Omdat onze defensie-uitgaven zo laag zijn, wordt België als een ‘freerider’ gezien binnen Europa en de NAVO
Alexander Mattelaer
Dure vogels
België staat nu op een beslissend punt om zijn strijdkrachten te moderniseren. De C-130’s, de transportvliegtuigen van de luchtmacht, worden tegen het einde van dit decennium vervangen door de grotere Airbus A400M. Ook de F-16, die al sinds de jaren zeventig instaat voor de verdediging van het Belgische luchtruim, is stilaan aan vervanging toe. Vooral op het gebied van de luchtmacht kunnen investeringen een grote stimulus geven aan de industrie. “Dat was zeker het geval toen België meewerkte aan het productieprogramma van de F-16”, zegt professor Mattelaer. “Onze luchtvaartindustrie zou anders bijna onbestaande zijn.”
Bij de vervanging van de F-16 moet ook rekening gehouden worden met het partnerschap met Nederland. Beide landen zullen vanaf 2017 instaan voor de bewaking van het luchtruim boven de Benelux. Daarvoor ondertekenden de respectievelijke regeringen begin maart een verdrag. Aangezien onze noorderburen vanaf 2019 de F-35 Joint Strike Fighter in gebruik zullen nemen ter vervanging van hun F-16’s, lijkt het logisch dat België ook voor dit modernere gevechtsvliegtuig zou kiezen. Pieter De Crem, de voormalige minister van Defensie (CD&V), heeft zijn voorkeur voor dat type al meermaals uitgesproken. Kwatongen beweren evenwel dat dat iets te maken zou hebben met zijn ambitie om carrière te maken binnen de NAVO. Premier Charles Michel (MR) benadrukte bij de ondertekening van het verdrag echter dat de keuze nog niet vaststaat.
Andere mogelijkheden zijn de Dassault Raphale, de Saab Grippen, de Boeing F-18 Super Hornet en de Eurofighter/Typhoon. De F-35 is geavanceerder dan zijn concurrenten, maar is erg duur. Nederland telde maar liefst 4,5 miljard euro neer voor 37 toestellen. De kostprijs is dan ook het grootste nadeel van dit type. De Verenigde Staten spendeerde ongeveer twee keer zoveel geld aan het Joint Strike Fighter-programma dan aan de eerste maanlanding. Het Amerikaanse leger gaat bijgevolg veel minder F-35’s kopen dan gepland. De oorspronkelijke bestelling van 2400 toestellen werd teruggebracht tot 1700.
Ook België zou door de hoge kostprijs misschien veel minder F-35’s kopen dan het nu F-16’s bezit. Dat zou ertoe kunnen leiden dat één van de twee Belgische luchtmachtbases op termijn de deuren sluit. Aangezien de ene basis (Kleine-Brogel) in Vlaanderen ligt en de andere (Florennes) in Wallonië, krijgt het geheel ook weer een communautair tintje.
Wie Kleine-Brogel zegt, zegt ook kernwapens. Van het rijtje mogelijke opvolgers van de F-16, is de F-35 het enige type dat uitgerust is voor de Amerikaanse B-61 kernwapens die zich in Kleine Brogel bevinden. Op die manier verschuift de discussie zich ook nog eens naar de kwestie of België überhaupt een nucleaire afschrikkingscapaciteit moet hebben. Tegenstanders wijzen erop dat daar bij de Belgische bevolking weinig draagvlak voor bestaat. De Stemtest 2014, georganiseerd door de VRT en de krant De Standaard, bevestigde dit.
Freerider
Professor Mattelaer meent dat investeringen in defensie niet enkel belangrijk zijn om het leger up-to-date te houden. België moet ook een volwaardige partner blijven binnen internationale partnerschappen als de NAVO. “Omdat onze defensie-uitgaven zo laag zijn, wordt België als een ‘freerider’ gezien binnen Europa en de NAVO,” aldus professor Mattelaer. Ook de kwaliteit van de Belgische strijdkrachten begint in verhouding met partnerlanden achteruit te gaan. In zijn paper Strategic Insurance: The Future of the Belgian Armed Forces citeert Mattelaer een opmerking van een anonieme NAVO-strateeg. Volgens die bron was een Belgische brigade in de jaren tachtig evenwaardig aan een Amerikaanse of een Duitse brigade. Door het gebrek aan modern materieel is dat nu niet meer het geval. De Belgische luchtmacht zou hier echter een uitzondering op zijn.
