De educatieve master verbeterd of mismeesterd?

© Marit Galle

Van clusters tot Nederlands voor anderstaligen: de onderwijshervorming aan de VUB

Door Larissa Courant

Het zijn turbulente tijden voor het onderwijssysteem. De Vlaamse minister van Onderwijs Hilde Crevits vindt dat het tijd is voor opwaardering van het leerkrachtenberoep en schudt, met de herindeling van de studierichtingen en invoering van studiedomeinen in het secundair onderwijs, de kaarten stevig door elkaar. Ook het universitair onderwijs ontsnapt niet aan het hervormingsbewind.

Wie zich volgend academiejaar als nieuwe student op de VUB inschrijft, zal voor een geheel andere keuze komen te staan dan velen die vandaag al voet zetten op de campus. Naar aanleiding van de onderwijshervorming die doorgevoerd wordt door Vlaams minister van Onderwijs, Hilde Crevits, zullen universiteitsstudenten voortaan niet langer moeten wachten op het behalen van hun masterdiploma om aan een lerarenopleiding te starten.

Onderwijshervorming

De bacheloropleidingen aan de VUB zullen in 2019 een pakket aan educatieve vakken rijker zijn. Studenten kunnen na hun Bachelor kiezen voor een educatieve master waarin dan de huidige lerarenopleiding ingedaald is. In de meeste Bacheloropleidingen kan ook al een keuzepakket van 15 studiepunten lerarenopleiding opgenomen worden.

“De lerarenopleidingen zullen voor het eerst ingeschaald worden in de Vlaamse kwalificatiestructuur van (professionele) bachelor- en masterniveau. Tot nu toe stonden de lerarenopleidingen hier los van”, vertelt vicerector Onderwijs- en Studentenbeleid Jan Danckaert. “De bevoegdheid om les te geven, kreeg je op basis van de master in het domein, samen met het volgen van een lerarenopleiding die je eigenlijk een bewijs van pedagogische bekwaamheid gaf. Nu gaat de lerarenopleiding officieel binnen een aparte master gegoten worden.”

De nieuwe educatieve master zal bestaan uit tien clusters die de duur en het aantal studiepunten van de educatieve master zullen bepalen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de cluster cultuurwetenschappen. “De educatieve master bevat altijd enerzijds een domeinluik (zoals elke master) en anderzijds een luik lerarenopleiding. Dat tweede luik bestaat uit 60 studiepunten, maar het decreet laat toe dat er in de bachelor reeds vijftien studiepunten van worden opgenomen, weliswaar vrijblijvend, met als gevolg dat er nog 45 studiepunten in de master overblijven. Dan heb je dus, naargelang je een educatieve master van 90 of 120 studiepunten hebt gekozen, een totaal van 90 of 120 min 45 voor het domein”, legt Danckaert uit.

“We geven niet alleen les voor het ASO.”

Jan Danckaert

Vakdidactiek ‘Nederlands als Tweede Taal’

In het algemeen kan er gesteld worden dat de vakdidactiek de studenten de bevoegdheid geeft om les te geven. Er kan hierbij gedacht worden aan de vakdidactiek biologie die logischerwijze lesbevoegdheid geeft voor het vak biologie in het secundair onderwijs. Het potentiële gevaar schuilt in de vakken technisch onderwijs die niet vergeten mogen worden. “Elk vak in het secundair onderwijs moet gecoverd door een vakdidactiek zijn, ook in het technisch secundair onderwijs. We geven niet alleen les voor het ASO”, vertelt Danckaert verder.

Ook nieuw is de aparte vakdidactiek Nederlands voor anderstaligen. “De didactiek die je nodig hebt om Nederlands te geven in het secundair onderwijs als moedertaal is helemaal anders dan Nederlands te leren aan anderstaligen die dat als een vreemde taal ervaren.”

Educatieve master geschiedenis en talen

Reeds bij de uitwerking van de hervorming stootte men op enkele hindernissen, die niet geheel onopgemerkt voorbij gingen. De aandacht werd meteen gericht op de educatieve masteropleiding geschiedenis, die gereduceerd zou worden tot 90 studiepunten en zo aan kwaliteit zou inboeten. “Het eerste voorstel van de minister was dat voor de domeinmasters met een huidige duur van 60 studiepunten, de educatieve master op 90 studiepunten zou worden gebracht. Het scenario voor de domeinmasters van 120 studiepunten zal hetzelfde blijven met een educatieve master van 120 studiepunten” haalt Danckaert aan. “Hier zijn echter een paar afwijkingen op bekomen onder andere wegens de druk van het veld voor talen. Als je een master hebt van maar 90 studiepunten wordt het immers moeilijk om de studenten voldoende taalkennis en bagage mee te geven om les te kunnen geven. Vervolgens kwam er ook een tweede toegeving onder druk van de opleiding geschiedenis die zal behoren tot de cluster cultuurwetenschappen en bijgevolg toch op 120 studiepunten kan rekenen”, aldus Danckaert. Toch waarschuwt hij dat het voorlopig even voorzichtig afwachten is op een officiële mededeling van de minister.

