Trans* en student aan de VUB (3/3): wat we van de UGent kunnen leren

De Universiteit Gent is de primus van de klas in transgenderbeleid. We vroegen Joz Motmans, professor aan de UGent en coördinator van Transgender Infopunt, naar de evolutie van dat beleid aan de UGent en de wettelijke situatie van non-binaire personen.

In het kader van dit dossier schreven we ook twee andere artikels. Twee studenten getuigden over hun naamsverandering aan de VUB en de Moeial sprak met de VUB over hun (toekomst)plannen voor een transgenderbeleid.

Tekst: Evelien Feys

Beeld: Andreas Lorrain

Terwijl de VUB er nog te weinig in slaagt de noden van trans* studenten in te vullen en nog niet veel verder kwam dan een BVO (beleidsvoorbereidend onderzoek, red.), gaat het er in de Oost-Vlaamse studentenstad anders aan toe. De UGent heeft een uitgewerkt Transgenderactieplan en ook een aanspreekpunt Trans, waar je terechtkan met administratieve aanvragen, maar ook met andere vragen en meldingen in verband met de transgenderthematiek aan de UGent. 

Hoe is het transgenderbeleid aan de UGent tot stand gekomen?

“Er was al ettelijke jaren (sinds 2008, red.) een Werkgroep Diversiteit aan de universiteit, waarin personeelsleden samenkomen om allerlei thema’s aan te kaarten. Bij de personeelsleden van de Cel Gelijke Kansen hebben velen altijd al affiniteit gehad met genderstudies en vrouwenrechten, dus het transgenderthema zat daar al redelijk snel bij. Op een bepaald moment is de klik gekomen dat we echt een concreet beleidsplan nodig hadden, ook omdat er klachten waren van studenten. In eerste instantie ging dat vooral over registratie en hoe we trans* studenten en werknemers zich veilig kunnen laten voelen aan onze universiteit. Dat eerste beleidsplan is er in 2016 gekomen.

In 2019 kwamen we in een stroomversnelling terecht; toen stelde de Werkgroep Diversiteit een Diversiteitsactieplan op. Ook de Faculteit Recht en Criminologie heeft in datzelfde jaar een eigen facultair trans*beleid ontwikkeld. De nood van zo’n beleid werd toen duidelijk – we merkten bovendien dat er meer nodig was dan de procedures zoals beschreven in het beleidsplan van 2016. Mensen liepen nog steeds tegen problemen aan. Het is niet omdat je een procedure hebt, dat het allemaal ook werkt en dat er niets over het hoofd gezien wordt. 

Aangestuurd door de Cel Gelijke Kansen werd binnen de universiteit het personeelsnetwerk transgender gereactiveerd, dat bestond uit trans* studenten, docenten en werknemers, en collega’s met affiniteit. Zij kwamen regelmatig samen om te bekijken wat er concreet moest gebeuren op basis van de problemen waar trans* studenten en werknemers mee te maken kregen: voortdurend doorgestuurd worden, niet geholpen worden… 

“Vorming is cruciaal. Je kan niet verwachten dat administratief personeel zomaar weet wat te doen wanneer ze weinig met trans* personen in contact komen.”

 Na de wettelijke hervorming van de transgenderwet in 2018, volgde in 2019 het arrest van het Grondwettelijk Hof (het Hof oordeelde dat er naast ‘M’ en ‘V’ ook een juridische optie moest bestaan voor non-binaire personen, red.). We zouden dus gaan naar een situatie met meer dan twee juridische geslachten, of naar een situatie zonder juridische registratie: hoe anticiperen we daarop? Samen met de inventarisatie van de huidige problemen hebben de juridische hervormingen geleid tot een nieuw Transgenderactieplan, dat begin 2020 werd goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de UGent.

Dit plan gaat heel wat verder dan enkele procedures: ook de beeldvorming moet af van dat binaire. De universiteit moet inclusief communiceren en mensen correct aanschrijven. De toiletsignalisatie moet anders. Er moet meer gesensibiliseerd worden, ook bij docenten en studenten. Heel wat zaken kostten niet veel moeite, zoals het aanmaken van een e-mailadres ‘trans@ugent.be’. Alle vragen en opmerkingen komen zo bij dezelfde dienst terecht en kunnen goed opgevolgd worden. Dat zijn kleine dingen die een groot verschil maken.”

De UGent heeft dus een aanspreekpunt Trans. Op welke manier werken zij?

“Zij zijn het contactpunt voor trans* studenten en personeel. Het zijn mensen die weten wat er moet gebeuren en bij wie ze daarvoor terecht  kunnen. Vaak gaat dat over naamsveranderingen, en het aanpassen van e-mailadressen en aanspreekvormen. Het aanspreekpunt neemt dan contact op met de bevoegde diensten: studentenadministratie, de jobdienst of de huisvestingsdienst, afhankelijk van de vraag. 

