Dalende schachtenaantallen bezorgen kringen koud zweet
Het kringleven op de VUB kreeg de afgelopen jaren zware klappen te verwerken. Zo mag je je al gelukkig prijzen als je met de inval twintig studenten kan overhalen en met ruim vijftig schachten minder in de dooptent dit jaar lijkt de afslanking bij de facultaire kringen onafwendbaar ingezet. Ook andere kringen moeten het stellen met steeds minder schachten en zien hun ledenbestand alsmaar dalen.
Door Eline Inghelbrecht
Het verhaal doet steeds vaker de ronde in de wandelgangen: de schachtenwerving verloopt zeer stroef. Dit proces van schachtenwerving verloopt naar traditie bij alle facultaire kringen op een gelijkaardige manier. De eerste keer dat de studenten in contact komen met de facultaire kring is bij de inval: de kring valt een college binnen en stelt zichzelf voor. Hoe ze dat invult, kan elke kring zelf bepalen. De ene gaat van start met een informatieve speech, de andere wil meteen imponeren. In alle gevallen zou het een impressionant gebeuren moeten zijn dat de studenten meteen de studentikoze kant van onze universiteit toont. Toch blijken de studenten de laatste jaren niet meer zo onder de indruk van dit gebeuren. Ze zijn niet bang om op te staan en weg te stappen. De kringen moeten extra inspanningen verrichten om schachten te verzamelen voor activiteiten en zien gaandeweg enkelen afvallen. Ook vele regionale kringen krijgen de studenten niet meer warm met de kotentochten die ze aan het begin van het jaar organiseren. “Het is de taak van Folklore Academie om deze problemen in de studentikoze gemeenschap aan te voelen,”, aldus Max Nijs, voorzitter van Folklore Academie. Zij organiseerden afgelopen maand een colloquium om dit probleem op tafel te gooien en samen het schachtenwervingsproces te herevalueren. Toch zijn de oorzaken niet voor iedereen even duidelijk en blijkt het zoeken naar oplossingen een uitdaging.
De 2000-generatie
Via allerlei kanalen hebben de studenten die pas op de VUB aankomen al informatie meegekregen over het kringleven. Het mysterie dat hierover bestond, wordt steeds meer weggevaagd door negatieve berichtgeving. Dit eerste semester verschenen er opnieuw verschillende berichten over studentendopen: het overmatige drankgebruik van studenten, seksistische activiteiten en zelfs het overlijden van een Leuvense en een Luikse student na een doop. Volgens Tim Bogaert, prosenior van de Letteren- en Wijsbegeertekring (LWK), gaat het om een probleem van framing: “De media leggen steeds de nadruk op het drinken en het feesten. Het is makkelijk om met de vinger te wijzen, want daarmee schetsen ze het beeld dat de meerderheid van de bevolking wil geloven.” Ook professor Frank Scheelings, coördinator van het Centrum van Academische en Vrijzinnige Archieven (CAVA) betreurt dit: “Men is te veel afgegleden van kwaliteitsvolle media naar sensatieberichtgeving. Reportages gaan vaak over de zogezegde slechte gewoonten van de studenten, maar gaan niet in op de achterliggende betekenissen of de positieve kanten van het studentenleven zoals bijvoorbeeld het socialiseren.”
De studenten komen klaarblijkelijk meer geïnformeerd toe op de universiteit, al dan niet met betrouwbare informatie. “Er zijn verschillende verhalen die de ronde doen, vaak wat aangedikt, zowel door diegenen die zich niet willen laten dopen als door diegenen die wél gedoopt zijn”, aldus Scheelings. Dit zorgt er volgens hem voor dat de studenten op een andere manier benaderd willen worden. “De beeldvorming moet positief veranderen als jemeer leden wil werven, maar daarvoor moet er vertrouwen en communicatie zijn. Als je net een week op de VUB bent, bevind je je in een nieuwe wereld, ken je het verschil tussen alle studentenkringen niet. Een schacht moet weten wat hem te wachten staat, waar de limieten liggen, ook al neem je daarmee een deel van de verrassing weg.”
