De profeten van Kosmopolis

Campus Etterbeek zoals het had kunnen zijn

De elegante rondingen van het rectoraat, het vochtdoorlopen beton van gebouwen F en G, de glazen doos die gebouw D heet of het bombastische ontwerp van de Resto. De campusarchitectuur in Etterbeek is net zo legendarisch als het verleden van onze universiteit zelf. Het bont allegaartje aan functionele bouwkunst wordt zowel bemind als verafschuwd door de VUB-bevolking, maar we zijn er intussen wel aan gewend. Zodanig aan gewend zelfs dat we er niet bij stilstaan dat het er wel eens allemaal anders had kunnen uitzien.

In 1969 werd de Europese architecturale scène geprikkeld door een nieuwe prestigieuze architectuurwedstrijd, waaraan maar liefst 217 ontwerpen uit zeventien verschillende landen deelnamen. De opdracht betrof het ontwerp van een geheel nieuwe universiteitscampus die aan de rand van de Belgische hoofdstad zou komen. De vrijzinnige universiteit had namelijk een voormalig oefenterrein van het leger op de kop weten tikken, met als doel haar almaar uitdijende studentenaantal op te vangen. Voor de architecten vormde het terrein een 45 hectare groot leeg canvas dat smeekte om ontmaagd te worden door een megalomaan bouwproject. Geen ontwerp zou te creatief of te ambitieus zijn voor de nieuwe campus. Er was alleen één klein detail waarmee rekening gehouden moest worden: eveneens in 1969 had die ‘Université Libre’ daar in Brussel zich gescheiden in een Nederlandstalige en Franstalige universiteit, en die wilden natuurlijk in aparte gebouwen ondergebracht worden. Het ‘massaplan’, zoals het project gedoopt werd, moest dus plaats bieden aan twee verschillende universiteiten, met een harmonieuze architectuur die toch de eigenheid van beide instellingen benadrukte. De opgave was duidelijk en de kaarten lagen op tafel. Faites vos jeux.

Ongekende hoogten

De deelname van Renaat Braem, een bekend modernistisch architect en urbanist uit Antwerpen, was vrij voor de hand liggend: het was hijzelf die tot de architectuurwedstrijd had aangestuurd. De VUB, verpersoonlijkt door beheerraadslid Frans De Pauw, nam in 1969 het voortouw in de realisatie van de nieuwe campus en contacteerde Braem hiervoor ter advies. Het moest snel gaan voor de piepjonge universiteit: ze wilde zo vlug mogelijk haar autonomie ten opzichte van de ULB benadrukken door het uitbouwen van een eigen infrastructuur. Braem gaf verschillende voorstellen om het massaplan architecturaal vorm te geven. Een ontwerpwedstrijd was daar één van, al liet de ambitieuze architect ook de mogelijkheid open om het concept zelf helemaal vorm te geven. Er werd uiteindelijk gekozen voor een competitie, waarbij de ‘Union Internationale des Architectes’ een organiserende rol zou spelen. Een jury bestaande uit zowel architecten als vertegenwoordigers van beide universiteiten werd samengesteld.

Braem ondernam in een team van vijf getalenteerde architecten een poging om het kale oefenterrein om te toveren tot een bruisende universiteitscampus die een grootstad waardig was. Aan ambitie geen gebrek in het eerste ontwerp: het betrof een cirkel van gebouwen rondom een centrale toren, waarin het rectoraat zou komen. Verder telde het eerste concept ook vijf andere torengebouwen waarin de verschillende faculteiten een onderkomen zouden vinden. De rest van de campus werd opgevuld met dichte begroeiing en lagere gebouwtjes, waarbij het stedelijk karakter niet uit het oog werd verloren. De zes torens -waarvan één door haar antenne uiterlijk sterk doet denken aan de toren van het Sint-Maartensdal in Leuven – zouden hoog boven de oostelijke skyline van Brussel uitsteken. Daarachter zat een duidelijke filosofie: Braem zag de universiteit als een centrum van de gemeenschap en de natie waar wetenschap, cultuur en politiek debat zich in alle vrijheid moeten kunnen ontwikkelen. Opvallend is dat de scheidingslijn tussen de VUB en de ULB ver te zoeken is in dit ontwerp. “De scheiding tussen beide universiteiten moest effectief zijn en niet demonstratief”, aldus Braem. Het ontwerp is veelbelovend, maar uiteindelijk trekt Braem met zijn team met een geheel ander concept ten strijde.

