Ann Demeulemeester: “Een instellingsreview is echt niet zomaar een blanco cheque”

In het hoger onderwijs worden niet enkel studenten gequoteerd. Ook opleidingen moeten op examen. Om erkende diploma’s te mogen uitreiken, hebben zij immers een accreditatie nodig. Examinator van dienst: de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, of kortweg de NVAO, die de accreditatie uitreikt.

Er zijn echter grote veranderingen op til in het Vlaamse hogeronderwijs. Begin dit academiejaar maakte minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) bekend dat de opleidingsvisitaties – de commissies die de opleidingen ter plaatse controleren op hun onderwijskwaliteit – worden opgeschort tot 2020. Althans, dat geldt voor de opleidingen die al tweemaal geëvalueerd zijn met positief gevolg. De anderen moeten wel nog hun opwachting maken.

Er is echter meer aan de hand. De opschorting herziet namelijk het pad dat in 2012 in een decreet werd uitgestippeld. Dat decreet voorziet een instellingsreview: geen visitatie meer voor iedere opleiding afzonderlijk, maar één groot examen voor de universiteit of hogeschool in zijn algemeenheid. De instellingen op hun beurt nemen de opleidingsvisitatie als het ware over via interne kwaliteitscontrole. De eerste reviews staan gepland voor 2016, maar dat zijn eerder proefexamens. Bindende reviews staan pas gepland in … 2020.

De vraag van twee miljoen

Groot was de verbazing toen De Standaard op 19 september kopte dat de opschorting bijna 2 miljoen euro zou opleveren. Zowel VUB-rector Paul De Knop als de Vlaamse studentenkoepel VVS, toch twee vertegenwoordigers uit verschillende kampen, noemden dat bedrag overtrokken.

Wat dacht u toen u dat bedrag hoorde?
Ann Demeulemeester:
“Dat je die visitaties niet moet opschorten omwille van besparingen. Dat is het verkeerde uitgangspunt. Beter zou zijn dat Vlaanderen een andere kwaliteitszorg wil, gebaseerd op het vertrouwen tussen overheid en instellingen met die laatsten aan het roer. Dat neemt echter niet weg dat de universiteiten en hogescholen nog heel veel inspanningen moeten doen. Het is maar de vraag of zij veel geld zullen besparen. Mankracht en middelen moet je immers sowieso investeren. Neen, ik vind het niet de juiste motivatie voor een beter systeem van kwaliteitszorg.”

Wat zijn volgens u de achterliggende redenen voor de opschorting?
“De universiteiten en hogescholen hebben aan de nieuwe Vlaamse regering gevraagd om de planlasten te vereenvoudigen. Eigenlijk hadden ze verwacht dat de instellingsreview zou zorgen voor een lichtere visitatie op het niveau van de opleiding, maar dat draaide blijkbaar anders uit. De instellingen vonden de planlastvermindering te gering. Daarom hebben ze aan minister Crevits gevraagd om dat te herbekijken. Toen dan ook nog eens de besparingen in het hoger onderwijs op tafel kwamen, is de discussie in een stroomversnelling gekomen. Gevolg: instellingen gebruiken financiële argumenten om de planlastverlaging te verkrijgen. En wat ons betreft is dat niet de goede aanpak.”

“Een instellingsreview is echt niet zomaar een blanco cheque.”

Maar gaat het niet eerder om een planlastverschuiving in plaats van een -vermindering?
“Misschien, maar zo zullen de instellingen het niet ervaren. Wanneer de universiteit instaat voor haar eigen interne kwaliteitszorg, dan hoeft het geen verplicht nummer op te voeren voor externe controleurs. De instelling kan zich de kwaliteitscontrole dan meer eigen maken. Natuurlijk met één belangrijke voorwaarde: de interne kwaliteitszorg moet blijven voldoen aan de afspraken in de European Standards and Guidelines (ESG). De interne controle mag niet opeens verslappen of minder onafhankelijk gebeuren dan voordien. Integendeel, de instellingsreview moet zorgen voor een verdieping van de kwaliteitszorg en een grotere betrokkenheid van iedereen: opleidingshoofden, docenten, studenten en ondersteunende diensten, iedereen betrokken bij de universiteit moet ermee begaan zijn. Met andere woorden: een grotere kwaliteitscultuur.