‘Laat u niet dopen, laat u niet vernederen’
Wat de studenten ook vaak zou afschrikken om bij een kring te komen is het roepen en de vernedering die ‘erbij hoort’. Velen zullen dit verbergen achter de term ‘folklore’, maar volgens Max Nijs behoort dit helemaal niet tot de folklore: “Elke kring mag dat voor zich beslissen, maar het is niet inherent aan studentikoziteit en mag gerust herbekeken worden. Je moet weten hoe het avontuur voor de schachten tot aan de doop ineen zit. Je doet je als kring streng voor om aan te tonen dat je als schacht niet zomaar het gezag van iedereen moet aanvaarden, maar als je niet consequent bent in het overbrengen van die boodschap, zullen mensen verward zijn en wordt het gevaarlijk. Dan schrik je ze af.” Scheelings, die zelf een onderzoek voert naar de evolutie van het kringleven op de VUB, beweert dat de vernedering er niet altijd deel van uitmaakte en dat misschien ook niet hoeft. “In mijn studententijd in de jaren ‘70 ging een slogan rond ‘laat u niet dopen, laat u niet vernederen’. Op die vernederende situaties kwam veel kritiek, soms met tuchtstraffen tot gevolg, waardoor het kringleven een heel slechte naam kreeg. In 1984-1985 kwam er verandering in deze zaak door de hervorming van het Brussels Studentengenootschap (BSGgtgv). Hierbij werd vastgelegd dat de doop een fijne ervaring moest zijn, dat iedereen met respect behandeld moet worden en dat niemand mag denken dat hij/zij in gevaar is. Dat herstel heeft zeker mede de grote populariteit van de kringen in de jaren ‘90 veroorzaakt, maar je ziet dat dat nu opnieuw verwaterd is,” zegt Scheelings.
(Lees verder onder de foto)
Toch zijn er kringen die zeer bewust omgaan met de harde aanpak. Zo vertelt Morag Facon, doopmeester van de Psycho-Ped’agogische Kring (PPK): “Je moet het faculteit per faculteit bekijken. Mensen in de richting Handelsingenieur hebben over het algemeen een andere instelling dan die in de richting Psychologie of Agogiek. Veel meer mensen binnen ons doelpubliek zouden er moeite mee hebben als we echt hard zouden zijn. We proberen dan van in het begin te communiceren dat het eigenlijk maar een toneeltje is. Vooraleer de activiteiten van start gaan, organiseren wij ook verschillende prédrinks zodat de schachten zien dat we ook gewoon een gezellige groep zijn. Ik denk dat we een goede balans hebben tussen streng zijn op activiteiten en begaan daarbuiten. Wij kunnen moeilijk nog milder zijn, want dan zouden we geen respect meer krijgen van de schachten.” Ondanks deze rustigere aanpak kent ook PPK een forse daling van het aantal schachten, van een veertigtal schachten drie jaar geleden naar zestien dit jaar.
