VVS-voorzitter Bram Roelant over voorplan en achterban

Bram Roelant kan tegenwoordig geen trein meer opstappen, of iemand vraagt hem naar zijn mening over een onderwijskwestie. De voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) is dan ook de spreekbuis van de studenten in het publieke debat over het hoger onderwijs.

VVS kwam de laatste maanden meermaals in de media door de verhoging van het inschrijvingsgeld, dat opgetrokken wordt van 620 euro naar 890 euro. De schoppenaas, het symbool van de protestcampagne van VVS tegen de besparingen in het onderwijs, prijkte onder andere op de toga van Rik Torfs toen de rector van de KU Leuven het academiejaar opende.

#onzetoekomst

Is die verhoging wel zo dramatisch? Situeert de ongelijkheid in het hoger onderwijs zich niet eerder in andere aspecten?
Roelant: “Het verhaal is natuurlijk altijd genuanceerder. Studenten met een bepaalde sociaal-culturele achtergrond of met laagopgeleide ouders hebben het bijvoorbeeld moeilijker, maar het inschrijvingsgeld vormt de eerste barrière voor iemand die wil gaan studeren. Er zijn daarnaast veel studenten die buiten het beurssysteem vallen, zij worden het zwaarst getroffen. En driehonderd euro is nog altijd driehonderd euro, daar kan je toch wel wat mee doen.”

Wat heeft VVS dan kunnen betekenen in dat debat, aangezien die verhoging er nu toch komt?
“Ten eerste: dat er overleg met de studenten is geweest. Ik herinner me nog heel goed die dag in augustus toen het regeerakkoord werd bekendgemaakt, met daarin de verhoging van het inschrijvingsgeld. We hebben toen onmiddellijk een brief geschreven naar minister van Onderwijs Crevits (CD&V) om dat aan te klagen.”

“We zijn ook met een veertigtal studentenvertegenwoordigers naar de eerste vergadering van het Vlaams Parlement getrokken, waar dat thema aangekaart werd. Matthias Diependaele, de fractieleider van N-VA, heeft toen gezegd dat het inschrijvingsgeld nooit meer dan duizend euro zou bedragen. Dat was al een eerste garantie, hoewel we natuurlijk niet precies weten hoeveel invloed onze aanwezigheid daar toen gehad heeft.”

“Volgens de Vlaamse regering is de verhoging van het inschrijvingsgeld nodig om de kwaliteit van het hoger onderwijs te behouden. Je zal mij natuurlijk nooit horen zeggen: “Ja maar, fuck die kwaliteit.” Op dit moment komen echter zowel de kwaliteit als de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in het gedrang.”

VVS kan toch naar het Grondwettelijk Hof stappen om de verhoging van het inschrijvingsgeld tegen te houden, zoals de Franstalige studentenorganisatie FEF dat deed in de jaren ’80? 
“We gaan er alleszins diep over nadenken. Uiteindelijk zal de algemene vergadering van VVS bepalen of we verdere stappen zullen ondernemen. Ik zal het zelf niet op tafel leggen, want laten we eerlijk zijn: het is toch een grote stap om de overheid aan te klagen.”

Gelooft u dan dat er geen alternatief is voor de besparingen?
“Persoonlijk geloof ik dat er een alternatief bestaat voor de besparingen, maar als VVS gaan wij daar geen uitspraak over doen. Wij richten ons enkel op het onderwijs. Als er bespaard moet worden is het aan het politieke niveau om uit te maken waar en waarom. Maar de langetermijngevolgen van deze besparingen kunnen echt groot zijn. Waarschijnlijk zal één tot twee procent van de studenten afhaken als gevolg van een verhoging van het inschrijvingsgeld.”

“VVS stelt dan ook dat de studiebeurzen zich moeten aanpassen aan de verhoging van het inschrijvingsgeld. De groep van beursstudenten is nu behouden, maar op dezelfde loongrenzen, wat ervoor zorgt dat er een grotere groep is die meer zal moeten betalen. Wel is het zo dat bijna-beursstudenten een verlaagd inschrijvingsgeld krijgen. Dus de groep van bijna-beursstudenten is verdubbeld. Maar dat ging over 0,8% van de studenten en nu krijgen maar 1,6% van de studenten die bijna-beurs. Als wij zeggen dat het beurssysteem de verhoging van de inschrijvingsgelden moet volgen, dan bedoelen we dat de groep van de beursstudenten uitgebreid moet worden omdat de marges vergroten, en dat laat men juist na.”

We gaan diep nadenken om naar het Grondwettelijk Hof te stappen.

“In de VLOR (Vlaamse Onderwijsraad, nvdr) is er nu een debat rond studiefinanciering aan de gang, waar ik zelf voorzitter van ben. Daarin gaan we kijken naar het beurssysteem in het algemeen. Een van de kritieken is bijvoorbeeld dat ons beurssysteem instaat voor de schoolkost, maar niet de leefkost. Maar hoe dan ook: voor een student komt die leefkost er wel bij. In totaal zijn de kosten voor een universitaire niet-beursstudent die op kot gaat 12.500 euro; dan weet je dat een beurs momenteel niet toereikend is.”