L’état, c’est moi

U vertrouwt de universiteiten sterk. U gunt hen immers een grotere verantwoordelijkheid.
“Dat klopt, maar ze moeten ook verantwoording afleggen, bijvoorbeeld tegenover de commissie die de instellingsreview doet. Een instellingsreview is echt niet zomaar een blanco cheque. Ons vertrouwen in de instelling is ook gebaseerd op de ESG, die stellen dat onderwijskwaliteit bij de instellingen begint, en niet extern kan worden opgelegd. Er moet een balans zijn. Als die te zeer overhelt naar externe controle, dan duikt het gevaar op dat instellingen en opleidingen aan window dressing gaan doen, dat ze het gevoel hebben afvinklijstjes in te vullen.”

Zullen de pijnpunten die een opleidingsvisitatie kan vaststellen ook worden blootgelegd in de instellingsreview? Ik denk bijvoorbeeld aan de gebreken van een universiteitsbibliotheek, onderbezetting van het personeel of gebrekkige curricula.
“De instelling zal via een monitoringsysteem moeten aantonen dat ze op de hoogte is van wat er misloopt in de organisatie. Bovendien zal ze ook moeten bewijzen gehoor te hebben gegeven aan de problemen. Ze is nog steeds verplicht om docenten en studenten te bevragen, en de reviewcommissie zal die resultaten inkijken en evalueren. Stel dat een instelling verklaart dat ze inzet op internationaal beleid, dan gaan wij dat na door bij een vijftal opleidingen te peilen of daar effectief werk van wordt gemaakt.”
“Sommigen vrezen dat universiteiten bepaalde zaken zullen verdonkeremanen. Echter, de commissie zal bijvoorbeeld nog steeds in gesprek gaan met studenten, die de commissie overigens zelf zal selecteren op voorspraak van de studentenvertegenwoordiging. In tegenstelling tot de opleidingsvisitatie, waar het de opleiding is die de studenten aanduidt. Dat biedt een grotere garantie opdat studenten onafhankelijk kunnen spreken over hun bezorgdheden.”

De reviewcommissies die bij de instelling op bezoek gaan, zullen geen rekening kunnen houden met vakinhoud. Moet dat veranderen als de instellingsaccreditatie er vanaf 2020 komt?
“Natuurlijk, maar hoe precies, dat is een open vraag. De reviewcommissie kan natuurlijk niet zelf de kwaliteit van opleidingen beoordelen. Dat moeten de instellingen zelf organiseren, bijvoorbeeld via peer review door andere, al dan niet buitenlandse instellingen, of door eigen mensen uit andere faculteiten. Belangrijk is dan wel dat de reviewcommissie een deskundige heeft die dat naar waarde kan schatten.”

Een instellingsreview wordt vaak geassocieerd met centralisme: een dirigerend universiteitsbestuur dat boven de faculteiten staat. Kunnen kleinere opleidingen daar geen hinder van ondervinden?
“Laat hier absoluut geen misverstand over bestaan: de instellingsreview is niet bedoeld om centralisme in te voeren. Al zijn er soms instellingen die net gebruikmaken van de review om centraler te gaan besturen, om autonoom de koers uit te zetten. Zij willen zich dan verschuilen achter de review om dat door te drukken. Dat is echter niet het uitgangspunt. Wel is het de bedoeling dat het instellingsbestuur op de hoogte is van de pijnpunten in de opleidingen en dat het indien nodig kan ingrijpen.”

Sleet

Een van de klachten van de studentenkoepel Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) gaat over de snelheid waarmee de opschorting tot stand komt: enkele maanden, terwijl er jaren nodig zijn geweest om aan de visitaties te schaven. Gaat het te snel?
“Eigenlijk vind ik het geen slecht teken dat de instellingen meteen de volle verantwoordelijkheid willen dragen. Zo zie ik het liever. Volgens mij willen ze niet minder controle op de onderwijskwaliteit, maar eerder een verlossing uit een bepaald carcan, willen ze af van de, in hun ogen mechanische benadering van kwaliteitszorg. Ze willen zelf bepalen hoe ze het doen. Bovendien zijn er weinig landen waar de controle opleiding per opleiding gebeurt. Meestal gebeurt de indeling op basis van faculteit of per cluster opleidingen. Een interne kwaliteitscontrole kan efficiënter zijn, omdat de instelling die dan kan afstemmen op de eigen noden en het eigen ritme. Dat zorgt voor een betere afstemming van de interne op de externe controle.”

