Deze laatste zinnen zijn een hoop mislukt filosofisch gebral, maar zelfs de hardste zakenman kent toch het verliefde gevoel een gedicht of lied te móeten schrijven voor die ene mooiste vrouw? Even de lijn doortrekken; in welke mate was het wetenschap die de mensheid vooruit bracht? Was het niet kunst die vanuit innerlijke rijkdom en verlichting het klimaat schiep om die wetenschap mogelijk te maken? Het gezegde is toch: “Geld maakt niet gelukkig”? Heeft iemand ooit gezegd, dat kunst niet gelukkig maakt?
Dat was de portie onzinnig gemijmer voor dit artikel, beste lezer. Cijfertjes, cijfertjes! Dat is keiharde journalistiek! De Munt moet volgend seizoen 1,4 miljoen euro inleveren en in de periode richting 2019 staan er nog veel meer bezuinigen in het huishoudboek. Ook Bozar, het Nationaal Orkest en andere federale culturele instellingen zullen het met veel minder moeten doen. Voor De Munt houdt dit heel simpel in dat er minder scenische producties gemaakt kunnen worden. Zo is de Dreigroschenoper voor volgend seizoen geschrapt. Tevens kunnen er geen barokorkesten meer ingehuurd worden, wat betekent dat de barokopera als genre volledig zal verdwijnen uit De Munt. De lijst met verdere gevolgen is eindeloos en het is onvermijdelijk dat die lijst alleen maar eindelozer zal worden. Brussel zal cultuurloos zijn. Héél Brussel? Neen, een klein instituut blijft dapper weerstand bieden.
Het Koninklijk Conservatorium Brussel werd in 1832 opgericht en is daarmee één van de oudste conservatoria ter wereld. De bezuinigingsdrift op cultuur heeft op het conservatorium geen vat omdat het een onderwijsinstelling is. Enkel de besparingen op onderwijs zijn van invloed. Daarbij moet direct gezegd dat in 2016 eindelijk begonnen zal worden met de renovatie van het conservatorium zoals al een tijd geleden besloten is. Enkel de juridisch-financiële structuur van het proces is op dit moment nog de vertragende factor.
De renovatie zal tot een directe verbetering leiden van de kwaliteit van de studieomstandigheden, want op dit moment is een derde van het gebouw afgesloten omdat het te gevaarlijk is er te komen. Er is dus voor studenten een gruwelijk tekort aan studieruimtes.
Ondanks deze problemen levert het conservatorium niet alleen uitstekende instrumentalisten en zangers af, ook muziekschriftuurstudenten en componisten mogen hun opleiding rekenen tot de beste die er is. Door de vakken die het conservatorium hen aanbiedt, mag het conservatorium zich tot de dinosauriër van het kunstonderwijs rekenen. Schriftuuronderwijs op dit niveau is in Nederland al lang verdwenen en ook in België is Brussel het laatste bastion. Doodzonde, het beoefenen van eeuwenoude technieken en schrijfwijzen is van groot belang voor het conserveren van muzikale kennis.
Een goede opleiding is daarbij essentieel. Voor orkest schrijven is bijvoorbeeld iets dat maar heel weinig mensen kunnen. Zonder muziek, zouden we nooit meer zo op het puntje van onze stoel zitten zoals we dat doen bij Star Wars of The Hobbit. We zouden nooit meer snotteren bij Gone with the Wind of Gladiator.
Waar de ambachtelijke vaardigheden van het componeren aan vele andere conservatoria verloederen ten voordele van experimentele gebakken lucht, wordt aan het conservatorium Brussel het onderwijs geboden waarmee iemand welhaast per definitie een goed componist moet zijn. De compositieafdelingen van sommige Nederlandse conservatoria hebben eerder het elan van een speeltuin dan dat van een conserverende instelling. Het conservatorium Brussel lijkt een perfect centrum waar ook de studenten elkaar onderling tot een nog hoger niveau kunnen stuwen.
Toch lijkt dit laatste maar nauwelijks het geval. Er zijn heel weinig projecten waarbij studenten uit verschillende disciplines worden samengebracht. Typerend voor compositie als een betrekkelijk solitaire vakrichting. Dat klinkt logisch, maar niets is voor een componist zo belangrijk als de interactie met muzikanten en andere componisten. Het is precies dit essentiële, zelfs fundamentele aspect van de opleiding dat totaal ontbreekt op het conservatorium Brussel.
Waar het conservatorium nood aan heeft, zijn interdisciplinaire projecten waarbij componisten en dirigenten samenwerken met een gevarieerd ensemble, het liefst bestaande uit studenten. Dit zou voor alle disciplines een verrijkende ervaring zijn. Men heeft niet vaak de kans om met de componist van een werk in gesprek te treden en zelfs te overleggen over speelbaarheid en andere details. Bovendien reikt de repertoirekennis van veel studenten niet veel verder dan Bach en Beethoven. Het kan bepaald geen kwaad om deze studenten een iets breder georiënteerd wereldbeeld te verschaffen. Dit soort projecten komen zonder initiatief van het conservatorium en zonder ingreep in beide curricula slechts moeizaam tot stand.