Pendelschachten
Een andere mogelijke oorzaak van de dalende schachtenaantallen is volgens zowel Nijs als Scheelings dat de VUB meer en meer een pendeluniversiteit is geworden. Uit het onderzoek van Scheelings blijkt dat 61 procent van de studenten in hun eerste bachelor niet op kot zit. De jaren daarop daalt dat percentage. Dit bemoeilijkt uiteraard de deelname aan activiteiten of TD’s: deelnemers moeten nog met de trein thuis geraken, mogen van hun ouders zelfs niet deelnemen of moeten op zoek naar een slaapplaats bij iemand op kot. Scheelings stelt voor om, rekening houdend met de lessenroosters, meer activiteiten overdag te organiseren. Voor een kring als LWK is dat moeilijk, zegt doopmeester Sean Blanckaert: “De faculteit LW bestaat uit heel veel verschillende richtingen. Als we geen overlap willen, zouden we bij wijze van spreken onze activiteiten om 6u ’s ochtends moeten organiseren. Ik kan me wel inbeelden dat dat bij andere faculteiten beter zou gaan.” Bovendien biedt de kring steeds een slaapplaats aan voor schachten die na een activiteit, om welke reden dan ook, niet meer thuis geraken. Bij PPK worden al bijna alle schachtenactiviteiten overdag georganiseerd. “Als de activiteit tot ’s avonds laat duurt proberen we ze de optie te geven om nog met de trein naar huis te gaan. Eens we verder in het schachtenproces zitten, merken we ook dat ze bij hun medeschachten die op kot zitten, kunnen blijven slapen. Toch merken we dat ze vaak niet meer komen als ze één of meerdere activiteiten moeten missen door het pendelen,” aldus Facon.
“Ik vind niet dat we onszelf en onze activiteiten zodanig moeten veranderen dat we bij wijze van spreken Leuvenaars met hoofddeksels worden”
Sean Blanckaert, doopmeester van LWK
Afgezien van het pendelen zijn er nog een aantal mogelijke oorzaken. “Er zijn verschillende evoluties gaande: meer dan twintig procent van de studenten zijn internationals en er zijn steeds meer oudere studenten. 54 procent van de studenten is bovendien vrouwelijk, terwijl de studentenkringen toch nog steeds eerder mannelijk zijn,” vertelt Scheelings. “Passen de kringen zich ook aan aan studenten uit andere culturen? De drinkcultuur en islamitische studenten zijn bijvoorbeeld moeilijk verenigbaar.” “Daarbovenop horen we ook vaak dat de partners van onze schachten niet helemaal akkoord gaan met de manier waarop de doop verloopt. Deze schachten haken vaak helemaal op het einde af”, zegt Facon. “Bovendien kan het natuurlijk ook zijn dat ze het niet leuk blijken te vinden. Ze moeten zich laten dopen voor zichzelf”, geeft ze nog mee.
Overaanbod
Het landschap van het kringleven is de laatste jaren helemaal veranderd. Het aantal BSG-erkende kringen is tussen 1994 en 2014 gehalveerd, dat toont Scheelings aan met cijfers uit eerder archiefonderzoek over het kringleven op de VUB. Toch zien we nu niets anders dan nieuwe kringen die opduiken. Het aantal regionale kringen mag dan misschien wel afgenomen zijn, maar het aantal andere kringen, die vaak geen doop organiseren, neemt toe. Er zijn elf facultaire kringen, vijftien regionale kringen en een 25-tal andere, die zich met meer diverse activiteiten bezighouden. “De student ziet misschien minder heil in een facultaire kring, maar wil liever in een ‘gezelligheidskring’ of een kring met een ander doel. Dat reflecteert mogelijk veranderingen binnen de maatschappij. Anderzijds houden die kringen de studentikoze tradities minder hoog, die dopen niet of hebben geen klak”, zegt Scheelings. Nijs spreekt van een overaanbod aan kringen en activiteiten. “Elke kring wil zijn routine van activiteiten blijven doorvoeren, zij het TD’s en cantussen of lezingen en sport- of cultuuractiviteiten. Bovendien zijn veel mensen geïnteresseerd in het aanbod dat ook door niet-dopende kringen wordt geboden en zullen die minder snel de stap zetten om zich te laten dopen. We zijn nog niet aangepast aan het landschap dat zeer snel veranderd is en zullen compromissen moeten zoeken. We hebben een heel hechte community die een goede basis vormt om de mensen een fantastische studententijd aan de VUB te bezorgen, maar we zitten te hard vastgeroest in het systeem van met elkaar te wedijveren.” Verder mist Nijs vooral originaliteit op het vlak van activiteiten. “De lang bestaande concepten van schachtenactiviteiten, TD’s of cultuuractiviteiten worden niet vaak herzien.”