Wedstrijdontwerp van Renaat Braem    © Renaat Braem, collectie VIOE

Campus op stelten

Het uiteindelijke wedstrijdontwerp gaat voor een resoluut andere aanpak die draait rond één concept: flexibiliteit. Onder de slogan “een vrije universiteit met een vrije groei” ontwerpt Braem een campus die zichzelf desgewenst kan uitbreiden of doen inkrimpen. Het principe is eenvoudig: overheen het terrein wordt een netwerk van grote metalen kolommen geplaatst die in rastervorm met elkaar verbonden zijn, een beetje zoals een Knex- bouwset. Daarbij zou de campus worden opgedeeld in verschillende niveaus, met straten en parkeergarages op het gelijkvloers, waarboven een enorme voetgangerszone zweeft. De rasters zouden zowel in de breedte als in de hoogte kunnen worden uitgebreid waardoor verschillende constructies mogelijk zijn. Naast de vaste gebouwen bood het ontwerp ook plaats aan tijdelijke paviljoenen die in de kubussen konden worden geplaatst. Ook in dit plan voorziet Braem zeer veel goen. Het begrip ‘vrijheid’ wordt hier dus heel ver gedreven: de universiteit zou er altijd anders uitzien en continu in beweging zijn. Braem maakte ook dit ontwerp met een duidelijke filosofie. Door het zeer sterke geheel dat het rastersysteem met zich meebracht zou de campus een miniatuurstad worden waarbij alle aspecten van het sociale, culturele en educatieve leven samenkomen. “Eén forum, één tuin, één ruimte”, zo schreef hij als catchphrase op een schets. De universiteit als harmonieuze synthese van de gemeenschap. Een harmonie die ook in de architectuur naar voren kwam: de gebouwen kregen een zeer organische vormgeving, waardoor ze een geheel vormden met de aanwezige architectuur. Ook voorzag Braem overal kunstwerken: “kunst is eerlijker dan de wetenschap. Ze geeft beelden uit het leven weer in plaats van theoretische begrippen”.

Campusontwerp Renaat Braem    © Renaat Braem, collectie VIOE

Dubbelzinnige massa

Braem was niet de enige grote naam die deelnam aan de wedstrijd en al zeker niet de enige met een ambitieus en gewaagd concept. Verschillende architectenbureaus en teams worpen hun ontwerp in de strijd. Zo ook een groep Franse architecten onder leiding van Noël Le Maresquier. Deze urbanist had op vlak van modernistische bouwkunst ook al zijn strepen verdiend en bracht een ontwerp naar voren dat velen bekend zal voorkomen. In het massaplan van de Franse architect is de bekende functionele architectuur van gebouwen B,C, F en G herkenbaar, inclusief de typische grote trapkokers. Het ontwerp is echter een heel stuk uitgebreider, waarbij de gebouwen als een betonnen mantel om de campus heen draaien. Het plan heeft wat weg van een trein, waarbij het rectoraat vooraan als ‘locomotief’ zou fungeren en de ‘wagons’ er achteraan kronkelen. Het geheel wordt aangevuld met lagere gebouwtjes, sportterreinen en heel veel groen. Hoewel de dreigende betonnen gevaartes hun schaduw over de campus wierpen gaf het wel een zeer open indruk. Aan de binnenkant van de mantel werd de campus omgevormd tot een soort oase. In tegenstelling tot vele andere ontwerpen, zoals die van Braem, hield Le Maresquier wel rekening met de communautaire verwikkelingen uit deze periode. In het massaplan keren de Nederlandstalige en Franstalige universiteit elkaar letterlijk de rug toe. In het oorspronkelijke plan waren nog gemeenschappelijke aula’s, labo’s en ontmoetingscentra voorzien, maar daar was hier geen spoor meer van. De twee ‘treinen’ rijden duidelijk een andere richting uit en hebben aparte ingangen, esplanades en parkeergarages. Hoewel de VUB- en ULB-campus een duidelijke architecturale continuïteit vertonen zijn ze niet symmetrisch. Op deze manier werd toch de eigenheid van de individuele universiteiten benadrukt.