“De bezorgdheid blijft: hoe krijgen we voldoende leraren gemotiveerd?”

Jan Danckaert

Volwassenenonderwijs

De hervorming  richt ook haar pijlen op de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO), die hun bevoegdheden om lerarenopleidingen te verstrekken aan volwassen moeten overhevelen naar hogescholen en universiteiten. “Nu heeft de VUB een samenwerkingsverband met de Erasmushogeschool, EDU-XL, waarmee het een samenwerking heeft afgesloten met CVO COOVI in Anderlecht en CVO Oranjerie in Diest. Dit wil dus zeggen dat de lerarenopleidingen die ze daar aanbieden, blijven aangeboden worden, maar onder onze verantwoordelijkheid. Dit zullen dan de verkorte versies zijn voor studenten die hun master behaald hebben en bijkomend ook dat educatief diploma willen. Ook studenten die reeds een verkorte versie van hun domeinmaster achter de rug hebben en de 45 studiepunten lerarenopleiding willen herinvesteren in wetenschappelijke vakken, kunnen deze opnemen in een verkorte master”, verduidelijkt Danckaert.

Deze samenwerkingsakkoorden verliepen zonder problemen, al is een akkoord bereiken met een partij dat eenzijdig moet inboeten nooit gemakkelijk. Toch mag het belang van de samenwerking niet onderschat worden. “De Centra hebben meer ervaring met werkstudenten en zetten zelfs meer in op afstandsonderwijs zoals ‘blinded learning’. De studenten kunnen dan van thuis uit veel doen en hoeven zich enkel te verplaatsen wanneer het contact nodig is en een meerwaarde heeft. Van de manier waarop zij dit doen, kunnen wij ook zeker en vast nog wat leren.”

Een volgend moeilijk punt op de agenda is ongetwijfeld de overdracht van het personeel, dat een uitvoerige balansoefening met organisaties zoals de vakbond vergt. Deze volgende fase zal velen voor een moeilijke keuze zetten en onderwerpt de symbiose tussen de VUB en andere onderwijsinstellingen aan een nieuw proefstuk.

Gedecentraliseerde campussen

De verkorte versies van de educatieve master zullen naast in de CVO’s, ook op de VUB-campus aangeboden worden. “We hebben ons in onze intentieovereenkomst ertoe geëngageerd om ons op de sites te begeven van de CVO’s. Dit blijft dan gedecentraliseerd. Zo heeft bijvoorbeeld CVO De Oranjerie vestigingen in Leuven en Diest, wat handig is voor mensen die in de buurt van Leuven werken. Bovendien vinden deze lerarenopleidingen plaats binnen in een reeds bestaande schoolgroep en men makkelijk aan stages in de buurt’ kan geraken.”

Deze gedecentraliseerde campussen voor volwassenenonderwijs zullen van een minimale dienstverlening van de VUB kunnen genieten. Zo zullen mensen er zich kunnen inschrijven en les kunnen volgen, maar zal niet de hele infrastructuur gekopieerd worden op die site. Wel zullen ook deze (werk)studenten een VUB-studentenkaart krijgen waarmee ze op de VUB-campus van allerlei faciliteiten gebruik kunnen maken.

Keerzijde van de medaille

De vicerector bekommert zich niet alleen om de timing die hen vanuit de politieke agenda wordt opgelegd maar stelt zich ook de vraag of hiermee het hoofddoel wel bereikt wordt. “Ik denk dat iedereen vindt dat er meer leraren moeten komen en deze goed opgeleid moeten zijn. Maar om meer leraren te krijgen, zou je eerder het beroep van leraar aantrekkelijker moeten maken en daarbij zorgen dat beginnende leraren beter ondersteund worden: de voorbereiding en de eerste confrontatie met klasgroepen zijn niet altijd even eenvoudig  in een grootstedelijke context. Dit alles vraagt om een betere begeleiding en coaching. Daar verandert de opleiding op zich niet veel aan. De bezorgdheid blijft: hoe krijgen we voldoende leraren gemotiveerd?” Ook denkt hij aan de multifunctionele inzetbaarheid van jonge leerkrachten die al sprokkelend snel twee vakken moeten onderwijzen terwijl ze maar één domeinopleiding hebben en zich dus in het andere vak minder zelfzeker voelen. “Daar zou eigenlijk ook aan het beroep leraar gesleuteld moeten worden zodanig dat het aantrekkelijker en haalbaarder wordt voor een beginnende leraar.”

0 Comment