Zij hebben daarnaast aan het Transgender Infopunt gevraagd om opleidingen te geven aan verschillende diensten. Die vorming is cruciaal. Je kan niet verwachten dat administratief personeel zomaar weet wat te doen wanneer ze weinig met trans* personen in contact komen. Tijdens deze trainingen heb ik gemerkt dat mensen er open voor staan, en graag richtlijnen en kaders krijgen. 

“Ook het welzijnsaspect is erg belangrijk, en dat missen we nu nog een beetje, ook in het beleidskader.”

Het gaat vaak om heel concrete vragen: als er een trans* persoon aangenomen wordt, moet ik leidinggevenden of collega’s daarover briefen of niet, en in welke mate? Dat moet dan goed besproken worden, ook met de persoon in kwestie.  Een ander voorbeeld is een contract met een officiële naam, terwijl de communicatie en het optekenen van de uren onder een andere naam moeten gebeuren.”

Er wordt nu vooral ingezet op administratie en communicatie. Zijn er nog zaken die u in de toekomst graag verwezenlijkt zou zien binnen het transgenderbeleid van de UGent?

“Er zijn nog heel wat punten die uitgewerkt moeten worden. Een belangrijk element is bijvoorbeeld  het screenen van het curriculum en van het lesmateriaal op genderstereotiepe of binaire elementen. 

Ook het welzijnsaspect is erg belangrijk, en dat missen we nu nog een beetje, ook in het beleidskader. Hoe kun je er echt voor zorgen dat zowel studenten als personeel goed in hun vel zitten, zich gehoord voelen, en weten waar ze terecht kunnen? Als we kijken naar het welzijn van trans* en non-binaire jongeren, is dat nog steeds een heikel punt. 

We weten dat de suïcidecijfers bijvoorbeeld heel hoog zijn. En dan moet je maar eens in een les zitten bij een professor die neerbuigend spreekt over trans* mensen. Je kan niet het discours van elke professor gaan aanpakken, maar we kunnen er wel voor zorgen dat die jongeren ergens terecht kunnen en klacht kunnen neerleggen over zo’n situaties.” 

Joz Motmans

Waarom verschilt de situatie qua transgenderbeleid eigenlijk zo sterk tussen verschillende universiteiten?

 “Ik denk dat de UGent het geluk heeft heel wat actoren te hebben die vinden dat de universiteit een voorloper moet zijn en die zelf transgendergerelateerd onderzoek doen. Pieter Cannoot of Gerd Verschelden van de Faculteit Recht en Criminologie, bijvoorbeeld – en ikzelf ben natuurlijk ook actief in de thematiek. Daarnaast is de UGent al jaren actief op het vlak van genderstudies, wat zeker een voedingsbodem biedt aan dit thema. 

“Geen enkele universiteit is er niet mee bezig, maar ik denk dat het niet altijd een prioriteit is.”

We hebben hier ook enkele prominente trans* personen, mede in het docentenkorps.  Onze rector en vicerector staan er bovendien volledig achter. Zonder draagvlak bij de top red je het immers niet. Daarnaast zijn de speerpunten die we uitgezet hadden, zoals communicatie of beeldvorming, enkel kunnen ontwikkelen tot een daadwerkelijk Transgenderactieplan omdat er een groter Diversiteitsactieplan was waar dat allemaal mooi in paste.”

Wordt er tussen verschillende universiteiten overlegd over deze problematiek?

“Ja, daar wordt zeker over overlegd, bijvoorbeeld in het Lerend Netwerk Transgenderbeleid of in de Werkgroep Diversiteit en Sociaal beleid van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). Het is wel zo dat andere thema’s zoals taal, culturele verschillen en doorstroming vanuit het secundair daar vaker centraal staan. Geen enkele universiteit is er niet mee bezig, maar ik denk dat het niet altijd een prioriteit is.”

Door het arrest van het Grondwettelijk Hof moet er minstens een derde officiële categorie voor geslachtsregistratie komen. Zou deze beslissing ervoor kunnen zorgen dat de ontwikkeling van het beleid voor de andere universiteiten ook in een stroomversnelling terechtkomt?

“Daar hebben we in het verleden een beetje een rare evolutie in gezien. Er was heel veel bereidwilligheid vóór de wettelijke hervorming van 2017, toen er nog strenge medische criteria bestonden voor een wijziging van geslachtsregistratie. De wachtrijen in de zorg waren ook erg lang. Vaak waren studenten al bijna afgestudeerd tegen de tijd dat ze die geslachtsregistratie konden aanpassen. Universiteiten en hogescholen waren toen vaker flexibel om in de tussentijd toch al die sociale naam op de studentenkaart te zetten of een aantal voorzieningen aan te passen. 

