Guy Vanhengel over Smurfen en feestvarkens in Brussel

Iets meer dan één jaar is Guy Vanhengel (Open VLD) minister voor Studentenzaken in Brussel. Bij het begin van zijn ambtstermijn had hij drie doelen voor ogen: kwalitatief betere studentenhuisvestiging, een fuifzaal in het centrum en een beter imago van Brussel.
Wat is de troef van Brussel volgens u?

Mensen die hier komen ten gevolge van migratie hebben bijvoorbeeld de gewoonte om zich in bepaalde stadswijken te groeperen. Wij zijn geen grote voorstander van het hergroeperen, we hebben liever dat onze stad zijn gemengde karakter behoudt. Ik denk dat dit deel uitmaakt van de charme die onze stad te bieden heeft. Natuurlijk zijn steden zoals Gent of Leuven leuk omdat het gemakkelijk is. Je moet geen grote afstand afleggen om de belangrijkste dingen te zien, alles ligt dicht bij elkaar. Brussel daarentegen is een puzzel waar je je weg in moet zoeken. Daar houden wij ook van. Dit onderscheidt ons van andere steden.

Een van de speerpunten van uw beleid was om het imago van Brussel te verbeteren, hoe heeft u dit aangepakt?

We hebben de afgelopen tijd al heel hard gewerkt aan alles wat met evenementen te maken heeft. Een voorbeeld hiervan is het stripfestival dat heeft plaatsgevonden in het Warandepark. Hierbij hebben we vooral De Smurfen naar voren geschoven. De Smurfen zijn tijdloos en generatie-overschrijdend. Ik ben ermee opgegroeid en mijn kleinkinderen lezen nu met evenveel plezier die verhalen. Brussel heeft een groot cultureel aanbod dat je in geen enkele andere stad vindt, zoals de opera, Bozar of Théâtre National. Zelfs de kerstmarkt op het einde van het jaar trekt miljoenen bezoekers. We zijn ondertussen met nog andere projecten bezig, een mooi voorbeeld hiervan is het bierbelevingsmuseum in het beursgebouw. Sport is natuurlijk ook heel belangrijk, maar hiervoor is er geen groot budget. In een stad als Brussel is het belangrijk om sociale samenhang te creëren en dat kan via sport, zeker via groepssporten. We zijn nu bezig aan een inhaaloperatie, maar het probleem is dat we daarvoor infrastructuur en geld nodig hebben.

Cultureel gezien is een stad als Gent ook zeer aantrekkelijk. Veel studenten voelen zich gewoon onveilig op de straten van Brussel. Of denken zich onveilig te voelen. Wat heeft u daaraan gedaan?

Natuurlijk is Brussel een grootstad en een grootstad zonder incidenten bestaat niet, maar we investeren daar wel veel geld in. Onze grootste uitgavepost is veiligheid.  We hebben ook een belangrijke stap genomen bij de zesde staatshervorming. We hebben zes politiezones die worden aangestuurd door de gemeentes. Voor de hervorming werd die uit de zes verschillende zones aangestuurd. Dankzij de hervorming wordt dit alles nu aangestuurd door de minister-president van Brussel. Hiermee bedoel ik de coördinatie, het preventiebeleid en de veiligheidsplannen. Nu heeft het Brusselse parlement dus ook zijn zegje over het veiligheidsbeleid.

(Lees verder onder de foto)

Guy Vanhengel
© Emily Schennach, de Moeial
Heeft u een voorbeeld van een dossier waar u nu aan werkt?

Ja, we zijn bezig met een samenwerking tussen de Erasmushogeschool Brussel en de Franstalige tegenhanger (INSAS, nvdr). De bedoeling is om ondanks de splitsing toch tot een gelijklopend curriculum te komen waar beide gemeenschappen zich in kunnen vinden. Daar zal ook een zeer specifiek taalgebonden opleiding aan worden toegevoegd waar je op het einde als perfect tweetalige uitkomt. Het is ook de bedoeling dat je diploma de erkenning krijgt in de twee gemeenschappen en vervolgens kan lesgeven in Franstalig en Nederlandstalig onderwijs.

Hoe kan u die tweetaligheid garanderen?

Het is nogal gemakkelijk te realiseren omdat je uit twee eentalige instellingen vertrekt. Veel tweetalige dingen kantelen naar de eentaligheid omdat de basis niet evenwichtig is. Als er negentig procent Franstaligen zijn, en tien procent Nederlandstaligen dan weet je dat die tien procent heel snel Frans gaat praten. In dit geval krijg je een normale evenwichtige instroom en tweetalige instellingen die het aansturen. Op dat niveau heb je perfect tweetalig personeel nodig.

Wat is uw streefdatum hiervoor?

