Interview met Saskia de Coster, curator van BANG! Voor wie nog mocht denken dat schrijvers enkel op zolderkamertjes te vinden zijn met een typemachine heeft het mis. Met haar nieuwe boek Wat alleen wij horen en als curator van het BANG! Verbeeldend Stadsfestival van het KultuurKaffee heeft Saskia de Coster het druk. “Ik ben nu overal een beetje, met het nieuwe boek is het veel rondcrossen, maar ik probeer veel in Brussel te zijn.”
Je bent gevraagd door het KultuurKaffee om een festival te cureren. Hoe ben je eraan begonnen?
“Ik vind het heel tof om niet alleen te schrijven, maar ook te tappen uit andere vaatjes. Zeker wanneer je zelf het menu van zo’n festival mag samenstellen. Ik heb gekozen voor een gevarieerd menu. Het kiezen van het programma gebeurde erg intuïtief. Rinus Van Der Velde wilde ik bijvoorbeeld echt wel eens vragen om iets met mijn boek te doen en de dames van Kenji Minogue schrijven fantastische teksten.”
“Het KultuurKaffee heeft me volledig vrijgelaten. Ik wilde een uitscheldbox maken en ze hebben gewoon gezegd: “Ah oké, en hoe zie je dat dan?” In plaats van te zeggen: “Hè wat?” Verbeelding kan niet zonder heel veel stemmen te laten opklinken, anders wordt het een soort van drooglegging. Dat is soms het risico in de cultuur, iedereen blijft in zijn eigen hokje. Daarom wilde ik graag de Salons der Verbeelding organiseren, waar gasten niet in debat gaan, maar echt met elkaar spreken en misschien zelf hun punten bijstellen. De Salons gaan over iets gezamenlijks: kunst en wetenschappen.”
Hoe heb je het gecombineerd met je nieuwe boek?
“Dat was lastig, maar ik heb dan ook wel hulp gekregen van mijn omgeving. Als ik aan het schrijven ben kan ik er eigenlijk niets anders bij hebben. Niet eens koffie gaan drinken, laat staan een festival organiseren. Anderzijds ligt het wel in de lijn van mijn boek. De insteek is dat het in een stad doorgaat en daarom is er ook gekozen voor de Bozar, echt in het hart van Brussel. Het is een gevarieerd programma geworden, en door elkaar. Dat komt dan weer terug in mijn boek Wat alleen wij horen. Dat gaat over een appartement waar heel veel mensen wonen, dus ook met veel verschillende kanten en stemmen.”
“Het KultuurKaffee heeft me volledig vrij gelaten.”
Saskia de Coster
Dat vaste schema zie je wel weer terug in de stad: mensen die toekomen in de ochtend en weer teruggaan in de avond.
“Dat vind ik ook erg en daar doe ik ook zelf aan mee, de stad bijna misbruiken. Spookstukken in de stad gaan installeren. Het is natuurlijk veel beter om er ook zelf te wonen. Dat ligt natuurlijk aan veel verschillende omstandigheden dat dat niet gebeurt, maar eigenlijk is dat spijtig.”
Gaat er nog iets komen, of ben je volledig blanco?
“Nee, ik heb eigenlijk een hyper concreet idee voor een boek. Dat is echt waar, ik moet mezelf nu tegenhouden: “Neen komaan, je mag nu echt nog niet beginnen.” Ik weet het heel duidelijk. Het is gewoon een kwestie van dingen op papier te zetten en het is er.”
Dan zijn we een jaar verder neem ik aan?
“Allicht, dat kan. Ik weet het eigenlijk niet. Ik heb nu zoiets van: “als ik me eens vijftien dagen en nachten aan een stuk zou concentreren dan staat het er gewoon.” Maar dat is ook heerlijk. Gewoon het feit dat je weet dat je nieuwe dingen kunt gaan bekijken; er is zo veel te doen. Ik vind dat zalig. Dat doet me dromen, dat geeft mezelf zin. Dat is mijn zuurstof.”
Je woont zelf in Antwerpen, maar wat heb je eigenlijk met Brussel?
“Ik ben veel in Brussel en ik ga er vaak naartoe. Het is een echte stad, Antwerpen is dat niet. Ik heb op veel verschillende plaatsen gewoond in Brussel, aan Sainteclette bijvoorbeeld en op vijf of zes verschillende plaatsen in Schaarbeek. Dat was de tijd waarin ik minstens elk jaar één keer verhuisde. Je kunt in Brussel op zoveel verschillende plaatsen zijn. Dat past echt bij mijn Brusselgevoel, altijd on the move.”
In Brussel kun je volledig anoniem zijn, bij Antwerpen denk ik eerder aan buurtfeesten.
“Antwerpen is precies zo’n grote familie. En families hebben altijd een vervelend obligaat kantje. Brussel is eerder brutaler, het is niet erg als je soms onbeleefd bent.”
Verkies je dan eerder de buurtsfeer van Antwerpen of het anonieme van Brussel?
“Het anonieme klinkt zo negatief. Wat ik mooi vind zijn van die toevallige ontmoetingen. Een straat waar veel mensen zijn en met iemand een glimlach wisselen terwijl de kans groot is dat je de persoon nooit meer zult zien. Dat is een vorm van contact waar wij niet echt een naam voor hebben. Vroeger bestond dat bijvoorbeeld ook niet. Er waren veel minder mensen dus dan zag je iedereen regelmatig terug.” “Een grootstad een paar honderd jaar geleden bestond uit tienduizend man. Nu is de kans dat wij mensen zien en nooit meer terug zien eigenlijk heel groot. Juist die nieuwe vormenvan tijdelijke relaties vind ik zo mooi. Wanneer je bijvoorbeeld elke dag op een metro staat te wachten, ga je mensen herkennen. Dan zijn dat geen vrienden of intieme relaties, maar je kunt daar wel een soort band mee hebben. Zoals mieren die zich ook een colonne voelen, zo is dat ook bij mensen in een stad.”
