Cartoonist Norbert Van Yperzeele: “Ik ben dan ook misschien een zacht ei”

© Gaby Leurs
Huiscartoonist van de VUB, zo wordt Norbert Van Yperzeele weleens genoemd. Niet gek als je zoveel studentikoze affiches en St V-medailles hebt getekend als hij. Nu is hij met pensioen, maar stoppen met tekenen is niet voor morgen. “Ik heb al beslist dat ik 86 zal worden.”

Zijn weg naar het cartoonist worden heeft hij eerder ongepland gemaakt. Van Yperzeele startte aan de VUB als programmeur, maar kon zich met zijn hobby een weg banen naar het internationale niveau.

Naast tekenaar bent u ook beeldhouwer.
“Op dit moment ben ik zelfs een expo aan het voorbereiden in Italie voor volgend jaar of misschien het jaar daarna. Het gaat een beetje Magritte-achtig zijn, ergens tussen fantasie en beeld, maar dan met de bedoeling om eerder satirisch over te komen. Maar op dit moment heb ik heel veel werk als cartoonist en doe ik mee aan internationale wedstrijden.”

Wat heeft u precies moeten doen om tot officieuze VUB-huiscartoonist gekroond te worden?
“Die titel hebben ze me toegewezen, vrees ik. Ik werk aan de VUB sinds 1971, maar nu ben ik met pensioen. Ik ben hier begonnen als programmeur, al was ik toen al bezig met tekenen. Zo’n zittende kantoorjob was niets voor mij. Enkele collega’s hebben mij vervolgens zien tekenen en zo heb ik dan via-via wat tekeningen gemaakt. Vanaf ’77 ben ik beginnen tekenen voor studentenverenigingen en heb ik penningen voor St-V ontworpen.”

U hebt Publiciteit en Grafiek gevolgd aan Sint-Lucas in Gent. Hoe kwam u erbij om cartoons te gaan tekenen?
“Eerst wilde ik strips tekenen. Ik ging vroeger al in Oudenaarde naar de academie en dan naar ateliers voor sierkunsten, vandaar ook dat beeldhouwen.”

Waar bent u het fierste op?
“Eigenlijk ben ik het fierste op mijn buitenlandse erkenning. Het meest prestigieuze vind ik toch dat ik zowel in China als in Rusland een prijs heb gekregen met eenzelfde cartoon terwijl niemand van de jury wist wie ik was. Hetzelfde geldt voor de erkenning in Zuid-Amerika. Als je iemand van de jury kent, dan is het een twijfelgeval. Je weet nooit of juryleden je omwille van je naam gekozen hebben.”

“Vanaf de jaren 70 ben ik aan wedstrijden gaan meedoen. Toen was ik echter nog bezig met stripfiguren, niet met cartoons. In die tijd begon ook het cartoonfestival in Knokke-Heist, maar je moest een uitnodiging krijgen om mee te doen. Vandaag gaat het via internet allemaal veel makkelijker. Ik had toen veel werk op de VUB en was er nog niet zo intensief mee bezig. Er was ook nog niet zo veel op internationaal niveau. Eind jaren 70 ben ik gestopt met die wedstijden; ik was carrièremeneer aan de VUB geworden, met heel veel plezier. In 2005 heb ik de draad weer opgepikt.”

Waar haalt u uw inspiratie vandaan?
“Soms valt een idee binnen en dan denk ik meteen: dit is een cartoon. Gewoon door rond te wandelen of door mensen iets te horen zeggen.”

Zijn cartoons niet nog meer ingeburgerd in bijvoorbeeld Frankrijk dan bij ons?
“Ja en nee. Ik heb iets tegen Franse cartoons. Cartoon is een taal. Als je jouw verhaal wil vertellen in Peru, dan werk je ofwel met een tekst in het Engels of je laat je oneliners vertalen, ofwel teken je zonder tekst. Een echte cartoon is voor mij een tekening zonder tekst, die voor zich spreekt. Daarom ben ik een beetje fier op mijn prijzen in China en Rusland, omdat die cartoon blijkbaar sterk genoeg is om daar begrepen te worden.”

“De Franse cartoonisten, denk aan Charlie Hebdo, zijn bijzonder sterk in babbelcartoons. Ze tekenen een leuke cartoon, in de stijl van Wollinski, Cabu of Tignou, ze zetten daar een sarcastische of satirische oneliner of een cassante opmerking bij en dat is het. Dat is hun manier van doen, maar een cartoon zonder woorden vind je heel zelden in Frankrijk.”

Ik word 86, dat heb ik al beslist. Dan ga ik even dood.

Norbert Van Yperzeele

“De generatie van de zuivere cartoon zonder tekst is van de jaren 60, 70 en 80. De huidige generatie is eerder die van de geïllustreerde oneliner. Hier in België hebben wij dan weer meer de invloed van strips. Dat zie je ook aan onze manier van tekenen, de personages lijken meer op stripfiguren. Het verschil is dat een strip een verhaal is van tientallen bladzijden met een scenario, goed getekend, dikwijls met studiowerk. Een cartoon is eigenlijk een verhaal in één beeld. De tekening moet voor zich spreken, al beperkt dat je ook, natuurlijk.”

