Smakelijke symbolen

Symbolisch denken in het studentenleven – deel 2

Alweer twee edities van de Moeial geleden schreef ik een opiniestuk over de symboliek van het studentenleven. Ik wilde vooral aantonen dat de schemerige aura van traditionalisme en losbandigheid die rond bepaalde uitingen van studentikoziteit hangt deels noodzakelijk is voor de symboliek achter die tradities. “Onzin!” moeten sommige lezers gedacht hebben, “Ik heb verschillende jaren aan deze universiteit rondgezworven, voel me ontzettend verbonden met datgene waar de VUB voor staat maar aan schimmigheden zoals de studentendoop heb ik een broertje dood.” Ongelijk hebben deze lezers niet. Naast de studentikoze klakken zijn er de fraaie VUB-mutsen en de identiteit van ons instituut kan je zowel op een cantus als op een lezing over de Verlichting beleven. Meer nog, mijns inziens moeten binnen het studentenleven aan de VUB minstens vier symbolensferen onderscheiden worden die, niettegenstaande enkele overlappingen, elk een zeer eigen karakter hebben en niet noodzakelijk dezelfde personen aanspreken.

In die vier categorieën past alles van naakte dopen tot speciale menu’s in de Resto, zolang het maar meer betekent dan “Men draagt geen kleren,” of “Dit kan u hier vandaag eten.” Het ene voorbeeld klink uiteraard wat onschuldiger, minder schemerig, rationeler dan het andere maar is het dat ook en, zo ja, wat zegt dat over de noodzakelijke onredelijkheid van symbolen?

Alvorens de Restomaaltijden te bespreken moet ik uiteraard nog de vier symbolensferen definiëren. Let wel, deze vier sferen omvatten geenszins alle symbolen die iemand gedurende zijn tijd als student tegenkomt. Ik heb het ten eerste enkel over zuivere symbolen. Hiermee bedoel ik tekens en handelingen die niet afdoende verklaard kunnen worden zonder te verwijzen naar een moeilijker te presenteren gegeven, dus bijvoorbeeld niet de uitreiking van diploma’s. Ten tweede gaat het om het “studentenleven”, zijnde de niet-studiegebonden gedeelde gebruiken en belevenissen van VUB-studenten als groep, dus ook niet het vrijzinnige citaat op iemands T-shirt dat hij/zij zelden op de campus draagt. Ten derde moet er een band zijn met de VUB, dus niet de studentendoop op zich maar wel de specifieke rituelen aan onze universiteit.

Voeding en drank hebben een enorme symbolische waarde in onze cultuur; denk maar aan de neuzekesoorlog of Bart De Wevers frituurbezoek

Een eerste sfeer is de reeds besproken studentikoziteit, gekenmerkt door uitingen van een bijna tribale samenhang, een expliciet ritualisme en een soms knipogende rationalisering van het abjecte. Daarnaast is er de veel minder schemerige, blauw-oranje symboliek van de universiteit zelf. De figuur van Henri Poincaré, de universiteitskleuren en rituelen zoals de academische opening representeren waarden zoals openheid van geest (vaak inclusiever dan traditionele vrijzinnigheid), een balans tussen eigenheid en verbroedering (de driehoek die uit het anders vrij klassieke logo springt) en interculturalisme (het voorstel voor een Engelse slogan). Deze symboliek is open (gericht op een zo breed mogelijk publiek) en commercialistisch (denk aan de gadgets maar ook aan het internationalisme dat naast een ideologische keuze ook de Bolognaverklaring weerspiegelt), soms op een speelse manier (met VUB-badeendjes en -stropdassen).

Verder is er een symbolische sfeer die “historische” symbolen groepeert, waarmee ik niet bedoel dat de symbolen in kwestie verouderde boodschappen uitdrukken. Symbolische referenties aan de geuzen, de politieke vrijzinnigheid en bovenal aan de vrijmetselarij zijn erg veelzeggend over de ideologie en de relaties van de VUB maar dat gedachtegoed en die verbondenheid berusten op de historiek van de universiteit. Voor de doorsnee student zijn deze symbolen minder transparant dan die van de andere sferen en ze dringen vooral het studentenleven binnen via die andere symbolische werelden. Daarnaast zijn ze uiteraard weinig veranderlijk en veelal mysterieus door hun complexe geschiedenis, door hun subtiele gebruik dan wel door de kleine concentraties waarin ze opduiken. De laatste sfeer, waaraan ik de rest van dit artikel zal wijden, kan de symboliek van het alledaagse studentenbestaan worden genoemd: de symbolische waarden van handelingen en objecten die sowieso bij het studentenbestaan horen, worden gecombineerd en toegepast om waarden van de VUB of daaraan verwante boodschappen uit te dragen.