Wie is de student die naar jouw festival komt?
“Het beste wat Brussel te bieden heeft natuurlijk: de mensen van de toekomst. Ik vind hetecht tof om het voor studenten te doen, dat is zo’n kweekvijver. Een festival organiseren voor vijftigjarige boekhouders, ik zou niet weten hoe ik dat zou moeten aanpakken.Student ben je toch zelf geweest en dan herken je toch iets van jezelf daarin.”
Hoe was je zelf als student?
“Ik ben opgegroeid in Leuven en ik kom ook uit een familie waar naar de universiteit gaan even normaal was als naar de kleuterschool gaan. Dus ben ik Germaanse gaan studeren in Leuven. Ik heb niet zo veel contact gehad met mijn klasgenoten, maar dat ligt ook wel een beetje aan mij; ik vind groepen altijd iets moeilijks, ik heb daar een beetje schrik van. Ik was uiteindelijk blij dat ik weg was uit Leuven. Leuven is het tegenovergestelde van Brussel, een stad die zo schoongeborsteld is. Ik heb de indruk dat ze daar elke dag de straten stofzuigen.”
“Een festival organiseren voor vijftigjarige boekhouders, ik zou niet weten hoe ik dat zou moeten aanpakken.”
Saskia de Coster
Je bent voornamelijk bezig met schrijven. Zijn er ook momenten dat je wel eens iets anders wilt doen?
“Ja volledig, dat heb ik nu eigenlijk heel sterk. Nu heb ik me een hele tijd ondergedompeld in proza, dat boek schrijven, en dan weet ik nu dat ik terug kan herbronnen. Zo noem ik dat dan, om niet te zeggen dat ik niets aan het doen ben. Want eigenlijk ben ik niets aan doen en dat betekent gewoon heel veel kijken. Zo ben ik bijvoorbeeld met Inne Eysermans van Amartorksi bezig om klankverhalen op te bouwen. Een totaal andere manier om toch nog met taal bezig te zijn.”
Als je schrijft ben je met woorden bezig. Tekst produceert geen geluid en tegelijkertijd zitten we in een stad die wel constant geluiden met zich meebrengt. Hou je van de stilte?
“Ik hou vooral van ruis. Schrijvers die een absolute stilte moeten hebben, al een aanval krijgen wanneer ze een potlood laten vallen; zo ben ik niet. Ik vind geluid juist fijn, een soort van behang. Ik kan gewoon muziek opzetten en dan schrijven. Stofzuigers en boormachines vind ik fantastisch bij het schrijven. Mijn mopshond maakt ook altijd lawaai. Waar ik echter niet tegen kan zijn interessante gesprekken, dat gaat gewoon niet, dan wil ik luisteren. Maar voor de rest, het auditieve, daar ben ik altijd jaloers op, dat komt veel directer binnen. Vandaar ook die klankverhalen, door het auditieve kun je ook verhalen maken. Woorden voegen daar nog een laag aan toe. Muziek is het mooiste om een mens open te stellen.”
Zijn er bepaalde plekken in Brussel die je inspireren?
“Wat alleen wij horen gaat het over een appartementsgebouw. Het appartementsgebouw aan Sainteclette waar ik zelf heb gewoond, is een redelijk rechtstreekse inspiratiebron geweest. Ook in Dit is van zitten veel beschrijvingen van Brussel. Vooral de vibe van Brussel is erg belangrijk. Ik zou graag eens iets willen doen met de openbare ruimte in Brussel. Er zijn heel veel interessante pleinen die nogal snel verloederd zijn.”
“Ik geloof er heel erg in dat je met openbare ruimtes mensen kunt samenbrengen en ook kan clashen. In appartementen is alles heel anoniem, daar probeert iedereen ook wel conflicten te vermijden omdat je niet anders kan. Je kunt elkaar de kop niet inslaan, accidenteel gebeurt dat natuurlijk wel eens. De openbare ruimte opzoeken en iets met woorden en klanken doen; daar zou ik wel een project van willen maken in Brussel.”
Heb je eigenlijk ooit van negen tot vijf geleefd?
“Misschien onbewust, maar ik denk het niet. Na mijn studie vroeg een prof mij of ik bij hem wilde doctoreren. Ik wilde eigenlijk nooit werken, maar ik moest toch geld hebben. Dus dan ben ik daar even gaan doctoreren, maar ik ging daar één dag per week naartoe. Ik kan me herinneren dat ik de trein moest nemen van tien uur dertig en ik vond dat onoverkomelijk, vreselijk. Dat betekent niet dat schrijven zoiets is waarbij je eindeloos koffie kan drinken en wachten tot er iets gebeurt. Het is ook net heel veel tijd doorbrengen met wat je aan het maken bent of daarmee bezig zijn. Het gaat uiteindelijk om de uren die je werkt.”
“Dat betekent niet dat schrijven zoiets is waarbij je eindeloos koffie kan drinken en wachten tot er iets gebeurt.”
Saskia de Coster
0 Comment