Jaarvakken zijn niet de kern van de zaak, het gaat om kostenefficiëntie

Vandaag schrijft de verzamelde Vlaamse pers over de herintrede van het jaarvak, onder meer aan de VUB. En als nieuws het radiojournaal haalt, dan moet het menens zijn. Of niet.

Laat ik het in één alinea weerleggen. Elke student aan de VUB weet dat er nu al jaarvakken bestaan.

Een korte alinea, u leest het. Maar wat denkt u dat uw prof zal doen als u hem zegt dat de aarde vlak is? Hij zal volstaan met u te verbeteren. De argumenten liggen immers voor het oprapen, die kan de student best zelf opzoeken.

Dat geldt ook voor de media en jaarvakken.

Goed, de insteek van de artikels van De Morgen, De Standaard en Brusselnieuws, die zich allen gebaseerd hebben op een artikel in het Gentse studentenblad Schamper, is weerlegd. En nu serieus.

De ware toedracht

De Vlaamse universiteiten willen meer studierendement. Een unief krijgt immers geld voor iedere student die aan één van haar bacheloropleidingen begint, maar ook nog eens als dezelfde student een diploma behaalt. De marketing- en reclamejongens van de universiteiten zorgen voor het eerste luik van die geldstromen. Een tamelijk rechttoe-rechtaan opdracht: ervoor zorgen dat zoveel mogelijk studenten hun universiteit verkiezen boven de andere.

Maar dat volstaat nu niet meer. Financiële krapte en bijkomende besparingen zorgen ervoor dat iedere stuiver meermaals wordt omgedraaid. Bovendien merken de instellingen dat die markt verzadigd is: de VUB is er bijvoorbeeld niet in geslaagd om dit academiejaar extra generatiestudenten binnen te halen. Integendeel: er was een daling van 12,4 procent.

Een rectoraat denkt anders. Een rectoraat wil eerst en vooral de rekeningen in evenwicht.

Dan maar de focus richten op het tweede luik: de tijd tussen eerste dag unief en afstuderen zo kort mogelijk houden. Reden: studenten in modeltraject, die ieder jaar zestig studiepunten behalen en na de standaardstudeertijd afgestudeerd zijn, vormen geen probleem. Het zijn de studenten die afwijken van het modeltraject die een potentieel risico vormen om de eindmeet niet te halen. En die ervoor zorgen dat de universiteit geld misloopt en potentieel onnodige kosten maakt.

Aan wie besteedt het Studentenadministatiecentrum SAC, de VUB-dienst die zich bezighoudt met de inschrijvingen, het meeste manuren? Niet aan de studenten in modeltraject. Wel aan studenten die van dat modeltraject afwijken.

Detecteren

Van alle studenten die het modeltraject niet volgen, is er natuurlijk een flink percentage dat ‘geen risico op uitval’ vertoont. Een druk nevenengagement naast de studies, persoonlijke problemen, een vak dat toevallig samenhangt aan een waterval van prerequisites niet halen, … Zolang het studierendement maar goed is, is er over het algemeen niks aan de hand. Het studierendement berekent het aantal geslaagde vakken op het reëel opgenomen aantal studiepunten, en dus niet in functie van het aantal studiepunten in modeltraject (zestig).

Een student die maar 45 studiepunten opgenomen heeft, zit weliswaar niet meer in zijn modeltraject, maar als hij voor al zijn vakken slaagt, dan zal hij er wel komen.

Eén aspect van de reactie van de universiteiten is dan ook deze studenten tijdig ‘detecteren’ door een strengere studievoortgangsbewaking. De KU Leuven wil eerstejaars met minder dan dertig procent studierendement niet meer inschrijven in dezelfde opleiding. De VUB verplicht studenten met een studierendement lager dan vijftig procent om het volgende jaar 75 procent aan studierendement te boeken in plaats van de vroeger vereiste vijftig procent. Eerstejaars die geen perfect studierendement halen, kunnen het jaar nadien maar een beperkt aantal studiepunten opnemen als de opleiding het zo beslist.