De paradox van de toelatingsproef

Het Vlaamse regeerakkoord spreekt over de invoering van een niet-bindende toelatingsproef, wat is het standpunt van VVS daarover? 
“Een niet-bindende toelatingsproef bestaat niet, laten we daar duidelijk over zijn. Een toelatingsproef bepaalt of je wel of niet toegelaten wordt. Wij kunnen wel akkoord gaan met een oriënteringstraject, dat voor ons begint in het vierde middelbaar. Daarin zouden studenten stelselmatig geholpen worden om hun competenties en interesses te ontdekken. Als je bijvoorbeeld geïnteresseerd bent in pedagogie, moet je je de vraag stellen: ben ik geïnteresseerd in de praktijk, of in de theorie? Ga ik bijgevolg naar de hogeschool of naar de universiteit?”

“Een oriënteringstraject moet de student dan ook duidelijk maken hoe het hoger onderwijs eruitziet. Wij willen vooral dat er een wetenschappelijke achtergrond is om een student te adviseren. En dan nog zal de foutenmarge altijd vrij groot zijn. Maar een student die onmiddellijk de juiste opleiding kiest, is een student die geen faalervaring hoeft op te lopen en sneller zijn studies afwerkt.”

Op 17 november, de Internationale Dag van de Student, vroeg VVS wel een toelatingsproef voor ministers. 
“Omdat een toelatingsproef niets zegt over een student. Het huidige regeerakkoord spreekt over een oriënteringsproef aan het einde van het secundair onderwijs en een toelatingsproef aan het begin van het hoger onderwijs. Daar stellen wij ons vragen bij, alleen al omdat je dan twee proeven aflegt. Wat is het nut van de een en wat is het nut van de ander? Niemand kan het definiëren. Bovendien, wat als die twee proeven elkaar tegenspreken? Als de proeven dan ook verschillen per instelling, jah, dan kan je die proef niet organiseren.”

De KU Leuven gaat de inschrijving van studenten die minder dan achttien studiepunten behalen in het eerste jaar, weigeren. Is het zo dat VVS het eens was met de KU Leuven omdat de Leuvense studentenraad achter die beslissing stond?
“Dat was de moeilijkste persdag ooit! Ik zal heel eerlijk zijn: ik heb één interview gedaan met het radioprogramma De Ochtend (ook op 17 november, nvdr) en ik ben veertien keer geciteerd in de pers, met als gevolg dat ik verkeerd geciteerd ben. Wij vinden het positief dat het voorstel tot stand is gekomen door overleg tussen de KU Leuven en haar studentenraad. Maar als voorzitter van VVS kan ik niet zeggen dat wij akkoord zijn. Wij hebben 23 studentenraden, niet één. Het debat zal gevoerd worden binnen werkgroepen en op de algemene vergadering van VVS op 4 december. Tot dan toe zullen wij er geen concreet standpunt over innemen.”

Toewijding

Vindt u eigenlijk dat de studentenraden sterk genoeg staan in Vlaanderen? Zijn de meeste studenten niet apathisch als het aankomt op studentenvertegenwoordiging? 
“Studenten uitleggen wat wij doen blijft een uitdaging. Vandaar ook onze acties op de Dag van de Student. We stonden toen niet op straat, maar gingen studenten informeren via informatiecampagnes. Elke studentenraad doet het maximum om terugkoppeling te garanderen tussen studentenraad en studenten. De meeste studentenraden doen dat via hun websites of studentenbladen. Heel vaak ben ikzelf als studentenvertegenwoordiger in een studentenrestaurant, in een klaslokaal, in de les of op de bus met wildvreemden gaan praten. De moeilijkheid bestaat erin om de dossiers volledig te vertalen naar de studenten. Laat iemand daar een maand op studeren en hij of zij vat het. Niet volledig doorgrond, maar wel gevat.”

Ik kan niet op kot en woon weer thuis, voor het eerst in zes jaar.

Op welke manier hebben studenten dan invloed op het onderwijsdebat?

“Ik heb ondervonden dat studenten wel degelijk een verschil kunnen maken, dat merk je vooral aan hoe onderwijsdossiers evolueren. Voor mij is het ook belangrijk dat die evolutie zich afspeelt aan de onderhandelingstafel en niet in de media. Want dat is ook een harde les die ik geleerd heb: het debat rond het hoger onderwijs moet een publiek debat zijn, maar moet daarom niet constant in de media gevoerd worden. Ik heb heel wat dossiers gezien die op de goede weg waren en dan stilgelegd zijn of veranderd, omdat er plots politieke of mediatieke druk is.”

