuk

De Leuvense delegatie kwam als eerste aan bod en bracht een serene performance waarbij de poëzie centraal stond en de mise-en-scène bijna minimalistisch maar mysterieus was. Aanvankelijk stonden vier van de vijf Leuvense performers in een rij in een donkere kamer. Ze droegen zwarte en witte kleren en – behalve de voorste spreekster – zwarte mondmaskers. De performster vooraan sprak, verliet de rij, verdween daarbij uit het beeld en liet zo het woord aan de volgende. Dat alles herhaalde zich en de rij werd korter totdat enkel de donkerte en leegte overbleven. 

Een tweede scène bracht echter een laatste individuele performster die het afsluitende gedicht vertolkt. De tekst van de Leuvenaars ging over de verwerking van een liefdesbreuk. Hun poëzie was er een van in gedachten gerijpte hunkering. De gedichten van de eerste scène bevatten prachtige verzen die aan de klassieke Arabische poëzie deden denken (“Gouden fluisteringen / Flarden sieraad aan de hemel / Wandelen over een pad van dromen / Tot daar!)” en bijna hoofse bespiegelingen over liefdesleed (“Het zou makkelijk zijn als ik wrok kon koesteren / Maar daarvoor was ons wederzien immer te mooi / En steeds vol verlangen”). 

Ook de meer moderne, abstracte symbolen speelden met een spanning tussen hevige belichaamde emoties en een reflexieve, symboliserende uitdrukkingsvorm (“Glasschervend licht valt op mijn gezicht. / Droog het kille marmer, / Help mij het leven weer te proeven […]”). Het gedicht van de tweede scène was een hedendaagse ode aan de zelfliefde met concentraties van eindrijm die de aandacht voor vorm in rederijkerspoëzie in gedachten brengen. Knap was ook het spel met voornaamwoorden dat een subtiele overgang van een aanspreking van een vroegere geliefde naar een zelfaanspreking mogelijk maakte.

Actimel (en complexe humor) uit Antwerpen

Bernt Sales Segarra kwam vervolgens aan de beurt. Hij mocht als enige dichter én performer de eer van de UAntwerpen hooghouden en slaagde erin een buitengewoon memorabele voordracht neer te zetten. In zijn tekst, die als het verhaal van een “mystieke ervaring” uit de schrijvers kinderjaren werd aangekondigd, vertelde de ik-figuur hoe hij als kind een flesje Actimel tweemaal bijvulde met kraantjeswater, waarna hij walgde van de aangelengde smaak. Deze teleurstelling symboliseert thans het onomkeerbare einde van zijn geïdealiseerde kindertijd. 

Het eerste deel van het relaas speelde met de kenmerken van het klassieke heldenepos. Referenties aan een postmodern allegaartje van figuren uit Griekse, Romeinse en Noorse godenverhalen (alsook naar Asterix) plaatsten de gebeurtenissen, enigszins ironisch, in een gemythologiseerd antiek verleden. Sales Segarra’s outfit evoceerde tevens een himation, zijn spreekstijl die van een klassieke orator en een van zijn locaties was een zuilengevel. 

Na de Actimelgerelateerde onttovering ging het relaas over in een parodie van het wetenschappelijke discours. De spreker zat achter een computer en trachtte de ramp koortsachtig te ontleden. Het mocht niet baten. Chronus, die Sales Segarra met een knipoog naar Cicero aanklaagde, bleek onverbiddelijk. Terug tussen de neoklassieke zuilen maar nu himationloos legde de ik-figuur er zich ten slotte bedroefd bij neer dat zijn mythische heldendom tot het verleden behoorde. Het schrijven van een danig unieke, steeds verrassende monoloog over het oerherkenbare gemis van een kindertijd zou sowieso een hele prestatie geweest zijn, maar ook de overgave, de schijnbaar onuitputtelijke energie en de complexe humor van de Antwerpse taalkunstenaar waren indrukwekkend.

Gentenaren over ons gejaagde bestaan

Het Gentse team verrijkte hun voordracht met filmtechnieken waaronder het gebruik van een zwartwitfilter en achtergrondgeluiden. Al even gedurfd was de tekst. Gent plaatste zich al dan niet opzettelijk in de traditie van de oorspronkelijke rederijkerij door een knap aaneengedicht stukje allegorisch toneel te brengen. Het verhaal speelde zich af in een station waar een dementerende vrouw op leeftijd respectievelijk een non-binair persoon die worstelt met hun genderidentiteit, een zakenvrouw met weinig tijd voor een privéleven en een angstige jonge vader aansprak. 

De oudere dame, gespeeld door Lise Roosenboom was verward en op zoek naar menselijke warmte. Uit de gesprekken en de woorden van de dichterlijke verteller bleek echter dat ook de andere personages zich verloren voelden in de nog weinig menselijke prestatiemaatschappij. De personages waren typen die aan sociale groepen refereerden en het verhaal bevestigde een centrale boodschap: men lijdt onder sociale verwachtingen maar houdt de schijn hoog. 