Oprecht versus niet zo oprecht

De redenering achter al deze maatregelen is, inderdaad, oprechte bezorgdheid over het slagen van de student. Als je weet dat een te laag studierendement een verhoogd risico op het niet halen van het diploma betekent, dan is het te verdedigen dat je die studenten daarvan minstens bewust maakt. Over de manier waarop, zoals een strengere studievoortgangsbewaking die eerder repressief en een tikje paternalistisch is, valt te discussiëren. Maar daar gaat het nu even niet om.

Als er een scheiding der machten was binnen de universiteit, dan was die nu flagrant geschonden.

Reken er maar op dat studiebegeleiders, docenten, assistenten en professoren doorgaans oprecht begaan zijn met de student. Zij stellen zich kwalitatieve vragen. Kan de student zijn richting wel aan? Heeft hij genoeg technische vaardigheden? Bezit hij voldoende basiskennis? Maar dat is maar één kant van het verhaal.

Een rectoraat denkt anders. Een rectoraat wil eerst en vooral de rekeningen in evenwicht. Dat kan je het rectoraat niet verwijten. Maar die tegenstelling moet wel in het publieke debat behandeld worden.

Zachte maatregelen

Even terug naar het onderwerp: jaarvakken. De instellingen gooien meer in de strijd dan enkel de studievoortgangsbewaking om het afstuderen van de student zoveel mogelijk te verzekeren. Er zijn ook zachte maatregelen, zoals studiebegeleiding, proefexamens, sid-ins, infosessies en, inderdaad, jaarvakken.

Het rectoraat wil zo nogmaals aan de opleidingen laten weten dat ze semestervakken best mogen omvormen tot jaarvakken als de moeilijkheidsgraad erg hoog is. Zoals bij iedere gewiekste bestuurder is de onderliggende boodschap net iets anders. Dan wordt het: “Vermijden dat één of twee opleidingsonderdelen, zogenaamde ‘buisvakken’, een impact hebben op de studievoortgang van een groep studenten.” En dat zijn niet mijn woorden, maar die van het departement Ondewijsbeleid van de VUB. Opeens klinkt die boodschap veel minder studentgericht, en veel meer gericht op kostenefficiëntie en studierendement.

Overigens: als er een scheiding der machten was binnen de universiteit, dan was die nu flagrant geschonden. De centrale universitaire overheid komt immers ongeneerd op het ultieme terrein van de opleidingen: de vakinhoud. Of de opleidingen niet even kunnen registreren wat de moeilijke vakken zijn die het studierendement beïvloeden en daarna de zogenaamde uitval tot een minimum beperken en het studierendement opkrikken.

Flexibele flexibilisering

Nogmaals: natuurlijk liggen er doodeerlijke argumenten aan de basis van al deze maatregelen. Natuurlijk beoogt het instellingspersoneel het beste voor de student. Natuurlijk is er geen complot in de verschillende rectoraten aan de gang om studenten die het modeltraject niet volgen van de unief te sturen.

Maar toch, de beweegredenen zijn minstens gedeeltelijk van kostenbesparende aard. Daarom ligt de flexibilisering van het hoger onderwijs onder vuur. Niet omdat instellingen zich zogenaamd profileren als sociale universiteit via de nadruk op de zachte maatregelen, noch om studenten te ‘pamperen’, maar vanwege geld. Of beter: vanwege een gebrek eraan.

En zo zal de flexibilisering beetje bij beetje teruggedrongen worden. Wat eerst werd opgevat als een democratische verwezenlijking die studenten (en werkstudenten) in staat stelt om zelf hun studie te plannen naar het ritme van hun eigen leven, moet nu de afvalbak in omdat het kostenefficiëntiedenken nu eenmaal regeert.

Beeld: Mario Antonio Pena Zapatería

0 Comment