Bogaert zou juist niet van een overaanbod spreken: “Er wordt te weinig gefocust op de verschillende dimensies van een kring. We moeten diversifiëren want het huidige concept, dat voornamelijk bestaat uit het organiseren van TD’s en cantussen, trekt de studenten niet meer aan. De studenten hebben de kringen niet langer nodig als sociaal bindmiddel. Daarnaast zijn er kringen die het anders doen. Zo heb je Initiatiefgroep Solvay (Inisol), die veel projecten op touw zet voor handelsingenieurs, of de jobbeurs die het VRG organiseert. Het is dan ook niet toevallig dat zij het minst geraakt worden door de problemen rond de schachtenwerving.” Bogaert is er van overtuigd dat elke facultaire en misschien zelfs elke regionale kring haar eigen niche wel kan vinden om zich te onderscheiden van de rest.
Ongedoopte toekomst?
Wat nu exact de oplossing zal zijn om in de toekomst meer leden te werven is volgens velen nog onzeker. Volgens Bogaert is het duidelijk: “Er moet absoluut meer ingezet worden op diversificatie. Men moet vooral stoppen met het blindstaren op het gedoopt zijn: meer ongedoopten betrekken in de organisatie van evenementen is de weg vooruit. Als die medewerkers dan een tijdje meedraaien in de kring, zullen ze zich uiteindelijk misschien wel laten dopen. Het is dus in de eerste plaats de ledenwerving die moet worden aangepakt en ik hoop dat van daaruit het probleem van de schachtenwerving ook wordt opgelost.”
Facon denkt dat er vooral moet worden ingegaan op de niet-drinkers, omdat die door alle kringen worden uitgesloten. “En als ik heel eerlijk ben denk ik dat het concept van het naaktdopen zal moeten wijken. Ik zou het zelf niet willen, want het heeft veel betekenis, maar ik denk wel dat het momenteel het grootste struikelblok is,” geeft Facon toe. Toch ziet ze ook positieve kanten aan het lage schachtenaantal: “We zien dat ze goed bij elkaar hangen nu. Vorig jaar zijn de schachten heel goed bevriend geraakt en bijna allemaal in het bestuur gekomen.”
Blanckaert is ook niet tegen een aanpassing, zodra het duidelijk is waar deze nodig zal zijn, maar vraagt zich af in welke mate de aanpassingen zullen moeten worden doorgevoerd. “We willen een aanpak uitdragen die typisch is voor Brussel. Hoewel het misschien hogere schachtenaantallen zou opleveren, vind ik niet dat we onszelf en onze activiteiten zodanig moeten veranderen dat we bij wijze van spreken Leuvenaars met hoofddeksels worden.”
“Er is echter nog geen vrees voor bloedarmoede,” zegt Max Nijs, “maar we moeten ons met gezond verstand durven af te vragen waarom we op deze manier met de zaak bezig zijn. Ik vraag me af hoelang het zal duren vooraleer we zaken met een kritisch oog gaan bekijken, want er zijn dingen die aan verandering toe zijn. We neigen heel erg traditioneel te zijn in bepaalde zaken. We reflecteren niet vaak genoeg over hoe we dingen binnen het studentenleven moeten veranderen. Anderzijds moeten we het onszelf ook vergeven dat dat breder aanbod er is, omdat de VUB is gegroeid als universiteit.”
Ook Scheelings is ervan overtuigd dat het kringleven niet met uitsterven is bedreigd. Uit het onderzoek naar de ledenaantallen waarop hij zich baseert, is gebleken dat de besturen wél groter worden. “Met het engagement en de participatie gaat het dus wel goed. Dit toont aan dat men nog genoeg waarde vindt in het kringleven om zich te engageren.”
0 Comment