Ik zou graag hebben dat we in het academiejaar 2016-2017 kunnen starten. We hebben het voorbije jaar hard gewerkt om elkaars systemen te leren kennen, want die waren uit elkaar gegroeid. In het regeerakkoord van de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) staat dat we daar de middelen voor zullen vrijmaken, het is een prioriteit. We hebben het kader getekend waarin het kan en nu moet het nodige gedaan worden om het uit te werken zodat we het volgende academiejaar kunnen starten.

U bent ook voorzitter van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. En die wil zijn naam nu veranderen naar Nederlandstalige Gemeenschapscommissie. Waarom is dat zo belangrijk voor u?

Brussel heeft gemeenschappen uit alle hoeken van de wereld. Het is niet te geloven hoeveel nationaliteiten hier wonen. Dit is een van de redenen waarom we het logo van de VGC hebben veranderd en waarom we het debat hebben geopend om de naam te veranderen. Het is een delicate zaak want we hebben een partner in Vlaanderen, de N-VA, die het daar wat moeilijk mee heeft. Die denken eerder territoriaal, wij zijn eerder gemeenschapsvormend. Het is juist de taal die de mensen verbindt die zich tot ons wenden, niet hun afkomst. De N van het Nederlands, daar kennen de mensen ons ook het best van. We zijn ook al dertig jaar gekend voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, niet het Vlaams onderwijs. Nu wordt het tijd om de volgende stap te zetten. We willen back to the roots, want de voorloper van de VGC was de Nederlandstalige Cultuurcommissie, de NCC.

BRUSSEL een ongewone studentenstad

Veel studenten studeren in Brussel, maar zitten ergens anders op kot.

Ik vind dit onbegrijpelijk. Dit is juist iets wat ons onderscheidt van alle andere steden met veel studenten. Als je in Leuven of Gent rondloopt dan weet je dat je je in een echte studentenstad bevindt. Brussel kan nooit een echte studentenstad worden gezien de omvang van de stad en het kosmopolitisch karakter. We moeten dat kosmopolitische karakter koesteren ook al hebben we het niet altijd in de hand.

Wat is de troef van Brussel volgens u?

Mensen die hier komen ten gevolge van migratie hebben bijvoorbeeld de gewoonte om zich in bepaalde stadswijken te groeperen. Wij zijn geen grote voorstander van het hergroeperen, we hebben liever dat onze stad zijn gemengde karakter behoudt. Ik denk dat dit deel uitmaakt van de charme die onze stad te bieden heeft. Natuurlijk zijn steden zoals Gent of Leuven leuk omdat het gemakkelijk is. Je moet geen grote afstand afleggen om de belangrijkste dingen te zien, alles ligt dicht bij elkaar. Brussel daarentegen is een puzzel waar je je weg in moet zoeken. Daar houden wij ook van. Dit onderscheidt ons van andere steden.

Een van de speerpunten van uw beleid was om het imago van Brussel te verbeteren, hoe heeft u dit aangepakt?

We hebben de afgelopen tijd al heel hard gewerkt aan alles wat met evenementen te maken heeft. Een voorbeeld hiervan is het stripfestival dat heeft plaatsgevonden in het Warandepark. Hierbij hebben we vooral De Smurfen naar voren geschoven. De Smurfen zijn tijdloos en generatie-overschrijdend. Ik ben ermee opgegroeid en mijn kleinkinderen lezen nu met evenveel plezier die verhalen.

Brussel heeft een groot cultureel aanbod dat je in geen enkele andere stad vindt, zoals de opera, Bozar of Théâtre National. Zelfs de kerstmarkt op het einde van het jaar trekt miljoenen bezoekers. We zijn ondertussen met nog andere projecten bezig, een mooi voorbeeld hiervan is het bierbelevingsmuseum in het beursgebouw. Sport is natuurlijk ook heel belangrijk, maar hiervoor is er geen groot budget. In een stad als Brussel is het belangrijk om sociale samenhang te creëren en dat kan via sport, zeker via groepssporten. We zijn nu bezig aan een inhaaloperatie, maar het probleem is dat we daarvoor infrastructuur en geld nodig hebben.

Cultureel gezien is een stad als Gent ook zeer aantrekkelijk. Veel studenten voelen zich gewoon onveilig op de straten van Brussel. Of denken zich onveilig te voelen. Wat heeft u daaraan gedaan?

Natuurlijk is Brussel een grootstad en een grootstad zonder incidenten bestaat niet, maar we investeren daar wel veel geld in. Onze grootste uitgavepost is veiligheid.  We hebben ook een belangrijke stap genomen bij de zesde staatshervorming. We hebben zes politiezones die worden aangestuurd door de gemeentes. Voor de hervorming werd die uit de zes verschillende zones aangestuurd. Dankzij de hervorming wordt dit alles nu aangestuurd door de minister-president van Brussel. Hiermee bedoel ik de coördinatie, het preventiebeleid en de veiligheidsplannen. Nu heeft het Brusselse parlement dus ook zijn zegje over het veiligheidsbeleid.