“De organisatoren wilden een soort Berlijnse muur zien tussen de Nederlands- en Franstaligen. Elk ontwerp dat hieraan niet voldeed werd automatisch uitgeschakeld”

Geert Bekaert (1969)

Die Brüseler Mauer viert zege

In totaal werden er tien ontwerpen geselecteerd door de jury om verder te gaan in de wedstrijd. Braem’s ontwerp was hier niet bij, dat van Le Maresquier wel. In april 1970 werd diens massaplan zelfs unaniem tot winnaar uitgeroepen door de jury. VUB-rector Aloïs Gerlo was zeer lovend over het ontwerp dat er in zijn ogen het beste in geslaagd was om een architecturale eenheid te behouden en toch de zelfstandigheid van de universiteit te benadrukken. Ook de ULB was zeer te spreken over het project. In de wereld van de architectuur werd evenwel minder enthousiast gereageerd. Er werd niet begrepen hoe zulk banaal en weinig creatief ontwerp gekozen kon worden uit zovele andere, meer expressieve projecten. Geert Bekaert, een belangrijk Belgisch kunstcriticus, was eveneens teleurgesteld. In een artikel dat hij schreef voor een vakblad benoemt hij de moeilijke relatie tussen de Vlamingen en Walen als belangrijke oorzaak van het levenloze ontwerp. Volgens hem wilden de organisatoren in het massaplan een soort Berlijnse muur zien tussen de Nederlands- en Franstaligen en werd elk ontwerp dat hieraan niet voldeed automatisch uitgeschakeld. Bekaert zag de architectuurwedstrijd als een schijnoperatie waarbij de winnaar al op voorhand vast stond.

Ook Braem had sterke kritiek op het gekozen ontwerp, al was het minder politiek geladen. Hij betreurde vooral het gebrek aan creativiteit en eenheid in het ontwerp van Le Maresquier. In een brief gericht aan De Pauw die door meer ogen gelezen werd dan waarschijnlijk bedoeld, schreef hij zijn zorgen neer. Voor Braem staat het gekozen ontwerp symbool voor de “kosmopolitische karakterloosheid die in Brussel al te veel voorkomt. Het is tijd voor een culturele daad, die toont wie we eigenlijk zijn.” Hiermee haalt de architect en stadsplanner hard uit naar zowel het project van Le Maresquier als naar de verbrusseling zelf, de opkomst van de megalomane functionele bouwkunst in de hoofdstad.

De uitbouw van het winnende ontwerp van Le Maresquier had tegen 1973 van start moeten gaan, maar zo’n vaart liep het niet. De architect werd aangesteld als coördinator om de uitvoerende architectenbureaus te vinden en te leiden. Al vlug werd echter duidelijk dat de kostprijs enorm zou oplopen en er grote meningsverschillen bestonden tussen de universiteiten en de Fransman. De ULB stapte uiteindelijk uit het project en stelde zelf zeven architecten aan om hun deel van het terrein vorm te geven. Ook aan VUB-zijde werd sterk van het ontwerp van Le Maresquier afgeweken. Op aanraden van Braem, die nog steeds sterke banden had met het universiteitsbestuur, werd de rol van de Franse architect beperkt tot het uitwerken van het algemene plan, terwijl zes andere architecten de architectuur voor hun rekening zouden nemen. Braem werd samen met zijn collega Willy Van Der Meeren aangesteld om bepaalde gebouwen te ontwerpen. Uiteindelijk zouden slechts vier gebouwen gedeeltelijk het massaplan volgen. Le Maresquier werd in 1972 ontslagen.

Eerste ontwerp voor het Rectoraat    © Renaat Braem, Collectie VIOE

De tempel der wijsheid

Uiteindelijk zou het Braem dus beter vergaan als Le Maresquier. Terwijl er nog gesleuteld en geknipt werd in het massaplan kreeg de Antwerpse architect de opdracht een gebouw te ontwerpen dat het centrum moest vormen van de administratie, het bestuur en het uiterlijk van de VUB: het rectoraat. In het plan van Le Maresquier was wel een rectoraatsgebouw voorzien, maar die week architecturaal niet af van de andere bouwwerken van het project. Braem was blij dat de universiteit er daarentegen voor koos om het rectoraat tot blikvanger van de campus te maken en het te laten afsteken tegen de strakke functionele architectuur van de rest van de campus. Net als bij al zijn gebouwen had Braem een duidelijke filosofie bij zijn ontwerp. Het rectoraat was in zijn ogen het centrum van de universiteit en dus gelijk ook van de maatschappij. Meer dan een administratief centrum is het rectoraat dus ook een ‘tempel der wijsheid en wetenschap’.

