Iedereen die het animalarium betreedt, moet eerst beschermende kleding aan: een wegwerpschort, schoenovertrekken en een haarnetje. Dat is nodig om de dieren te beschermen tegen besmetting, maar ook voor de veiligheid van de mensen in het lab.
In dat lab: 1500 kooien met gemiddeld vier à vijf dieren per kooi. Dat precieze aantal verschilt van onderzoek tot onderzoek, net als de grootte van de kooi en het gewicht van zijn bewoners. In de kooien: eten, drinken en zogenaamde kooiverrijking. Dat zijn huisjes, knabbelstaafjes, kokosmatjes of ander knaagdier-entertainment. De beestjes gedragen zich dan ook opvallend speels.
Maatschappelijk verantwoord
Niet alle dieren worden na een experiment gedood. Evenmin ervaren alle proefdieren een vorm van lijden. Dokter Van Laere, dierenarts van het animalarium en lid van de Ethische Commissie Dierproeven, legt uit dat dierproeven meer zijn dan wat we er intuïtief over denken. “In samenwerking met de faculteit diergeneeskunde van de UGent en de stad Gent hebben we onderzoek gedaan naar zwerfkatten. Eerst moesten we hen vangen, waarna onderzoekers hen testten op virale infecties zoals kattenaids en het FIP-virus.
“Dit soort aandoeningen bedreigt alle katten”, vervolgt Van Laere. “Besmette dieren lieten we dan ook inslapen. Gezonde katten lieten we vrij na sterilisatie of castratie. Dat gaf ons de kans om ook het effect van vroegtijdige sterilisatie op het verdere leven van katten te onderzoeken.” Ook zulke proeven in het belang van het dier en de diersoort zelf, zijn opgenomen in de cijfers van de federale overheid.
De dierenarts van het animalarium krijgt assistentie van vijf andere verzorgers. Ze maken de verblijven schoon en geven de dieren te eten. Zodra het experiment begint, moet de onderzoeker zijn proefdieren dagelijks inspecteren. Dat doet hij om de algemene gezondheid van de dieren gedurende het volledige experiment te controleren. De onderzoeker let specifiek op doffe ogen, gewichtsverlies en een matte vacht. Dat zijn immers ziektesymptomen. Als het dier niet meer gezond is, stoppen de experimenten.
Enkel bij lijden of wegens noodzakelijkheid voor het project, bijvoorbeeld bij het isoleren van een orgaan voor verdere studie, wordt er overgegaan tot euthanasie. Bij sommige projecten is dat echter niet nodig. Zo is er bijvoorbeeld een serie minivarkens die na de experimenten bij adoptiebaasjes wordt geplaatst.
Als een dier veel pijn lijdt, moet de onderzoeker steeds aan pijnbestrijding doen, maar soms is dat geen optie aangezien dat de resultaten zal beïnvloeden. In dit geval gaat men steeds op zoek naar alternatieve pijnbestrijding, maar die is niet altijd beschikbaar.
De bedoeling van de verschillende onderzoeken is het begrijpen van de pathofysiologie achter een bepaalde aandoening, om er daarna een behandeling voor te ontwikkelen. De VUB-onderzoekers concentreren zich op immunologie, oncologie en neurologie. Positieve resultaten komen dan later in aanmerking voor een verdere klinische studie.
Karine Breckpot, voorzitter van de Ethische Commissie voor Dierenwelzijn aan de VUB, spreekt over meerdere succesverhalen: “In het UZ Brussel passen ze verschillende therapieën toe die eerst ontwikkeld zijn met behulp van preklinische proefdiermodellen. Momenteel ontwikkelt men bijvoorbeeld een experimentele therapie voor melanoom-patiënten die eerst is getest op muizen. Binnen de dienst fertiliteit zijn er eveneens een heleboel therapieën die in het laboratorium van de VUB zijn uitgewerkt. Zo heeft elke dienst zijn succesverhalen.”
Zoals bij de melanoomtherapie zijn muizen en ratten de meest gebruikte proefdieren. Verder herbergt het animalarium ook konijnen en varkens. De Japanse Watanabe-konijnen in het animalarium zijn sneeuwwit met een glanzende vacht. Door een erfelijke aandoening waardoor hun cholesterolgehalte te hoog is, zullen deze konijnen omstreeks de leeftijd van twee jaar een spontaan hartinfarct krijgen. Ze lijken er weinig van te merken terwijl ze zich lustig in het stro nestelen of genieten van hun grote voorraad wortels.
Via een echografie zal de onderzoeker de pathofysiologie van het hartinfarct nagaan om zo te onderzoeken of dit correleert met de mens. Voor diabetesonderzoek worden labratten eerst diabeet gemaakt en nadien planten onderzoekers zogenaamde eilandjes van Langerhans bij hen in. Dat zijn cellengroepen in de alvleesklier die insuline aanmaken. Vervolgens kijken ze of de ratten dankzij de transplantatie opnieuw zelf insuline produceren. Het onderzoek zou uiteindelijk kunnen leiden tot een behandeling tegen de erfelijke vorm van diabetes.