Een voorbeeld is de symboliek van het voedsel in de Resto. Voeding en drank hebben alleszins een enorme symbolische waarde in onze cultuur. Denk maar aan de neuzekesoorlog, De koning drinkt of Bart De Wevers frituurbezoek. Dat het eten wellicht een plaats naast de verwantschapswetten verdient aan de basis van ons volkse waardensysteem lijkt Jotie T’Hooft zelfs te suggereren met het meesterlijke: “Want meer heb ik nooit geleerd / Van de kinkels in hun keten; / Dat men best zijn oudsten eert / En verder zorgt voor eten.” (Junkieverdriet 1976). In een recent artikel van Knack (17 april 2019) stelt Peter Scholliers, geschiedkundige en wetenschappelijk medewerker bij FOST (Social and Cultural Food Studies) aan de VUB, bovendien het volgende: “Of je in een koffiebar een espresso of een cappuccino bestelt, weerspiegelt je persoonlijkheid,” en “‘Door het eten dat je kiest, laat je zien wie je bent. Ongeacht je inkomen.” Zodra iemand het voedsel dan ook, bewust of onbewust, gaat gebruiken om een idee tot uitdrukking te brengen, is er sprake van symboliek.

“Of je in een koffiebar een espresso of een cappuccino bestelt, weerspiegelt je persoonlijkheid”

Peter Scholliers in Knack

De menu’s in onze Resto zijn dus een goudmijn aan symbolisch potentieel, een potentieel dat benut wordt wanneer in het kader van projecten zoals BierKultuurs Week van het Bier of recenter L’année de la France speciale gerechten voorzien worden of wanneer men wormenburgers serveert. Er worden wel vaker gerechten rond een bepaald thema, een cultuur of een TD geserveerd maar de bovenstaande initiatieven gaan een stap verder door een hele ervaring aan te bieden: een glas bier bij het eten, lezingen over de Franse gastronomie of de keuze voor een controversieel ingrediënt. De gerechten in kwestie communiceren meer dan “dit type voeding is lekker”. De vraag is hoe?

De voeding van de mens wordt bestudeerd in verschillende disciplines waaronder de antropologie, de psychologie, en, wat vooral relevant is voor dit opiniestuk, de tekenleer maar ook de sociologie, cultuurgeschiedenis, etnologie en de sociolinguïstiek schuwen het onderwerp niet. In haar artikel “Introduction: Semiotics of Food” (2016), dat in Semiotica verscheen, benadrukt Simona Stano dat voedsel, zeker in het Westen, meer en meer met een communicatief en symbolisch systeem samenhangt. Daarom is volgens haar meer aandacht voor de semiotiek van voeding vereist. Ze wijst onder meer op de protocollaire gebruiken rond voedselconsumptie, de koppeling van eten aan socioculturele identiteit en de esthetisering van voeding in onze gastronomiecultuur die het symbolische potentieel van de maaltijd vergroot. De tekenleer van voedsel kan de categorisering van producten als (soorten) voedsel, de symbolische waarde van de bereiding, de communicatieve waarde van de maaltijd en de gerechten maar ook de praktijken rond eten en zelfs teksten over voeding bestuderen.

In al deze opzichten valt eten dus als een tekensysteem met een grammatica te beschouwen, maar wanneer wordt het een symbool? De grondeigenschap van een symbool is uiteraard dat een gegeven naar een ander gegeven verwijst. Het Franse eten dat geserveerd werd verwees naar een algemenere appreciatie van de Franse cultuur waarvan de nationale gastronomie deel uitmaakt. Peter Scholliers, naar wie ik al verwees, gaf dan ook een lezing over de Franse en Belgische gastronomie van de twee voorbije eeuwen. In The Emergence of National Food (2019) argumenteren Atsuko Ichijo et al. dat nationale keukens een vorm van symbolische begrenzing vormen. De instrumentalistische visie dat de culinaire begrenzing van naties louter een middel is om bepaalde belangen te verdedigen gaan ze niettemin uit de weg. Ze stellen namelijk dat nationale gerechten de identiteit van een volk bevestigen door te verwijzen naar collectieve, vaak geïdealiseerde of mythische, herinneringen.

