De angst dat ik geen job ga vinden en in een economisch moeilijke situatie terechtkom, leeft echt wel.
“Spaans heb ik gekozen omdat ik die taal in het secundair onderwijs heb gehad. Ik wou met die taal verdergaan en ze perfectioneren. Het is immers een wereldtaal. Dat geldt ook voor Russisch: er is een gigantisch blok in in de wereld waar je met Russisch heel ver komt. En dan heb ik het nog niet eens over de politieke meerwaarde tegenwoordig en de voormalige Sovjetlanden. Die talen zijn iets voor het leven; het zijn passie en talent die samenkomen. En die droom om president te worden, is er ook nog altijd wel. Ik zou graag in de diplomatie terechtkomen en daar zijn talen gewoonweg onontbeerlijk. Diplomaat worden, dat is een ultieme droom. In mijn vriendengroep heb ik een aantal diplomatenkinderen. Dat heeft me altijd al gefascineerd: je kan reizen, veel geld verdienen, een actieve rol spelen in de wereldpolitiek en je kan invloed hebben.”
Millennials
“Ik kan die negatieve gedachten over mijn generatie, de Millennials, wel begrijpen en heb die zelf soms ook. De angst dat ik geen job ga vinden en in een economisch moeilijke situatie terechtkom, leeft echt wel. Je moet maar naar Europa kijken: het gaat overal slechter met de economie en steeds meer jongeren zijn werkloos. Wij moeten iets doen, we hebben politiek leiderschap nodig. De maatschappij is wel degelijk veranderbaar. De politici van vandaag zijn alleen maar bezig met oppervlakkige dingen terwijl er ook fundamentele problemen opgelost moeten worden.”
”Al denk ik niet dat mijn generatie het moeilijker heeft dan de generatie van bijvoorbeeld mijn ouders. Elke generatie heeft zijn eigen problemen. Vroeger was het niet altijd beter, ik heb nooit begrepen waarom mensen zoiets zeggen. Elke generatie heeft zijn eigen karakter en kan niet losgekoppeld worden van de tijd waarin ze leeft. Zo waren er jonge mensen die tijdens de wereldoorlogen hebben geleefd. Zoiets kan je gewoon niet vergelijken.”
“Hoe ik mezelf zie binnen dertig jaar? Daar kan ik onmogelijk een antwoord op geven. Het is heel belangrijk om jezelf doelen te stellen. We hebben die zo ontzettend nodig, maar we kunnen onmogelijk zeggen waar we ooit terecht zullen komen. Dat is misschien wel een verschil met het verleden. Vroeger was het huisje-tuintje-kindje-paradigma veel meer aanwezig dan nu en had je misschien ook een concreet plan voor de toekomst.”
“Vandaag is dat anders. Ik heb het gevoel dat je vandaag de dag mensen moet kennen om ergens te komen. En die mensen moeten andere mensen kennen. Je hebt een netwerk nodig en je moet zo snel als mogelijk beginnen met dat op te bouwen. Een droevig fenomeen als je erover nadenkt, en ik zie dat dit vooral onze generatie ontmoedigt. Ik ken persoonlijk niet zo ontzettend veel mensen en ook de kennissen van mijn ouders zijn geen mensen die ik nodig zou kunnen hebben. Universiteiten zouden daarbij kunnen helpen, al zou ik niet weten hoe. Door die gesloten netwerken verlies je volgens mij een grote groep aan talentvolle mensen. Mensen die echt dingen zouden kunnen veranderen, maar nooit de kans krijgen.”
“We kunnen van niets meer zeker zijn. Alles verandert zo snel en je kan nergens je vinger meer op leggen. De toekomst is een droom die ik geen vorm kan geven. Zou ik mezelf nu een brief schrijven, die ik pas zou mogen lezen als ik vijftig ben, dan zou erin staan: “Heb je de wereld gezien? Heb je die mogelijkheid gekregen? En ben je diplomaat geworden?” Zou ik die vragen met ja kunnen beantwoorden, dan kan ik zeggen dat mijn leven geslaagd is en ik gelukkig ben. Maar nu heb ik nog een heel wazige blik op de toekomst.”
“Mijn ouders wilden dat ik geneeskunde ging studeren. Ze vonden arts een respectabel beroep waar je mensen mee kan helpen en goed geld mee kan verdienen. Arts worden leek me vroeger wel leuk. Ik herinner me mijn oude huisarts nog; dokter Fontaine heette hij. Ik keek enorm naar hem op in mijn jeugd. Die man kon vijf minuten naar je luisteren en dan alles ongelooflijk snel analyseren. Ik wou zoals hem zijn: een charismatische en sympathieke man die mensen kan helpen. We hebben allemaal wel van die droomberoepen. Mensen vragen je: ‘Wat wil je later worden?’ Ik antwoordde toen steevast: president (lacht). Dat trok me gewoon aan. Ik was toen vijf jaar en zag de presidenten en premiers op de televisie spreken. Ze waren machtig en hadden autoriteit. Dat vond ik zeer indrukwekkend en interessant.”
“Ik lees nog altijd veel boeken over politiek en geschiedenis. Na mijn bachelor vertaler-tolk wil ik graag nog politieke wetenschappen studeren. Ik koester misschien nog altijd de droom om president of premier te worden. Ik herinner me nog de negende president van Turkije (Süleyman Demirel, nvdr). Hij kon zo vlot en vloeiend spreken en was zeer overtuigend. Hij had macht en dat was voor mij als kleine jongen natuurlijk heel boeiend. Dat je in zo’n positie dingen kan veranderen in de maatschappij intrigeert mij nog altijd.”
Liefde voor talen
“Toen ik acht jaar oud was, ben ik van school veranderd en heb ik voor de eerste keer Nederlandse lessen gekregen. Het was de eerste keer dat ik niet Frans of Turks sprak. Ik heb op die school de talen al spelend geleerd; dat was een heel goede methode. Vreemde talen zitten sindsdien in mijn hart. Ik heb mezelf Engels geleerd door de Harry Potter-films in het Engels te bekijken, met Franse ondertitels. Op school had ik een Poolse vriend; hij sprak geen Frans, maar wel Engels. Ik was de enige op school die gemakkelijk met hem kon communiceren.”
“Talen verbinden, je kan er de wereld mee ontmoeten. Die liefde komt voort uit het feit dat ik wil kunnen communiceren met iedereen en wil kunnen zeggen wat ik wil in elke taal. En ik praat gewoon ontzettend graag met andere mensen. Dat helpt natuurlijk ook. Talen breken barrières en er komt zoveel meer bij: cultuur, mentaliteit, het eten en nog zoveel andere dingen die ik nu niet kan opnoemen.”
“Ik studeer nu aan het ISTI (Institut Supérieur de Traducteurs et Interprètes) in Brussel: Engels-Spaans. In mijn eerste jaar heb ik Russisch in plaats van Engels gestudeerd. Een vriend van mij kwam uit Kazachstan en ik herinner me een specifieke avond bij hem thuis. Met zijn ouders sprak die vriend natuurlijk Russisch en ik verstond er niets van. Ze waren aan het roepen en ik dacht dat ze wilden dat ik vertrok. Maar zijn moeder vroeg alleen maar of ik honger had (lacht). Die vriend heeft me toen het Russisch alfabet opgeschreven en zo heb ik mezelf de basis van die taal geleerd. Binnen de kortste keren kon ik mijn naam vlotjes schrijven in het Russisch.”
0 Comment