De boot gemist
Op het conservatorium van Tilburg zijn dit soort projecten aan de orde van de dag. Voor gevorderde bachelorstudenten Compositie is het zelfs verplicht om een orkestwerk te schrijven met uitzicht op een gegarandeerde uitvoering. In Brussel is dat alvast ondenkbaar.
Het conservatorium Brussel mist echter op nog veel meer fronten de boot in vergelijking met andere conservatoria: in Den Haag en Klagenfurt organiseert men bijna wekelijks een twee uur durende sessie specifiek voor compositiestudenten die aan elkaar eigen werk presenteren, gevolgd door een debat. Er zijn trouwens studiepunten verbonden aan een frequente aanwezigheid. Een dergelijke bijeenkomst is ideaal om gastsprekers uit te nodigen, is bovendien fijn voor studenten om zich te profileren en om aan de rest van het conservatorium een gezicht te geven aan het fenomeen compositie.
Die profilering blijft in Brussel tot nu toe slechts beperkt tot een enkel concertje per jaar dat in extreem kleine kring wordt gehouden. Voor instrumentalisten is bovendien het spelen op die avond een extra op het curriculum waardoor zij vrijwel nooit te stimuleren zijn om eraan mee te doen.
Masterstudenten compositie in Brussel worden zeker aangemoedigd om voor symfonisch orkest te schrijven, maar het is welhaast koddig dat zij hier geen noot van horen.
Weerstand van buitenaf
Assertiviteit, zelf je podium zoeken. Het geldt voor universiteitsstudenten in metaforische zin, en voor conservatoriumstudenten in letterlijke zin. Maar zo eenvoudig is dat niet, noch voor universiteitsstudenten, noch voor conservatoriumstudenten. Het kunstzinnige werkterrein is een slangenkuil voor een groot deel gebaseerd op Darwins evolutieprincipes, oftewel ordinair ellebogenwerk. Voor conservatoriumstudenten is het schier onmogelijk om buiten het conservatorium een podium te vinden bij een instelling die reeds een publiek heeft en een uitgebreide communicatiestructuur. Zonder de conservatoriumpet op, neemt men jonge muzikanten niet serieus.
Het conservatoriumetiket zorgt voor een bepaalde kwaliteitsgarantie waar culturele instellingen en lokale podia op zich best happig op zijn: studenten vragen geen of tenminste niet veel geld. Het podium is voor hen immers prijs genoeg. Toch is dit vaak een afgesneden route. De reden is even begrijpelijk als verontrustend in een maatschappij waar alles om geld draait. Elk concert dat voor een appel en ei georganiseerd wordt voor conservatoriumstudenten, is een concert minder toebedeeld aan het professionele circuit waardoor uit deze hoek weer weerstand komt. Hierdoor zijn dit soort kleinere initiatieven en samenwerkingen tussen conservatoriumstudenten en kleinere podia vaak geen lang leven beschoren.
De sleutel
De sleutel ligt dan ook zonder twijfel bij het conservatorium zelf. Het is zelfs hun plicht om de studenten zo goed mogelijk af te zetten op de arbeidsmarkt. De school werd in 1832 opgericht met als doel om kennis en talent te centraliseren, om samen grootse dingen te doen en als een afgevuurde raket uiteindelijk de professionele podia te veroveren. Op dit moment lijkt een studie aan het conservatorium eerder iets dat men doet als hobby. Dit is helaas iets wat maar al te veel conservatoriumstudenten zullen herkennen en ‘hobby’ is een van de ergste woorden die men over een studierichting in de mond kan nemen. Helaas is dat de bittere realiteit.
Een onnodige bovendien. Kijk van andere conservatoria af wat er wel en niet werkt en kneed de curricula en het conservatorium zelf tot een bloeiend centrum van activiteit. Zolang het conservatorium nalaat dat centrum van activiteit te zijn, komt zelfs de maatschappelijke functie van het conservatorium op de helling, want op dit moment gebeurt er niets waaruit blijkt dat men Dirigeren en Compositie aanbiedt. Dat er niets gebeurt, is eerder een kwestie van onvermogen dan een kwestie van onmacht.
Er is een totaal gebrek aan daadkracht bij de directie van het conservatorium. Nog erger: dit zijn problemen die jaar in jaar uit worden aangekaart, waarover bezorgde studenten zelfs opbouwende brieven schrijven, en telkens gebeurt er niets. Zelfs reactie blijft uit. Dan kan het conservatorium nog zo’n glansrijke geschiedenis en reputatie hebben. Dan kunnen de lessen op zichzelf nog van zo’n hoog niveau zijn, maar op deze manier is het zinloos de studierichtingen Dirigeren en Compositie nog langer aan te bieden. Uit dat licht, weg die studies.
0 Comment