Wat betekent het dan andermans nationale gerecht te nuttigen? Julia Kristeva, die in Powers of Horror (1982) afschuw voor voeding als een duidelijk geval van abjectie beschrijft, schetst het eten van verwerpelijk voedsel, eenvoudig gesteld, als de symbolische opname van de af te stoten grens met het Andere. Het gevolg is dat men zichzelf wil uitstoten en vaak braakneigingen krijgt. Waarom ervaren we dan geen culturele abjectie à la Maggie Blackamoor uit de komische serie Little Britain wanneer we de grens met Frankrijk doorslikken? Waarom ervaren we het eten van wormenburgers als een positief symbool? Een voor de hand liggende verklaring is dat wie openstaat voor de Franse cultuur en voor het ervaren van nieuwe smaken de symbolische grens met een andere cultuur of met de dood en verrotting geassocieerd met wormen automatisch relativeert. Wat mijns inziens echter ook meespeelt is een eigenaardige werking van de symboliek van voedsel wanneer het om begrenzing gaat. Deze vloeit voort uit de flexibiliteit van het tekensysteem waarop het symbolensysteem steunt.

Waarom ervaren we het eten van wormenburgers als een positief symbool?

De primaire zintuigen geassocieerd met voeding zijn de smaak en het reukvermogen, allebei relatief weinig nauwkeurig. Het oog wil ook wat maar moet meestal genoegen nemen met een voorbereidende functie: het bepaalt om welk gerecht het gaat en of de maaltijd er eetbaar en aantrekkelijk uitziet. Verbale communicatie is optioneel. Om te bepalen wat zijn maal voorstelt en hoe spectaculair het er in slaagt datgene voor te stellen (wat neerkomt op Roman Jakobsons esthetische functie van communicatie) vertrouwt de doorsnee eter, op wie het symbolensysteem is afgestemd, op vrij onprecieze indrukken: Is er te veel saus? Is het lekker?

De enige echt systematische factoren waarmee hij voeding kan categoriseren werden al onderscheiden door Claude Lévi-Strauss, die weliswaar nogal excessief structuralistisch was in zijn kijk op bereidingswijzen, en weergalmen in Massimo Montanari’s Food is Culture (2006). Enerzijds is eten natuurlijk of cultureel, anderzijds is het bewerkt of onbewerkt. Lévi-Strauss koppelde deze toestanden aan bereidingswijzen maar mij lijkt dat Westerlingen hier steeds minder voeling mee hebben. Weinig VUB-studenten lijken me er bijvoorbeeld van wakker te liggen of hun vis in de Resto gestoomd of gebraden is. Drie factoren die ik zou toevoegen voor de Westerse keuken zijn de vier (op een semiotisch en symbolisch niveau voorlopig nog altijd vier) basissmaken en, vooral naar de toekomst toe, de oppositie “dierlijk-plantaardig” en de oppositie “gezond-ongezond”. Dat ik hoogstwaarschijnlijk iets over het hoofd zie is nu geen drama.

Wie eten als een symbolische begrenzing wil zien, stoelt zijn symboliek dan ook beter op één van deze kenmerken. De Ander eet bijvoorbeeld konijnenvoer (niet-bereid), gerechten bestaande uit één ingrediënt (minimaal bereid), huisdieren of stedelijke dieren (te cultureel), synthetische troep (te onnatuurlijk of ongezond) of hij drinkt azijn (te zuur). Dit kan ook bewondering wekken: het is exotisch of bijzonder sushi te eten en moleculair te koken. Aangezien deze factoren die een symbolische, begrenzende waarde toelaten schaars zijn en de symboliek van alledaagse voeding hier, ook buiten de context van de VUB, sterk op steunt, wordt de referentie eraan in een symbolisch geval van communicatie met voedsel vaak impliciet verondersteld. Zo kan een kleine opmerking over de gaartijd van een ingrediënt bij een feestmaaltijd gevaarlijk snel impliceren dat het eten helemaal niet (goed) bereid is en dat je je niet verbonden voelt met de kok. Omgekeerd kan eten ook een heel dankbaar wapen zijn voor wie vereniging predikt. Iedereen eet iets, net zoals iedereen een taal gebruikt. In tegenstelling tot talen, die elk een eigen semigesloten systeem vormen waardoor ze het best de identiteit van aparte volkeren of groepen kunnen symboliseren, heeft voeding als flexibel, subjectief, weinig systematisch tekenstelsel op het symbolische niveau de neiging oftewel een universele relativiteit oftewel de flexibiliteit van grenzen aan te duiden. Ter illustratie verwijs ik terug naar de Church of Bacon uit mijn vorige artikel die op haar website verklaart dat aanbidding van vegetarische bacon of kalkoenbacon aanvaardbaar is en dat baconisten van pastafiarianen verschillen aangezien die laatstgenoemden bacon bovenop pasta en zijzelf pasta bovenop bacon verkiezen. Ze benutten de flexibiliteit van het tekensysteem van eten waarbinnen verschillende combinaties van ingrediënten eenzelfde gerecht kunnen “betekenen” om respectievelijk op hun universele inclusiviteit en op hun relativering van religieuze verschillen te wijzen.