De varkentjes zijn dan weer onderdeel van experimenten die klaarheid moeten scheppen over de invloed van MRI-scans op zwangere vrouwen. Zwangere varkens worden verdoofd en onder de scanner geplaatst. Tijdens de scan krijgen ze sondes in de baarmoeder om zo de temperatuurstijging van de foetus tijdens het scannen te meten. Dit onderzoek heeft slechts een kleine impact en na de natuurlijke bevalling start de zoektocht naar adoptieouders voor de varkens.
Doen en laten
Er zijn heel wat experimenten met proefdieren, maar de regelgeving is streng. Nationale en Europese wetten regelen het gebruik van proefdieren. Wet- en regelgeving worden bovendien voortdurend aangepast naargelang er meer alternatieve methodes beschikbaar zijn. Deze wetten reguleren niet enkel de laboratoria die proefdieren gebruiken, maar ook de kwekers die de dieren aanleveren.
Sinds 2004 is bijvoorbeeld het gebruik van proefdieren voor het ontwikkelen van cosmetica, net zoals het testen van het eindproduct verboden in de Europese Unie. En in 2013 kwam er een algeheel handelsverbod voor cosmetica getest op proefdieren.
Tegelijkertijd leggen wetten inzake klinische studies, zoals de Verklaring van Helsinki, juist een verplichting op tot het gebruik van dierenexperimenten. Het is tevens bij wet vastgelegd dat elke erkende instelling een ethische commissie dient op te richten. De Ethische Commissie voor Dierproeven (ECD) aan de VUB bestaat zo uit minstens negen leden. Naast onderzoekers bestaat de ECD uit een dierenarts, een statisticus, verzorgend personeel, technisch personeel en minstens één extern lid.
Elke onderzoeker die experimenten op dieren wil uitvoeren, moet hiervoor de toestemming krijgen van de ECD. De commissie gaat na of er inderdaad geen alternatieve methodes beschikbaar zijn, controleert de pijnbestrijding en overweegt of het proefdiermodel en het aantal proefdieren wel passen bij het onderzoek.
Onderzoekers moeten ook een dierenwelzijnsdagboek bijhouden, waarin de behandeling van elk proefdier nauwkeurig wordt beschreven. Na afloop van het project kan de ECD het dagboek inkijken om na te gaan of er niet te veel dieren zijn gebruikt. Indien dat wel zo is, moet de onderzoeker de doeleinden van het experiment uitvoerig motiveren. Volgens Breckpot komt dat echter niet vaak voor. “Onze onderzoekers denken lang op voorhand na over het gebruik van proefdieren, waardoor het gebruikte aantal slechts bij uitzondering meer is dan wordt aangevraagd”, zegt ze geruststellend.
Bovendien mag niet elke onderzoeker zomaar dierproeven uitvoeren. Slagen voor de verplichte vakken in de biomedische wetenschappen Proef-dierkunde 1 en 2 is sowieso vereist. Studenten leren dan de theorie achter narcose, bestuderen pijnbestrijding en het herkennen van ongemak bij dieren. Eveneens onderwerp van de cursus is het tijdstip waarop ze moeten overgaan tot euthanasie. Later krijgen beginnende onderzoekers ook steevast begeleiding van een ervaringsdeskundige, om er zo op toe te zien dat de dieren een correcte behandeling krijgen.
Professor Breckpot benadrukt dat alle mensen die met proefdieren werken oprecht begaan zijn met het dierenwelzijn. Zo is er een zekere interne controle onder collega’s.
Bouwplannen
Al sinds 2005 zijn er plannen om op de campus Jette een nieuw animalarium te bouwen. Het bureaucratisch proces neemt echter veel tijd in beslag. Niet alleen de gebruikelijke rompslomp die een bouwproject met zich meebrengt, maar ook de speciale wetgeving rond milieu en bioveiligheid maken het tot een werk van lange adem. Het nieuwe animalarium zal bovendien een nieuwe erkenning moeten krijgen en ook dat kost tijd.
De op stapel staande nieuwe faciliteiten zijn wel zo ontworpen dat ze voldoen aan de verstrengde regelgeving, waardoor het welzijn van het proefdier nog beter gegarandeerd kan worden. “Zo zet de VUB een extra stap vooruit op het pad naar een grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid en geeft ze een bredere invulling aan de missie van de instelling en het wetenschappelijk onderzoek in het bijzonder: bijdragen aan de levenskwaliteit”, aldus een verheugde professor Breckpot. Dat nieuwe laboratorium mag er van haar dan ook gauw komen.
* Edit: eerder schreven wij dat mevrouw Breckpot voorzitter is van de ECD van de VUB en dierenarts van het animalium. Ook linkten wij haar aan een verkeerd citaat. Dit is rechtgezet. Mevrouw Van Laere is dierenarts van het animalarium en lid van de ECD, mevrouw Breckpot is voorzitter van de ECD.
0 Comment