Het debat wordt soms een heen-en-weergeroep in de media? 
“Ja, je kan rond de tafel een compromis vormen dat je achteraf moet kunnen overbrengen op de samenleving. Maar laten we dan alsjeblieft feiten en cijfers gebruiken en de discussie serieus voeren. Met clichés kom je soms heel ver, maar dat wil niet zeggen dat er achter het cliché een grond van waarheid zit. Neem nu het debat rond de herindeling van het academiejaar. Dat heeft enorm veel impact en tegelijk zijn daar nog zoveel vraagtekens bij. Dit debat loopt eigenlijk al jaren, maar op een bepaald moment is de kwestie uitgelekt en stond het op de voorpagina van het Leuvense studentenblad Veto. Vervolgens is het debat in de media gewoon gekelderd en dat is niet op zijn plaats. Je merkt dat de media gebruikt worden om iemands mening kracht bij te zetten. En dat vind ik jammer.”

“Zelf proberen wij dat als VVS te vermijden. Wij zullen niets in de media smijten, tenzij het schandalig aan het mislopen is en het de laatste kaart is die we kunnen trekken; of als iemand anders al naar de media is gestapt en wij moeten reageren. De media is het debat aan het bepalen en de onderhandelingstafel niet meer, dan moet je je verantwoordelijkheid opnemen: je wil de stem van de student weer naar de tafel krijgen, zodat die opnieuw weegt.”

VVS is voor de democratisering van het hoger onderwijs. Vindt u dat anderstalige studenten, werkstudenten en andere minderheidsgroepen ook genoeg vertegenwoordigd zijn in studentenraden of VVS? 
(even stil) “Nee.”

Dat is duidelijk. 
“Laat mij daar wel het volgende bij zeggen. Zelf ben ik beursstudent. Het hangt af van een studiebeurs of ik kan gaan studeren en ik ben vrijwillig voorzitter van VVS. VVS kost mij makkelijk twintig tot dertig uur per week. Als student moet ik ook taken maken, lessen volgen en examens afleggen. Ben ik dan nog in staat om te gaan werken? Misschien vind ik daar wel zes uur voor, maar ik heb vastgesteld dat ik dat niet aankan. Ik heb ook nog een beetje tijd nodig om bijvoorbeeld een boek te lezen of even te ontspannen. Iets wat een mens nodig heeft.”

“Toen ik mij verkiesbaar stelde, heb ik wel even moeten nadenken. Op een bepaald moment was ik erg boos, omdat ik mij de vraag moest stellen: kan ik door mijn sociaal-economische achtergrond wel voorzitter worden? Tussen haakjes: net van een orgaan dat een maximale democratisering voorstaat. Ik heb bijvoorbeeld mijn kot opgegeven. Ik kan geen zestig studiepunten opnemen, omdat dat niet te combineren is met het voorzitterschap van VVS en daardoor is mijn studiebeurs kleiner. Ik kan dus niet op kot en woon weer thuis, voor het eerst in zes jaar. Dat is een prijs die ik letterlijk heb moeten betalen om VVS-voorzitter te kunnen zijn en dat vind ik wel een pijnlijke conclusie.”

“Een student die tien of vijftien uur per week moet gaan werken om zijn studie te betalen en daarbij nog moet studeren, heeft inderdaad moeilijker toegang tot de hogere niveaus van studentenvertegenwoordiging. Maar studentenraden doen wel het maximale om die studenten te betrekken op cruciale momenten. Als het bijvoorbeeld om werkstudenten gaat, zullen wij altijd iedereen aansporen om juist de mening van die studentengroep te gaan vragen. Er zit dus sowieso ook een vorm van schifting in studentenvertegenwoordiging, maar ik ga niet zeggen dat het ondemocratisch is.”

Wat heeft u nog geleerd van uw carrière als studentenvertegenwoordiger en voorzitter van VVS?
“In de verschillende niveaus van studentenvertegenwoordiging die ik doorlopen heb, heb ik telkens andere dingen geleerd. Vier jaar geleden was ik veel vooruitstrevender, perfectionistischer, maar het belangrijkste dat ik geleerd heb is om een goed compromis te sluiten. VVS opereert op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap, waar partijprogramma’s, het regeerakkoord en nog veel andere dingen een grote rol spelen. Dan is het soms moeilijk om een compromis te sluiten. Bovendien heb ik op een vrij veilige manier enorme levenslessen geleerd over hoe een vertegenwoordigingssysteem werkt en wat de pijnpunten daarvan zijn.”

Wat zijn uw verdere persoonlijke ambities? 
“Als zestienjarige was ik enorm geïnteresseerd in politiek. Ik was er zo eentje die toen twee kranten las en wist wat er in de partijprogramma’s stond. Vrienden, kennissen en ook de media vragen mij weleens of ik de politiek in wil. Studentenvertegenwoordiging kan perfect een springplank zijn naar een politieke loopbaan, maar misschien twijfel ik vandaag wel meer dan toen ik zestien was. Ik weet wat ik bijgeleerd heb en dat zijn ook zaken die nuttig kunnen zijn op de werkvloer. Maar wat ik daar later mee wil doen, weet ik nog niet.”

0 Comment