“In Nederland is maatwerk meer ingeburgerd.”

“Wel is het zo dat niet alle instellingen daar nu al aan toe zijn. Wat dat betreft heeft VVS absoluut gelijk. Interne kwaliteitszorg is een groeiproces, en sommige instellingen staan verder dan anderen. Enigszins bemoeilijkend zijn de instellingen die de volledige verantwoordelijkheid willen, en dat model opdringen aan andere universiteiten en hogescholen die eigenlijk nog wat meer tijd nodig hebben.”

“Oorspronkelijk was het zo voorzien dat de instellingen pas in 2020 volledig zelf verantwoordelijk zouden worden voor de interne opleidingscontrole. De overheid achtte die overgangsperiode noodzakelijk. Nu is dat veranderd. VVS stelt terecht dat er nu geen vacuüm mag ontstaan voor de opleidingen die geen opleidingsvisitaties meer moeten ondergaan. Anderzijds is het onvermijdelijk dat, willen we de instellingen die verantwoordelijkheid geven, we hen daar ook even de ruimte voor moeten gunnen. Zeker in tijden van besparingen is de opschorting nuttig om zich daar op voor te bereiden. Wij vinden het zelf ook een grote stap. Het engagement dat de instellingen aangaan is niet gering.”

Zijn opleidingen minder positief geworden over opleidingsvisitaties?
“Iedereen zegt dat de onderwijskwaliteit de afgelopen twintig jaar enorm verbeterd is. Maar als men teveel het gevoel krijgt dat die visitaties een verplicht nummer zijn, dat de kosten niet meer opwegen tegen de baten, … Soms kruipt er voor één opleiding een jaar voorbereidingstijd in een visitatie. Opleidingen moeten er zo veel werk insteken, dat ze teleurgesteld zijn over de feedback in het rapport. Je ziet het overal in Europa: als je meerdere keren op visitatie gaat, ontstaat er vermoeidheid, een soort sleet. Sommige kritieken worden dan herhaald, of er zijn opmerkingen over zaken die moeilijk bij te sturen zijn. Dan is het goed om het systeem zelf bij tijd en wijlen te hervormen.”

Keuzes bij de buren

Wat denken de Nederlanders over de opschorting?
“Hun eerste reacties waren eerder afwijzend. Zij hechten veel belang aan de opleidingsvisitaties, al rijpen de geesten er nu tevens voor een instellingsaccreditatie. Minister van Onderwijs Jet Bussemaker (PvdA) staat daar alleszins voor open. Mogelijk starten er binnenkort pilots.”

In Nederland bestaat er al een instellingstoets, nietwaar?
“Inderdaad, maar anders dan straks in Vlaanderen is die toets niet verplicht. Nederland kent eigenlijk twee systemen: ofwel kiest een instelling voor de uitgebreide set van louter opleidingsaccreditaties, ofwel voor een instellingstoets met een veel beperktere opleidingsaccreditatie. Mocht de instellingsaccreditatie doorgaan, dan zijn er dus drie mogelijkheden: instellingsaccreditatie, de combinatie instellingstoets met opleidingsaccreditatie of de uitgebreide set van opleidingsaccreditaties.”

Dat duidt er op dat verschillende instellingen verschillende noden hebben.
“Een heel terechte opmerking. In Nederland is maatwerk meer ingeburgerd. Het is daar maar normaal dat instellingen kunnen kiezen welke vorm van kwaliteitscontrole het best bij hen past. Er zijn zelfs instellingen die zowel kiezen voor een toets als voor de uitgebreide opleidingsvisitatie. Vergeet niet: de controle is daar stringenter dan hier. Je hebt er ook nog de inspecties en reviewcommissies die doelstellingen nagaan zoals het studierendement. Ze controleren meer dan in Vlaanderen.”

En hier klagen de instellingen al steen en been.
“In Nederland heeft men dan ook een paar schandalen achter de rug. Eind juni nog kregen 26 van de 212 opleidingen in de geesteswetenschappen een onvoldoende. Dat was een groot onderwerp in de kranten. Er was zelfs een parlementair debat over. In Vlaanderen, daarentegen, is er eigenlijk onvoldoende media-aandacht voor opleidingsvisitaties. Het vertrouwen in de instellingen is in Vlaanderen ook groter. In Nederland redeneert men: vertrouwen moet je verdienen.”

0 Comment