Uit het eerste ontwerp blijkt meteen een hoog ‘tempel’- gehalte. Het betreft een indrukwekkend betonnen gebouw met zes torens rondom een centrale aula. De cirkel werd als basisvorm gekozen omdat dit het meest contrasteerde met de geplande gebouwen op de campus. Het geheel heeft wat weg van de futuristische architectuur uit science fiction-verhalen uit de jaren ‘50. Naast de administratieve en bestuurlijke diensten bood het ontwerp ook plaats aan een archief en een boekenwinkel. Het geheel werd in een ronde vijver geplaatst die tevens diende als spaarbekken voor het regenwater van de campus. Opnieuw voorziet Braem zeer veel kunst. Het geplande interieur bevat veel sculpturen en muurschilderingen, een element dat ook in zijn volgende plannen zal blijven bestaan. In 1971 werden de plannen van Braem voorgesteld aan de universitaire overheden. Het idee werd onthaald op een grote ‘njet’. Het reusachtige gebouw met zes torens zou veel te duur zijn voor de dan nog kleine en jonge VUB. Ook een volgend ontwerp met slechts drie torens, dat een jaar later door Braem werd voorgesteld, liep een blauwtje bij de universiteit. De architect had het moeilijk met deze afwijzing. Aloïs Gerlo had hem duidelijk gemaakt dat de VUB geen ‘tempel’ nodig had, maar dat een functionele prefab zou volstaan, iets wat Braem niet verwacht had van de cultuurminnende rector. Verslagen trok hij opnieuw naar de tekentafel, voor het creëren van een ontwerp dat zowel esthetisch als financieel haalbaar was.

Vroeg ellipsvormig ontwerp van het rectoraat, waarop de ronde vijver nog te zien is    © Renaat Braem, collectie VIOE

Besparen tot de perfectie

De daarop volgende jaren ontluiken zich tot een kat-en muisspel tussen Braem en de VUB. Telkens deze eerste met een nieuw plan kwam, keurde de universiteit het af door de te hoge kosten. In 1972 duikt voor de eerste maal de ons nu welbekende ellipsvorm op in het rectoraatsontwerp, waaraan de bijnaam ‘de sigaar’ te danken is. Voor Braem was de ellips de primaire vorm in de natuur. Door het gebouw op deze manier vorm te geven symboliseert het ‘de zoektocht naar de ultieme waarheid’, de morele taak van een universiteit.

Aanvankelijk was er nog een aula voorzien in het ontwerp, die als een soort gezwel uit de ellips stak, maar opnieuw om besparingsredenen werd hiervan afgestapt. In 1973 stond het uiteindelijke grondplan van het rectoraat vast. Er waren echter nog enkele verschillen met het huidige gebouw. De ellips bevond zich bijvoorbeeld nog steeds in het midden van een ronde vijver, waardoor het rectoraat leek te varen als een grote stoomboot. De universiteit kon zich vinden in het huidige ontwerp, maar het was nog steeds te duur. Om die reden werd het gebouw twee meter verlaagd, werd het beton vervangen door beige baksteen en werd er grondig bespaard op de afwerking van het interieur. Voor Braem, die zijn hele ziel in het project had gepompt, was dit een zeer moeilijke periode. Er moest zoveel gesleuteld worden aan het ontwerp dat er zelfs fouten in de plannen slopen, waarvan Braem dan de schuld kreeg. Vele conflicten, slapeloze nachten en stapels schetsen later werd het gebouw uiteindelijk voltooid in 1976, drie jaar later dan de oorspronkelijke opleveringsdatum. Het rectoraat, later tot Braemgebouw gedoopt, ziet er helemaal anders uit dan oorspronkelijk gepland, maar is niettemin een icoon op de campus.

Doorheen haar bijna 50-jarige bestaan heeft onze universiteit nog veel bouwprojecten gekend, waarvan de uiteindelijke uitvoering sterk verschilde van het oorspronkelijke ontwerp. Willy Van Der Meeren opperde voor zijn koten aanvankelijk het idee om te werken met ‘mobiele’ studentenhuizen, die ten allen tijde konden worden verplaatst. In het spectaculaire ontwerp van aula Q waren oorspronkelijk zes draaiende aula’s voorzien in plaats van vier en bij het recente XY project is er zelfs een volledig gebouw weggelaten. De VUB had er dus helemaal anders kunnen uitzien, indien de budgetten hoger zouden liggen en de communautaire situatie minder gevoelig. Dat moesten Braem en Le Maresquier, de profeten van de kosmopolitische architectuur van onze campus aan de lijve ondervinden. Het resultaat is een bonte verzameling aan gebouwen en bouwstijlen. Een kakofonie die misschien esthetisch niet optimaal is, maar de VUB typeert in al haar eigenaardige eigenheid.

Bronnen:
Hebbelinck, Rita en Van Craen, Nic (red.), Bouwen aan de Vrije Universiteit Brussel, Campusarchitectuur sinds 1970. Brussel, 2015, VUB Press.
Braeken, Jo (ed.), Renaat Braem 1910-2001. Brussel, 2010, VIOE en ASA.

0 Comment