Door Liza Gordin
Neem het Van Gogh museum in Amsterdam. Met behulp van iPads en smartphones krijg je een heel nieuwe museumervaring.
Kunst kon gemakkelijk bekeken worden in een boek en mensen moesten daarvoor niet per se een museum bezoeken. Al snel werd door de jongere generatie het museum gezien als stoffige plek vol aftandse objecten. Met de opkomende nieuwe technologie zoals de televisie en het internet nam dat fenomeen nog meer toe.
Dode plek voor dode objecten
“Het museum is een dode plek voor objecten”, schreef Marinetti in zijn Futuristisch Manifest in 1909. “Musea zijn kerkhoven; publieke slaapzalen waar men voorgoed naast gehate en onbekende wezens rust!” Daar zit een kern van waarheid in. Denk maar aan bezoekers die in het Louvre naar de zaal van de Mona Lisa rennen, zonder oog te hebben voor andere werken, die een schoonheid evenaren die gelijk is aan de werken van Leonardo Da Vinci. Geestwerken kunnen we deze vergeten kunstwerken noemen. Werken die de aura van ‘het kunstwerk’ verloren hebben en hun lijsten of sokkels over laten als grafsteen, geplaatst in een museum, een soort massabegraafplaats voor wat ooit doorging als meesterwerken.
Kunsthistoricus Frank Reijnders schrijft in zijn boek Meesterwerken Meesterzetten: ”Het museum is het reguleren van de massa publiek als zijn voornaamste taak gaan zien en heeft de kunstwerken uitgeleverd aan de zappende blik en de behoefte aan instant informatie.”
Vandaag de dag wordt er veel aandacht besteed aan wat het publiek, de massa, wil zien. Het museum en zijn objecten moeten in dialoog treden met de bezoekers, hen activeren en met genoeg informatie naar huis sturen. Het draait allemaal om vermaak zodat de bezoeker met veel plezier terugkomt – uiteindelijk moet er toch een bepaald bezoekersaantal bereikt worden. Hiervoor worden er verschillende workshops en educatielessen aangeboden en ook technologische snufjes duiken de laatste tijd regelmatig op. Het museum groeit mee met zijn tijd.
Neem het Van Gogh museum in Amsterdam. Met behulp van iPads en smartphones krijg je een heel nieuwe museumervaring als bezoeker. Zo kan je door een microscoop naar de lagen verf kijken en is er ook een app ontworpen waarmee je gemakkelijk en snel informatie krijgt over de belangrijkste werken. Ook in Bozar in Brussel hebben ze bij de tentoonstelling Rubens en zijn erfenis dit laatste snufje aan de tentoonstelling toegevoegd. “Wij willen de ervaring van de bezoeker en het kunstwerk vergroten. Dit door er geluid en bewegend beeldmateriaal aan toe te voegen. Hier kan je als bezoeker een smartphone op een kunstwerk projecteren en de werken tot leven laat komen!”
Helaas doet dit meer afbreuk aan de ervaring dan dat er meerwaarde aan wordt toegevoegd. Met brullende leeuwen op de achtergrond, zet een bezoeker de koptelefoon met veel spijt af. Die extra dimensie kan leuk zijn voor een kind, maar niet voor iemand die oprecht wil genieten van de grootsheid en de schoonheid van de schilderijen.
De ware ervaring
Museums doen hun best doen om door vernieuwingen zo goed mogelijk te voldoen aan de persoonlijke voorkeuren van het publiek. Museums en technologie slaan de handen in elkaar. Iedereen kan meedoen, ongeacht leeftijd of sociale klasse. Zo bestaan er nu ook studies, zoals museologie, die een beter begrip moeten geven van hoe het museum het best kan functioneren en ingericht kan worden. Een halve eeuw geleden was dit niet vanzelfsprekend en werden bezoekers met een gids puur informatief door een museum rondgeleid.