Ik kan u niet interviewen zonder de aanslag van 7 januari op Charlie Hebdo aan te halen. Wat kwam er als eerste in u op?
“Ik stond versteld. Ik ken Coco (Corinne Rey) bijvoorbeeld zeer goed. Zij heeft de moordenaars binnengelaten. Van de mannen die daar werkten, kende ik Wollinski een beetje, Tignou kende ik goed. Ik heb nog een foto met Tignou toen we protesteerden voor mannen die gevangen waren in Noord-Afrika en plots is hij hier niet meer. Dat is angstaanjagend … Je begrijpt het niet, je bent stomverbaasd.”

En zeker omdat het zo dichtbij is?
“Ja, en de vraag is niet of het hier zal gebeuren, maar wanneer. Anderzijds is het ook zo, en daar moet je de ogen niet voor sluiten, dat Charlie Hebdo dikwijls over de schreef ging.”

Waar is dan de lijn?
“Ik vind dat er geen lijn is. Alles moet kunnen. Het slechtste gevoel dat het mag oproepen is dat het getuigt van slechte smaak. Het gaat te ver als je mensen neerschiet omdat je spirituele denken beledigd is. Dat je je beledigd voelt, daar kan ik inkomen. Het katholieke geloof is daar op een of ander manier tegen bestand, omdat het misschien gebonden is aan de westerse cultuur.”

Wat vindt u ervan dat iedereen na de aanslag opeens Charlie was of kocht?
“Ik heb een cartoon gemaakt en die illustreert wat ik ervan denk. Iedereen is aan het betogen en een meisje neemt selfies. De mensen hebben het een beetje uitgemolken, maar het was wel zeer goed bedoeld. Het is een beetje een hype geweest, en wat schiet er nu nog van over? Wij bekijken het natuurlijk vanuit een Westers oogpunt, maar niet iedereen heeft de Franse Revolutie meegemaakt. Bepaalde religies volgen heel letterlijk de geschriften, maar we moeten niet ver teruggaan in de tijd toen de katholieken de Bijbel letterlijk volgden en ze hem zelf niet mochten lezen om te voorkomen dat ze hem verkeerd gingen interpreteren.”

“Het is heel bevreemdend maar ook confronterend om te beseffen dat niet iedereen zich op een bepaald niveau van begrip bevindt. Zijn wij dan de beteren? We hebben heel veel gemixte culturen in onze achtergrond, en volgens mij is dat de reden waarom wij kunnen openstaan: we hebben de luxe om dat te doen. Wij moeten geen leider met dictatoriale trekjes volgen en hebben de vrijheid om zelf dingen te ondernemen. Anderzijds, bij de vrijzinnigheid wordt er verondersteld dat iedereen zelf kan denken: dat kan soms problemen met zich meebrengen.” (lacht)

Bent u zich bewuster van de dreiging? Let u meer op wat u doet?
“Nee. Ik maak wel tekeningen die ook die richting uitgaan, maar niet zo scherp als Charlie Hebdo. Enkel omdat ik cartoonist zonder meer ben, zou het gevaarlijk kunnen zijn voor mij. Ik publiceer, op een uitzondering na, geen ‘gevaarlijke’ tekeningen. Mijn cartoons zijn braaf, zijn niet zo sarcastisch of satirisch als Charlie Hebdo. Ik zou het wel kunnen, maar dat ligt niet zo in mijn karakter, denk ik.”

“Maar als er een idioot is die vindt dat alle cartoonisten een groep zijn die allemaal afgemaakt moeten worden, dan ben ik er ook bij, natuurlijk. Doe ik daarom andere dingen? Neen, maar ik ben dan ook misschien een zacht ei, omdat ik niet moedwillig andere ideeën belachelijk wil maken.”

“Ik voel mij niet geroepen om, als ik Allah niet mag tekenen, toch een tekening van louter hem te maken. Wat is daar de toegevoegde waarde van? De mannen van Charlie Hebdo deden dat soms wel en soms gingen ze er grof over, met de bedoeling om futiliteiten aan de kaak te stellen.”

Maar die taboes moeten er toch niet zijn?
“Natuurlijk niet, maar je moet wel ergens in je achterhoofd houden dat niet alle groepen denken zoals jij denkt. Ik vind niet dat je zoiets als een soort dreiging aan je eigen adres of dat van je groep moet interpreteren. Aan iemand van Charlie Hebdo zou ik nooit zeggen dat ‘ie best een beetje moet dimmen of dat zijn cartoons te gevaarlijk zijn. Dat beslist ieder voor zich. Maar ikzelf zou nooit moedwillig beledigen.”

Is beledigen voor de grap iets anders dan beledigen om te beledigen?
“Ja, maar dat is een dunne grens. Ik heb bijvoorbeeld cartoons over gehandicapten gemaakt, maar je kan het ook tot het smakeloze drijven. Wie vindt het smakeloos en wie kan er nog om lachen? Dat is soms heel moeilijk.”

Wat hoopt u nog te bereiken?
“Ik word 86, dat heb ik al beslist. Dan ga ik even dood. Als ik mijn doel haal, dan denk ik productief te kunnen blijven tot mijn 78ste. Nog zo’n dertien jaar dus; al klinkt dat wel wat raar, om toe te geven. Verder wil ik zo veel mogelijk mensen internationaal leren kennen, hun ideeën opzuigen en een soort rust vinden in het besef dat alle mensen gelijk zijn in hun ongelijkheid.”

0 Comment