De combinatie van de aantrekkingskracht van de weinige begrenzende aspecten enerzijds en dit algemene symbolisch inclusieve karakter anderzijds ligt mijns inziens aan de basis van een symbolische relatie (Antropologen schreven etnische mythen vaak neer in zo kort mogelijke zinnen. Lévi-Strauss beschreef de minimale eenheid van mythische betekenis, het “mytheem”, dan ook als een verband tussen “relaties” uit te drukken als eenvoudige proposities.) dat de drie vermelde symbolische gebruiken van voeding in de VUB-Resto bepaalt.

Weinig VUB-studenten lijken er van wakker te liggen of hun vis in de Resto gestoomd of gebraden is

Zoals alle symbolische verbanden berust de relatie in kwestie op de geschiedenis van het symbolensysteem, in dit geval de symboliek van Westerse voeding die zelf deel uitmaakt van de Westerse cultuur. Een culturele verschuiving die dit systeem beïnvloedde is de verstrengeling van het dagelijkse leven met technologie in de brede zin van het woord. Wat de voedingscultuur betreft, is de focus op het vlak van bereiding verschoven van tradities zoals familierecepten en identiteit (bv. een kennis van streekproducten), ons klassieke idee van cultuur dus, naar technisch hoogstaande kooktechnieken en -technologieën. Het technologische werd in de voorbeelden van de Resto telkens geëvoceerd door middel van een lezing over technologie in de Franse keuken door Gervaise Debucquet, de presentatie van de wormenburger waarbij het ingrediënt zozeer bewerkt is dat niets de oorspronkelijke vorm doet vermoeden of door de garantie dat de smaken in een gerecht perfect afgestemd zijn op een soort bier. Het complete mytheem kan beschreven worden als “techniek maakt eetbaar”. De drie symbolisch gebrachte boodschappen kunnen geconstrueerd worden op basis van dit mytheem en de eigenschappen van voedsel die symbolische begrenzing toelaten die waarmee ook het concept “techniek” samenhangt: bereiding, in deze context gelijk te stellen aan techniek en cultuur.

Voor de Franse menu’s: De Franse keuken wordt gekenmerkt door verfijnde en innovatieve kooktechnieken. Ondanks de verschillen met de Belgische keuken vinden wij de gerechten heerlijk, des te meer dankzij de specifiek Franse techniciteit. De Franse technieken resulteren voor de VUB-studenten dus niet gepaard in een ervaring van abjectie; er is geen culturele grens die symbolisch wordt opgenomen. Het feit dat er geen culturele grens bestaat tussen de VUB en de Fransen wat techniek en vernieuwing betreft projecteert zich gemakkelijk op een geestelijker domein, wat meteen de kernboodschap van de mythe vormt. Fransen en de VUB’ers houden allebei van ontwikkeling, wetenschap, enz. en zijn dus cultureel verwant, ondanks de oppervlakkig verschillende tradities.

Voor de wormenburgers: Wormen worden geassocieerd met verrotting wat volgens Lévi-Strauss in Le triangle culinaire “bereid of getransformeerd” en “natuurlijk” impliceert.  Wormen zijn eten in de vorm van wormenburgers dus de techniek van hamburgers maken maakt wormen cultureel eetbaar. Techniek, die symbolisch voor progressie en doordachtheid staat, heft de grens op basis van “cultuur-natuur” op. Ook dit kan vertaald worden naar een geestelijk niveau. Onze technische vernieuwingen, onze ruimdenkendheid en onze liefde voor vooruitgang kan de relatie tussen natuur en cultuur herdefiniëren en laat ons bijvoorbeeld toe ons dieet aan te passen wanneer dat nodig is voor de natuur.

Voor de Week van het Bier: Bier, iets dat normaal apart geserveerd wordt en dus niet  bereid, wordt door de toepassing van veel technische kennis over bier een ingrediënt van complexe, cultureel hoogstaande gerechten. Meer techniek (of “bereiding”) en technische kennis over bier maken de drank dus cultureler. Dit keer is geen verandering van domein nodig. De boodschap is dat men bieren moet leren kennen en gebruiken om hun culturele rijkdom te ervaren.