Het museum is een plek geworden voor experimenten met een openheid voor ideeën en vooruitgang. Het klinkt allemaal mooi, maar we missen de eenvoud van het kijken naar de schoonheid van objecten. Met een kritische houding kunnen we ons de vraag stellen of wij hierdoor de ware ervaring van ontroering van de schoonheid verliezen.
Het is gemakkelijk om met een app, onder de sectie ‘Belangrijkste werken van de kunstenaar’, door een museum geleid te worden – zonder oog te hebben voor andere werken. Maar laten we het erbij houden dat het museum mensen uitnodigt en probeert toeschouwers te prikkelen om in dialoog te treden met het verleden, het heden en de toekomst. Het museum is geen begraafplaats voor objecten uit het verleden en zal dat ook nooit worden.
Het museum is een plaats waar we samenkomen en worden ondergedompeld in een wonderlijke wereld van menselijke creatie. Het geeft ons een inkijk in de cultuur, tijdgeest en geschiedenis van een bepaalde plek of samenleving. Van daaruit kan een bezoeker de eigen identiteit een plaats geven. Het museum. Het is de conservatie van kunstwerken en objecten die de menselijke beleving van zijn eigen leefwereld verandert.
Het woord museum vindt zijn oorsprong bij de oude Grieken. Mouseion of tempel opgedragen aan Muses, de godin van de Kunst. Plato gebruikte de term in die tijd voor een plek waar filosofische discussies plaats konden vinden. Later werd het woord overgenomen door de Romeinen en vertaald naar het Latijnse museum. De context ervan is door de eeuwen heen echter veranderd.
Museumgeschiedenis
In de derde eeuw voor Christus werd het Museum van Alexandrië opgericht. Geen museum zoals we het de dag van vandaag kennen, maar eerder een instituut met een bibliotheek. Geleerden konden er met elkaar in dialoog treden over wetenschappelijke en filosofische kwesties. Het museum was daarmee een voorloper van de universiteit. Pas in de renaissance gebruikten de Medici’s de term om hun volledige kunstcollectie te benoemen, al zagen ze hun museum allerminst als een openbaar gebouw.
In 1471 schonk Paus Sixtus IV een collectie belangrijke beeldhouwwerken aan de bewoners van Rome die hij liet onderbrengen in een gebouw dat hij het Capitolijns Museum noemde. De verzameling ging de geschiedenis in als eerste publieke museum, al snel gevolgd door het Vaticaan Museum.
In de zeventiende eeuw werden curiositeitenkabinetten populair bij de elite. Deze Wunderkammers waren volgestouwd met wonderbaarlijke objecten zoals opgezette dieren, insecten, skeletten, mineralen, oude beeldhouwwerken en kunstwerken uit exotische oorden.
Deze kamers waren de eerste échte voorlopers van het historisch museum. In de negentiende eeuw begonnen veel privéverzamelaars hun collecties open te stellen voor het grote publiek. Het ene na het andere museum zwaaide de poorten open. Denk bijvoorbeeld aan het British Museum in Engeland, het Louvre in Parijs, El Prado in Madrid en de Hermitage in Sint-Petersburg. Hierin werden de rijkdommen van een land verzameld en elke natie wou natuurlijk de grootste collectie van Europa.
Musea waren enorm populair bij de opkomende burgerij en de elite. Zoveel bij elkaar verzamelde schoonheid deed dienst als ontsnapping aan de harde realiteit. Bezoekers vergrepen zich aan prachtige landschappen, religieuze taferelen, portretten en slagvelden uit de geschiedenis. Dat een groot deel van de bevolking zelden in contact kwam met kunstwerken, afgezien van de gangbare religieuze taferelen in de kerk, zorgde voor een nog grotere impact. De elite werd geconfronteerd met haar verleden en al hetgeen belangrijk was voor de collectiviteit en natievorming. Het museum speelde echter ook een grote rol bij de democratisering van cultuur en kunst. Het Louvre werd na de Franse Revolutie zelfs voor iedereen vrij toegankelijk – ongeacht status, klasse of inkomen.
0 Comment