“In het Belgische budget zijn ook nog eens de pensioenen van de militairen op rust inbegrepen,” zegt professor Mattelaer. Het Belgische leger spendeert momenteel 70 procent van zijn budget aan personeelskosten. Als er geen personeelsingrepen plaatsvinden, dreigt het leger op termijn een “zwaarbewapend pensioenfonds” te worden, schertst Mattelaer. Omdat er in verhouding veel geld naar personeel gaat blijft er veel te weinig over voor nieuwe investeringen. De Nederlanders konden dit jaar nog 10 procent van hun defensiebudget investeren in nieuwe aankopen. België slechts 0,62 procent.
Een voorbeeld van hoe het anders kan, vinden we in Denemarken. Daar geeft men 1,4 procent van zijn BNP uit aan defensie. Met 17.000 militairen hebben ze echter ook een veel slankere krijgsmacht dan België. Benieuwd of ook ons land kwaliteit boven kwantiteit kiest.
Als lid van de zogenaamde raad van veertien wijzen, tekende professor Mattelaer samen met andere experts zijn aanbevelingen op in de paper De toekomst van Defensie: horizon 2030. Dat gebeurde op vraag van Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA). Op basis van die paper, zal de minister rond Pasen zijn voorstellen voorleggen aan het parlement. Het debat rond de legerhervorming belooft uiterst pittig te worden, want het leger moet 225 miljoen euro besparen, dit jaar alleen al. Sinds de jaren tachtig is het Belgische defensiebudget in vrije val gegaan (van 3,35 procent van het bruto nationaal product in 1980 naar een procent nu). Momenteel hinkt België in vergelijking met de rest van Europa zelfs stevig achterop. Het gemiddelde Europese defensiebudget staat namelijk op twee procent van het BNP.
De context van de hervormingen is er bovendien één van toenemende dreiging. Met het einde van de Koude Oorlog leek het gevaar voor Europa geweken. Maar sinds de Arabische Lente is oorlog een dagelijkse realiteit geworden aan de grenzen van het oude continent. Denk maar aan de burgeroorlog in Syrië en de opkomst van IS. Aan de oostgrens van Europa woedt nog steeds het conflict in Oekraïne. Ook vanuit cyberspace loert het gevaar. Daar blijft België uiterst kwetsbaar. “In cyberspace kunnen we niet rekenen op bevriende buurlanden om onze grenzen te beschermen,” zegt professor Mattelaer.
Onzekere tijden
Het essentiële probleem is natuurlijk dat de Belgische overheidsbegroting onder druk staat. Aan de andere kant komt het er nu op aan om te investeren in nieuw materieel, dat ook in de volgende decennia nog gebruikt kan worden. Professor Mattelaer: “Een groot deel van de investeringen die we nu maken, zullen over dertig jaar nog steeds hun vruchten afwerpen. Ook het tegengestelde is waar. Als we blijven besparen op defensie, zal onze kortzichtigheid ons door de volgende generatie niet in dank worden afgenomen.”
De vraag blijft echter waarin geïnvesteerd moet worden. Dat hangt af van welke rol de samenleving voor het leger weglegt. Willen we bijvoorbeeld een leger dat buitenlandse opdrachten kan vervullen of een dat zich meer toelegt op humanitaire missies? Volgens een peiling van Mondiaal Nieuws wil de helft van de Belgen dat het leger minder deelneemt aan buitenlandse opdrachten.
De titel van de bijdrage van Professor Mattelaer aan de paper van de veertien wijzen, vat zijn visie op defensie goed samen. Volgens Mattelaer heeft België nood aan een “adaptieve krijgsmacht voor onzekere tijden.” Daardoor moet voorrang gegeven worden aan de gevechtscapaciteiten van het leger. Deze blijven nu eenmaal noodzakelijk om de bevolking te beschermen. Niemand kan de toekomst voorspellen, en daarom moet het Belgisch leger volgens Mattelaer over een zo breed mogelijke waaier aan capaciteiten beschikken. “Enkel dan blijft de krijgsmacht in staat om in te spelen op een veiligheidsomgeving die permanent verandert. Pas dan kunnen we de capaciteiten uitbouwen daar waar de nood het hoogst is,” schrijft hij. Het komt er dus niet op aan om zoveel mogelijk militairen in dienst te hebben. Een kleiner en beter uitgerust personeelsbestand is eigenlijk belangrijker, zolang de kennis binnen defensie maar bewaard blijft om op korte tijd grotere inspanningen te leveren.
0 Comment