Tekst: Anthony Manu
Beeld: Jan Meeus naar Paul Fürst
Zijn vlees waaruit nachtvlinders
De betere happen wegbeten,
Zijn richtstok die naar stromend zand wijst,
Een zwarte zoutpilaar tussen balkledij staande
In bescheiden musea wachtende
Onder versleten mannequins verkeert hij
Prijkt zijn schijnivoren neus waarin
Gedroogde papieren bloemen rusten.
Uit de kluiten gewassen witte raaf
Holbenig, opgeblazen in giftige damp
Uit de stilstaande kanalen van nu ook mijn vreemde
Venetië, grachten van stilte tussen onze huizen
Waaruit de obscene waterlelie, de kano uit “Melopee” afdreven
Nu heen uit mijn verzen, te lang onaangeroerd door de
Kunsteloze zoektocht van de gondelier onder
Hogere wateren, het balkon van Colombina
Hij zegt: Op hun grenzeloze podium van lapis
Wachten acteurs op het woord voor “duif”
De leegte van de zaal overstemt de machina
En zegt: Artsen als ik zien schrikwekkende
Vingertoppen uit de cutis grijpen
En besluiten: de ziel hunkert
Hij zegt: Hang witte zeilen op aan de maan
Een louter symbolische dankbaarheid
Mogen de sterren jullie een voetspoor zijn
0 Comment