Wat ik hier vooral mee wil aantonen is dat zelfs iets onschuldigs als het eten in de Resto symbolisch gebruikt kan worden. Aan de oppervlakte lijkt deze symboliek veel minder schemerig dan de studentikoze rituelen maar een nadere beschouwing toont al snel aan dat zij eveneens op associaties en interpretatiesystemen berust waarvan we ons vaak niet helemaal of helemaal niet bewust zijn en die meer met een mythisch dan met het verlichte denken te maken hebben. Moeten we ons daarom gemanipuleerd voelen? Uiteraard niet, niemand verplicht ons bepaalde gerechten te proeven en al wordt de symboliek niet helemaal ontleed, iedereen beseft dat de aanbieding van een gerecht in een thema een symbolische handeling is vanwege iemand die positief staat ten opzichte van dat thema. Analyses van de symbolen om ons heen, hetzij aan de universiteit, hetzij elders, leren ons vooral over onszelf, namelijk dat ons minder rationele denken, iets wat we soms te snel als niet-denken bestempelen, zelfs in deze verlichte tijden een goed en veel werkende faculteit van onze geest blijft. Uiteraard kan de gedachte dat studentenverenigingen, vrijmetselaars en soms wijzelf deels onbewust aan handelingen deelnemen die we met onze getrainde rationaliteit niet als juist of fout kunnen beoordelen iemand verschrikken. Die schrik is dan echter voornamelijk filosofisch want in de praktijk is symboliek een natuurlijk gegeven en wordt het irrationele kantje ervan pas in extreme gevallen, zoals psychosen symbolische indoctrinatie, zorgwekkend.

Zelfs iets onschuldigs als het eten in de Resto kan symbolisch gebruikt worden

Dat brengt ons bij de olifant in de kamer wanneer het om symbolisch gebruikt voedsel in het studentenleven gaat. Een Leuvense student overleed dit jaar nadat hij in het kader van zijn studentendoop te veel vissaus dronk. Het zou respectloos zijn de symboliek hierachter te ontleden maar na de verdediging van studentikoze rituelen in mijn vorige opiniestuk voel ik me verplicht deze gebeurtenis te vermelden. Dat de studentenvereniging onbeschrijfelijk in de fout ging staat buiten kijf. De vraag kan echter ook algemener gesteld worden of het aanvaardbaar kan zijn iemand aan te zetten een goedje te drinken dat tot een ervaring van abjectie zal leiden. Deze vraag is ook van toepassing op onze universiteit. Is het niet het symbolische denken dat, door geen redelijke discussie toe te laten en mysterie te cultiveren, wreedheden en stommiteiten in de hand werkt?

Het loont hier erg pragmatisch te denken. Vanuit een abstract ethisch standpunt kan men erover discussiëren of de mens geen vrije, rationele maatschappij verdient waarin verlichte waarden zoals gelijkheid, nuchtere rede en respect voor de ander steeds de voorrang krijgen op traditionalistische, zelden kritisch geëvalueerde symboliek die bovendien inspeelt op primitieve driften. Pragmatisch gezien is het symbolische denken echter niet zo mysterieus: het is een bezigheid die bepaalde specifieke voordelen, bijvoorbeeld symbolische verbroedering, en nadelen, zoals onaangename gevoelens van abjectie, inhoudt en die, dat mag zeker niet vergeten worden, extra risico’s met zich meebrengt doordat de schemerigheid rationele evaluaties ervan bemoeilijkt. Om te weten of een symbolische handeling verantwoord is kan men de voordelen, nadelen en risico’s perfect op een redelijke manier afwegen. De nodige irrationaliteit is dan een nadeel en een risicofactor maar ook een voorwaarde voor om via symboliek de voordelen te bekomen. Bovendien kunnen de nadelen en risico’s beperkt worden. In de Resto werden mensen die de worgenburgers te abject vonden gelukkig niet verplicht om ze te eten maar als deel van de VUB-gemeenschap kon iedereen de symbolische waarde van de handeling alsnog ervaren. Sommige symbolen en rituelen laten hun nadelen echter niet zo gemakkelijk wegwerken, bijvoorbeeld doordat een verplichte negatieve ervaring te veel in het symbool verankerd ligt. Dat is echter een kwestie voor in het slotartikel over de symboliek van het studentenleven waarin we, na het schimmenrijk van de studentikoziteit en de stoffelijkheid van symbolische gerechten verkend te hebben, de perifere domeinen van de symboliek óver het denken zullen betreden.

0 Comment