Wat voor spannends gebeurt er allemaal op de VUB als onze campus in duisternis gehuld is? Vele studenten komen des nachts doorgaans niet verder dan de BSG-zaal, de tent of de weg naar hun kot, dus wat er zich in de gesloten gebouwen afspeelt is voor velen een mysterie. Zwanzer trok daarom door de nachtelijke gangen van de VUB op zoek naar de geheimen die zich er schuilhouden. Een tocht vol verrassingen, gevaren en avontuur.
Het is acht uur ‘s avonds en ik begeef me naar de toiletten op de vijfde verdieping van het B-gebouw, het hoofdkwartier van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Normale studenten hebben het gebouw al uren geleden verlaten, de enkelingen die de lokalen nu nog uitkomen zijn de strevers die wél naar hun les zijn gegaan die tot acht uur duurt. Op dit moment komen enkele zonderlinge subjecten tevoorschijn die door de meeste VUB-lieden slechts zelden worden aanschouwd: avondstudenten. In het geval van LW zijn dit personen die de ultieme lifehack gevonden hebben: al werk hebben vόόr ze gaan studeren. Ze wachten geduldig voor de deur van het lokaal waarin de prof zichzelf nog vlug even een geconcentreerd cafeïneshot in de aderen spuit, om het toch nog twee lesuren vol te kunnen houden. Ikzelf sluit me op in een toiletcabine waar de laatste stralen van de ondertreuzelende zon door een spleetje de remsporen in de pot een gouden schijn geven. Nu is het wachten geblazen.
Ik zal deze nacht door de gebouwen van de VUB trekken op zoek naar geheimen die anders verborgen blijven voor studenten. Bestaan er werkelijk kabouters die de XY-gebouwen ‘s nachts stukje bij beetje terug afbreken waardoor de werken langer duren dan verwacht? Komen de VUB-vossen na valavond samen om de communicatiestrategie van de universiteit te bespreken? En bovenal het grootste raadsel van allemaal: wat gebeurt er in al die lokalen waar ‘s nachts licht blijft branden? Tijd om het uit te zoeken! Om de hele nacht wakker te blijven heb ik op voorhand achtentwintig uur geslapen, tien koffies ad fundum gedronken en de film ‘De zusjes Kriegel’ driemaal herbekeken. Voor noodgevallen heb ik bovendien een infuus met Red Bull voorzien. Mijn uitrusting bestaat uit een zaklamp, een nachtkijker, een loper, mijn antivampierenonderbroek en een spuitbus muggenspray. Ik ben eigenlijk nergens bang voor, behalve van cobravogelspinezels, maar gelukkig zegt mijn therapeut dat die niet echt bestaan en mij geen pijn kunnen doen. Ik moet wel opletten voor de securityagenten en bewakingscamera’s. Daarom heb ik mij volledig in camouflagekledij uitgedost. Helaas heb ik deze wel gekocht op de VU-Brol webshop en zijn de kleuren dus blauw en fel oranje… Ten slotte zijn er ook overal alarmen. Gelukkig heb ik ontdekt dat de code overal ‘1111’ is, dus ik kan met een gerust hart op verkenning gaan.
BibBusters
Elf uur. De laatste personeelsleden verlaten het gebouw via de lift, op enkele overwerkte doctoraatsstudenten na die via het raam naar buiten gaan. Zodra alle geluiden zijn uitgedoofd verlaat ik het toilet en trek ik de in duisternis gehulde gangen van het B-gebouw door. Nergens is een kat te bespeuren, althans in figuurlijke zin, Minoe, de poes die instaat voor de interne communicatie op de faculteit, ligt rustig in haar mandje. Ik ga via de trap naar beneden op weg naar mijn eerste stop: de bibliotheek.
In tegenstelling tot overdag, wanneer hier continu mensen rondlopen, hoesten, praten, muziek luisteren en masturberen is de bibliotheek ‘s nachts een oase van rust en stilte. Plots weerklinkt echter een zacht kabbelend geluid. Het komt van een bijzonder lelijk schepsel dat zich tussen twee rekken tegoed doet aan een monografie over Engelse politiek. Het beest ziet eruit als een harige rups met een kop die het midden houdt tussen Maggie De Block en een schoenbekooievaar. Nog voor ik een gil kan slaken verschijnt een bibliotheekmedewerker met twee samoeraizwaarden die in één zwaai een harde brexit uitvoert op het beest. “Een boekenworm,” vertelt de medewerker terwijl hij het zonderlinge wezen op een wankel boekenkarretje laadt. “Ze vormen een ware plaag! Het zijn aliens die een paar jaar geleden op aarde zijn geland. Die abstracte kunstwerken voor het rectoraat zijn in feite restanten van hun ruimtetuig. ” De medewerker neemt me mee naar een keukentje waar hij het dier in een gehaktmolen tot worsten draait. Hij vervolgt zijn verhaal: “Ze vreten sindsdien soms wel tot tien boeken per nacht op. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel studenten de werken waarnaar zij op zoek zijn nooit vinden in het rek. Enkel de foldertjes aan de inkom laten ze schijnbaar onberoerd. Heel de nacht jaagt het bibliotheekpersoneel op deze wezens. We hebben één ingang vergrendeld om te vermijden dat de boekenwormen zich langs daar zouden verspreiden naar de rest van de campus, de andere ingang wordt bewaakt. Het is veel en hard werk. We troosten ons door ons culinair uit te leven met de resten van de wezens.” De medewerker stelt me voor aan een heel arsenaal aan kleurrijke charcuterie die hij van de boekenwormen gemaakt heeft, zoals paté en samsonworst. “Echte delicatessen” noemt hij het. Het is intussen bijna twaalf uur en daarom bedank ik de medewerker van de bib ook vriendelijk wanneer hij me een zelfgemaakte vleessoep aanbiedt. Ik besluit mijn tocht voort te zetten en trek de parkings in.