“Zolang je gender overal tevoorschijn komt, en alle maatschappelijke structuren binair blijven, leidt een ‘X’ tot stigma.”

Met het schrappen van al die criteria verloopt alles administratief sneller. Zo ontstaat soms de redenering dat een officiële verandering nu zo gemakkelijk is, dat studenten dan maar eerst officieel alle stappen moeten zetten, en de universiteiten daarna wel alles zullen aanpassen. Maar er zijn natuurlijk nog steeds jongeren die daar niet aan voldoen of zich niet herkennen in dat binair stelsel van ‘M’ of ‘V’. Voor veel trans* jongeren is het trouwens niet zo makkelijk om die juridische stappen te zetten. Een soepelere wetgeving leidt soms tot een strengere toepassing ervan.”

Die derde geslachtscategorie heeft ook gevolgen voor de maatschappij in het algemeen. Bent u een voorstander van de derde categorie ‘X’ die nu op tafel ligt als oplossing?

“Er moet zeker een hervorming komen: het systeem met enkel de ‘M’ en de ‘V’ schiet tekort voor non-binaire personen. Maar of ‘X’ de oplossing biedt, is nog steeds een groot vraagteken. Malta heeft bijvoorbeeld zo’n ‘X’-optie in 2017 toegevoegd, maar sindsdien heeft nog geen enkele persoon een aanvraag daartoe gedaan. Dat zegt ook veel over het feit dat zelfs non-binaire personen die ‘X’ niet zomaar willen gebruiken. Zij merken zelf ook dat zoiets in de maatschappij leidt tot stigma en mogelijk discriminatie. Denk aan het huren van een appartement, het vinden van een job, etc. Dus zolang je gender overal tevoorschijn komt, en alle maatschappelijke structuren binair blijven, leidt een ‘X’ tot stigma.

In Duitsland zie je ook de invloed van dat stigma, maar op een andere manier. Daar wordt de ‘X’ in termen van geslacht geïnterpreteerd, en niet in termen van genderidentiteit zoals in Malta. In Duitsland worden alle kinderen die bij de geboorte een duidelijke intersekse conditie hebben verplicht met een ‘X’ geregistreerd. Ouders hebben daar zelfs geen keuze in. Dit leidt er toe dat ouders zo snel mogelijk die situatie willen “rechtzetten” met een operatie, zonder toestemming van het kind. 

“De cruciale vraag is nu: waarom wordt geslacht nog beschouwd als een element dat de staat van de persoon uitmaakt?”

Eigenlijk heeft het toevoegen van die ‘X’ daar een beetje een pervers effect. De bedoeling was om het systeem open te breken, maar de mensen in kwestie worden daardoor momenteel net meer in het duale systeem gedwongen. Geen enkele ouder wil dat hun kind met een ‘X’ door het leven moet. Het is dus onvoldoende om snel een ‘X’ in te voeren, als je de rest van de maatschappelijke structuren ongemoeid en binair laat. Dan bied je enkel lip service aan de transgender gemeenschap, en niets meer.”

Is het het verwijderen van geslacht op de identiteitskaart een betere oplossing?

“Dat zou inderdaad één van de pistes kunnen zijn. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat geslacht niet meer geregistreerd staat – van zodra je de identiteitskaart ergens laat inlezen, verschijnt die informatie opnieuw. En niemand wil in zulke situaties ‘de ander’ zijn. Ik denk dat het geen ultieme oplossing is, maar eventueel een goede tussenstap. Het beste volgens mij zou zijn om geslacht niet meer te registreren. 

Er is een soort kader bij de overheid, over welke informatie nodig is om jou te kunnen identificeren.  Ze noemen dat ‘de staat van de persoon’: je geboortedatum, je voornaam, je achternaam, je rijksregisternummer… Wat daar bijvoorbeeld vandaag niet meer op staat is je geloofsovertuiging of je huidskleur, terwijl dat vroeger wél zo was. Er zijn dus al ontwikkelingen geweest over welke informatie cruciaal is voor registratie. Soms worden daar elementen aan toegevoegd – denk aan het debat over vingerafdrukken – en soms worden daar elementen van weggehaald. 

De cruciale vraag is nu: waarom wordt geslacht nog beschouwd als een element dat de staat van de persoon uitmaakt? Waarom is dat zo belangrijk? Waar speelt dit juridisch nog een rol, en zou dat nog een rol mogen spelen? Waar worden deze data voor gebruikt, en kan dat op een andere manier worden opgelost? Al deze zaken moeten in kaart gebracht worden vooraleer er grote beslissingen kunnen genomen worden.”

0 Comment