“We willen de kloof tussen Franstalige en Nederlandstalige studenten dichten.”

Guy Vanhengel

U bent het aanspreekpunt van de Brusselse student, heeft u veel contact met studenten?

Guy Vanhengel: Ik zit eigenlijk niet heel vaak samen met de studenten. Ik heb dit jaar maar twee of drie ontmoetingen met hen gehad. Zij komen meestal naar mij toe. De grootste vraag van de studenten die altijd terugkomt, is een fuifaccommodatie in het centrum. Onze eerste poging om een fuifaccommodatie te creëren was in het sportcentrum op de campus van Jette. Dit sportcentrum kan perfect dienen als fuifzaal, je kan daar het varken uithangen zonder dat de infrastructuur eronder lijdt. Ik weet niet of die locatie nu nog wordt gebruikt als fuifzaal. De verbinding Jette-Etterbeek is blijkbaar niet echt ideaal, de locatie is dat nochtans wel.

Dicht bij de spoedafdeling.

Ja (bulderlacht).

Waarom duurt het zo lang om een perfecte locatie voor een fuifaccommodatie te vinden?

Mijn collega De Smet ontfermt zich nu over de fuifaccommodatie en hij doet al het mogelijke, maar Brussel is nagenoeg volgebouwd. Hij heeft al een paar locaties voorgesteld, maar het was om praktische redenen onhaalbaar om daar een fuifzaal te creëren. Dat is niet het enige probleem. Als je over fuifzalen voor hogeschool- en universiteitsstudenten begint, zetten meteen een hoop weldenkende mensen een stap achteruit. Die psychologische weerstand moet overwonnen worden. Het is ook pas de laatste vijf jaar dat er echt pogingen worden ondernomen om dit te verwezenlijken, daarvoor werd er niet op ingegaan.

Fusie van Frans en Nederlands

Een van de prioriteiten van uw beleid was het creëren van kwalitatieve studentenhuisvestiging op verschillende locaties. Hoever staat u hier mee?

Het belangrijkste dossier is dat van de kazernes in Etterbeek. Het is een ingewikkeld dossier omdat het een verstandhouding vergt tussen drie actoren: de lokale gemeente, het gewest en de federale Regie der Gebouwen. We willen hier ook samenwerken met beide taalgroepen. De rector van de ULB (Didier Viviers, nvdr) aan de Franstalige kant en de rector van de VUB (Paul De Knop) aan Nederlandstalige kant hebben samen de basis voor dit project ontwikkeld. Zij zijn als eerste met het idee gekomen om de site beschikbaar te stellen voor studentenhuisvestiging en aanverwanten. Zo worden studenten van beide universiteiten mentaal en fysiek samengebracht.

We zouden wel graag hebben dat de site niet alleen gebruikt wordt voor studentenvestiging want daar is ze te groot voor. We willen geen studentenghetto in de stad. Het is moeilijk om op zo’n grote oppervlakte een grote concentratie van hetzelfde profiel te hebben. We moeten van de gelegenheid gebruik maken om zowel het gebrek aan huisvesting als het gebrek aan kleine handelsruimten weg te werken. Er is ook een gebrek aan onderwijscapaciteit in het algemeen. Het is dus belangrijk dat we ook aan de studenten van morgen denken.

Die samenwerking tussen de VUB en ULB is typisch Brussels: hoe belangrijk is het voor u om de kloof tussen Nederlandstalige en Franstalige studenten te dichten?

Die kloof willen we zo veel mogelijk dichten. We doen nu het omgekeerde van waar we al decennialang mee bezig zijn. We haalden vroeger alles uit elkaar en proberen nu alles samen te voegen. Dit botst soms op de autonomie van de gemeenschappen maar zelfs dan moet het lukken. Zo willen we een tweetalig pedagogische hogere opleiding maken. Een deel van de bevolking vraagt naar tweetalig onderwijs, maar we moeten hier voorzichtig mee omspringen. Het kan niet de bedoeling zijn dat we op hetzelfde probleem botsen waar we in het verleden mee te maken hebben gehad. Tweetalige instellingen die uiteindelijk toch eentalig Frans werken. Als je naar tweetalig onderwijs wil evolueren heb je dus tweetalig personeel nodig, je moet niet aan je leerlingen vragen wat de leerkrachten zelf niet kunnen.

“Brussel kan nooit een echte studentenstad worden.”

Guy Vanhengel

0 Comment