Fury Parking
Tien na middernacht. De parking is op enkele koppels die elkaar minnekozen in hun wagens na volledig verlaten. Het is echter niet stil, het gegalm van enkele ronkende motoren weerklinkt luid. Nog voor ik goed en wel kan kijken waar deze geluiden vandaan komen moet ik achteruitdeinzen voor een aan 100 km/u voorbijrazende tractor met vier vuilcontainers aan de haak. Het scheelde geen haar of ik was boekenwormenpreparé. De afvaltrein lijkt vervlochten in een nek-aan-nekrace met het vrachtwagentje van de groendienst door de parkings. Her en der staan toeschouwers de werkvoertuigen aan te moedigen, al dan niet met een brandende elektrische gitaar in de hand. “Ja, dat zou je niet verwachten als je het afvaltreintje van de VUB overdag ziet voorbij tuffen op de campus, maar het is in werkelijkheid een racemachine.” vertrouwt één van de toeschouwers, die blijkt te werken op het Infopunt Studenten, me toe. Blijkbaar strijden de verschillende VUB-diensten tegen wel vaker tegen elkaar in illegale parkingrallys, zoals vannacht de tuinmannen tegen de afvaldienst. “Er zijn geen duidelijke regels en soms vallen er slachtoffers. De security mag daar niks van zeggen want zij staan laatste in het klassement. De dienst Infrastructuur domineert al een tijdje de top vijf, niet verwonderlijk aangezien zij de motor van een VUB-camionette hebben gewisseld met die van een afgedankte F-16.” Het infopunt staat met haar turbo-bureaustoel op een mooie zevende plaats, gedeeld met het Crazy Copy Center, dat een fotokopieerapparaat heeft uitgerust met een V8-motor.
Tunnel of doom
Rond een uur of twee is de race ten einde, uiteindelijk gewonnen door de groendienst (het afvaltreintje kreeg strafpunten nadat een container in het publiek omviel en bleek dat er glasscherven verkeerd gesorteerd waren). Mijn aandacht wordt intussen getrokken door een geheimzinnig openstaand luikje in een hoek van de parking. Net wanneer ik erin afdaal valt het achter me dicht. Er is dus geen andere optie dan de gang verder te verkennen. De duisternis lijkt vervlochten in een gevecht met mijn zaklamp en verder dan een paar meter kan ik niet zien. In de betonnen muren zitten krassen die wel door mensennagels gemaakt lijken te zijn… Stilaan dringt het tot me door dat ik me in de grootste Urban Legend van de VUB bevind: de mysterieuze tunnels onder de campus. Deze onderaardse gangen komen uit op alle gebouwen en er schijnen zelfs enkele geheime toegangen te zijn achter de spiegels van de campuskoten. Het verhaal gaat dat ene Steven Stalker ooit de gangen binnendrong om van achter de spiegel zijn crush in de douche te kunnen begluren, maar verdwaald raakte in dit ondergrondse labyrint. Niemand heeft ooit zijn lijk gevonden! Dat komt doordat hij het overleefde en intussen nog altijd bij zijn moeder in Herentals woont, maar de legende blijft bestaan.
Her en der heeft het tunnelsysteem zijgangen en -kamers, zoals een onderaardse vrijmetselaarsloge en de vochtige kerker waarin de kunstcollectie van de VUB bewaard wordt. Na een tijdje rondzwerven vrees ik zelf verdwaald te zijn. Plots voel ik een hand op mijn schouder. Het is een verwarde oude man, die een promo T-shirt draagt met het oude VUB-logo. Hij bekijkt me alsof ik de eerste sterveling ben die hij in jaren gezien heeft. Nog voor ik iets kan vragen spreekt hij me toe: “Ik weet waarnaar jij op zoek bent! De verlichting! De verlichting!!! Je zal omhoog gaan Nooit gaat het lokaal uit! Maar het geheim blijft bewaakt door de cobravogelspinezel… Het hoofd in de sigaar zal mij gelijk geven! Pas als alles ondersteboven is komt de zon op! Vlucht van je doel!!! Heb je soms toevallig een saf, want ik zit zonder?” Wat deze zonderlinge zever allemaal inhoudt weet ik niet, maar voor ik iets kan vragen spurt de verwarde man weg. Ik denk er verder niet aan tot plots mijn zaklamp uitvalt. De duisternis omringt me en in de verte hoor ik een vreemd gebalk. Dan voel ik plots vocht aan mijn voeten. De tunnel vult zich aan een razendsnel tempo met water en ik word meegesleurd. Ik voel iets langs mijn arm voorbijzwemmen en de stroom voert me mee naar een waterval…
Hoe zal dit aflopen en welke avonturen zal Zwanzer nog beleven op de nachtelijke campus? Ontdek het in de mei-editie van de Moeial en binnenkort online!
0 Comment