Feitelijk is het niet evident om op een dergelijke manier aan hedendaagse maatschappijkritiek te doen. Men dreigt in abstracties of veralgemenende uitspraken omtrent thema’s van diversiteit te vervallen. De Gentenaren wisten echter een zekere complexiteit tot uitdrukking te brengen door de fictionaliteit te benadrukken met de zwartwitbeelden, door de dementie van de hoofdpersoon voor incoherente dialogen te laten zorgen en door alle personages uiteindelijk op een trein te laten stappen alsof er niets gebeurd was. Het stuk pretendeerde geen objectieve maatschappijanalyse voor te stellen maar was een construct, nodig om de pijn te openbaren die in ons gejaagde bestaan anders slechts vluchtig aan de oppervlakte komt.

Onderweg naar Brussel en Bruxelles

Team Brussel bestond uit maar liefst tien dichters-performers. Dat maakte het des te fascinerender dat de gedichten naadloos bij elkaar aansloten en dat de weliswaar mysterieuze performance duidelijk één verhaal deed vermoeden. Het centrale motief van de tekst was een treinrit van Mechelen naar de hoofdstad. Om die te verbeelden konden de Brusselaars terecht bij Tramsite Schepdaal. 

In het trammuseum ontstonden heerlijk artistieke beelden: de personages mijmeren en discussiëren in de met hout ingerichte wagons van vintage trams waar soms een haast onnatuurlijk fel daglicht, dan weer een gedempt gelige licht binnenstroomt via ouderwets ruime en hoekige ramen. Ze voeren monologen tussen de stilstaande gevaarten uit het verleden in de stelplaats met haar spookachtig neotraditionele architectuur. De Brusselse dichters leverden poëtisch vakwerk. Hun stijl valt te beschrijven als een soort hedendaags symbolisme waarbij het verlangen naar een diepere werkelijkheid en de decadente weelde van de symbolenwereld vervangen werden door een laat-kapitalistische nood aan nostalgische afleidingen en geborgenheid en door de zachte onvatbaarheid van het “universum”. 

Wat de inhoud betreft, vermengde de treinreis naar Brussel – een wanhopige poging om aan de eenzaamheid te ontsnappen en de herinnering aan een vroegere geliefde op te zoeken – zich met een mystieke reis naar “Bruxelles” waar “[e]en zacht gezamenlijk, gefluister weerklinkt”. Die gezamenlijkheid is een soort limietervaring. Ze bestaat slechts op het niveau van “[o]nze essentie” en houdt in dat we allen onbereikbare antwoorden zoeken en uit “sterrenstof” bestaan in een immer dynamisch heelal. Verder kunnen twee “sporen” nooit in elkaar “belanden”. Op het vlak van stijl wordt mystieke ervaring gesuggereerd met behulp van synesthesieën en andere vermengingen van impressies (“De muren en het dak / […] / soms grauw grijs of blauw, / maar meestal licht bewolkt”), van spiegelingen (“ik” versus “mon frère”; “Brussel” en “Mechelen-stad” versus “Bruxelles” en “Malines”) en van de verpersoonlijking van het leven. Flarden verhaal die door de tekst heen waren geweven zorgden dan weer voor een psychologische diepgang.

Tot volgend jaar in Etterbeek?

Uiteindelijk won Brussel de juryprijs, die dit jaar voor het eerst louter op basis van de tekstuele kwaliteit werd uitgereikt. De publieksprijs ging, eveneens zeer verdiend, naar Leuven. Aan het einde van het evenement werd Glynis Van Eyken (LWK) in de bloemen gezet omdat zij zich jaarlijks inzet voor de Brusselse deelname aan het Landjuweel en deze editie van de wedstrijd bovendien organiseerde, samen met Nyala Nauwelaers en Anna van Kersen.

Tussen de voordrachten en de prijsuitreiking zou Nyala Nauwelaers in gesprek gaan met oprichters Bastiaan De Groote, Ella D’hoe en Anna De Wolf. Door technische problemen met het geluid was het gesprek echter grotendeels onhoorbaar. Het interview werd echter overgedaan en kan net zoals het evenement zelfbekeken worden op de Facebookpagina van Het Landjuweel. Er komen boeiende feiten over de geschiedenis van Het Landjuweel, grappige anekdotes van achter de schermen en interessante analyses van de gedichten en performances van deze editie aan bod. Het gesprek is nostalgisch voor wie Het Landjuweel al langer volgt, leerzaam voor wie de wedstrijd nu ontdekt en meer te weten wil komen. Dankzij de Brusselse overwinning mag LWK het evenement volgend jaar opnieuw organiseren. Met wat geluk vindt de volgende editie dus plaats op campus Etterbeek.

0 Comment