Regeringsmaatregelen zijn een mooi eufemisme voor besparingen. Tijden waarin grote staatslieden opstaan om de maat te regelen van de wals weg van de afgrond, zo luidt de tot in den treurnis herhaalde melodie. Gegroet, Charles Michel! Politieke commentatoren reppen zich nu al naar analogieën die deze begrotingsdans in mineur spiegelen aan het cijfergegoochel van wijlen premier Wilfried Martens. Voor de doden niets dan lof. In diens zesde ambtstermijn dwong hij de sociale en onderwijssector met een kille besparingslogica op de knieën. En de student? Die bleef ook toen ambivalent.
De negen regeringen van Martens drukten dertien jaar lang hun stempel op het Belgische beleid. Martens’ besparingsronde, het Sint-Annaplan (1986), is nog steeds de natte droom voor al wie binnen en buiten het politiek halfrond al eens rechts kraait. De rekening die het hoger onderwijs destijds kreeg doorgeschoven, doet de huidige besparingen verbleken.
Op tafel lag een verdubbeling van het inschrijvingsgeld naar 15.600 Belgische frank (387 euro), een indirecte numerus clausus door het hanteren van strenge subsidiecriteria voor “overbevolkte en kansarme richtingen” en ten slotte een bevriezing van de sociale toelagen voor het restaurant, studentenkamers, de sociale dienst en het studieadviescentrum. Als kers op de taart kregen studenten twee maanden extra legerdienst en een verdubbeling van de wachttijd voor een werkloosheidsuitkering.
De Moeial trok meteen aan de alarmbel: “Heel deze winkel aan regeringsmaatregelen maakt het zonneklaar dat studeren hoe langer hoe onbetaalbaarder wordt, iets waar in de eerste plaats de minder begoede bevolkingscategorieën het snelst onder zullen zwichten. Droevig is dat. De Raad van Beheer, de Sociale Raad (voorloper van de huidige Studentenraad, nvdr.) en de doorsnee VUB’er zouden wel eens wakker mogen worden om tegen deze georganiseerde afbraak van de democratisering van het onderwijs flink van zich af te bijten. Vermoedelijk is het nog niet te laat.” En zo zou het wezen.
Terug van nooit weggeweest
De geboorte, of beter wedergeboorte van de studentenbeweging zou niet lang op zich laten wachten. Ze bouwde verder op de funderingen van een gepolitiseerde studentengeneratie, wat vandaag veel minder het geval is. Vooral het protest dat in 1979 ontstond als reactie op de 10.000 frank (250 euro) inschrijvingsgelden, alweer een verdubbeling, was voor deze generatie hét grote verzetsvoorbeeld. “Omdat studenten toch rijkeluiskinderen zijn, kunnen zij (meestal hun ouders) flink dokken”, zo verklaarde socialistisch Onderwijsminister Ramaekers destijds de oorlog.
VUB-studenten speelden een leidinggevende rol in dit nationaal protest. In aanloop naar de nationale betoging, die 12.000 studenten mobiliseerde, lanceerden protestcomités een succesvolle oproep om inschrijvingen te boycotten of slechts het oude inschrijvingsgeld neer te tellen. De inschrijvingsdienst werd vier weken lang ingepalmd als discussieruimte en de VUBtiek deed zeven maanden dienst als centraal hoofdkwartier. Facultaire groepen stonden in voor lokale prikacties en alternatieve discussielessen. In Gent, Leuven en Brussel waren uitgebreide stakingen. De rijkswacht ontruimde de bezette rectoraten met harde hand.
Hoewel de VUB-administratie openlijk beweerde zich tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden te verzetten, ontdekten studenten tijdens één van de bezettingen dossiers en briefwisselingen die in het grootste geheim de inning van de tweede schijf van 5000 frank inschrijvingsgeld voorbereidden. Hoewel de verhoging onafwendbaar zou blijken, had de beweging als grootste verdienste dat “studenten nu weten dat ze zich niet mogen laten isoleren en laten afschilderen als parasieten van de maatschappij”, aldus een participant.
De revolutionaire wind uit Parijs miste haar effect niet. Vlak voor de wintervakantie vindt een laatste nationale betoging plaats. De beweging is groot en onafhankelijk en mobiliseert ongeveer 16.000 studenten. Het zou meteen de laatste grote stuiptrekking van de studentenbeweging zijn. Uit onvrede met het zieltjeswinnen van VVS en MLB worden nieuwe structuren opgeworpen. Een Algemene Vergadering waarin aanvankelijk wel vierhonderd studenten alle beslissingen namen, zou voortaan geleid worden door het Algemeen Studenten Komitee/Koördinatie (ASKO). 70 procent verklaart zich bereid om over te gaan tot staking, maar volgens velen verliest het daarbij uit het oog dat de VUB slechts het opgestelde beleid moet uitvoeren.
Hoewel ASKO na de wintervakantie een nationale actieweek hield en haast op dagelijkse basis pamfletten uitdeelde om blijvend terug te koppelen met de basis van de studentenbeweging, deemsterde het enthousiasme opnieuw weg. Teveel energie ging naar het democratisch houden van de verschillende stucturen die elkaar in sneltempo opvolgden en vervingen, wat de daadwerkelijke acties maar zelden ten goede kwam. Vanuit de studentenpopulatie blijft de kritiek op de organisatie aanzwellen. De voortdurende strijd tussen de verschillende politieke fracties drijft de VUB-studenten tot apathie. De bezetting van de VUBtiek door ASKO lijkt op weinig meer uit te draaien dan een veredelde woon –en slaapkamer van de Leninisten. Opnieuw slaagde men er niet in om de invloed van partijpolitieke belangen in te dammen.
Aan het einde van het academiejaar blijft onduidelijkheid heersen over de toekomstige verhogingen van het collegegeld. Het accent van de actiecomités op de verhoging van het inschrijvingsgeld lijkt enigszins onterecht en ging voorbij aan de eigenlijke oorzaak: de halvering van de sociale toelagen. De VUB, die als enige universiteit de 10.000 frank inschrijvingsgeld behouden had, zag een opmerkelijke stijging in haar studenten- populatie, wat haar imago als sociaal vriendelijke universiteit alvast ten goede kwam. Het ASKO en de ganse studentenbeweging sterven datzelfde jaar een stille dood. De overheid slaagde erin de besparingen af te wentelen op de universiteiten, hetgeen allerminst een triomf voor de studentenbeweging was. De eis voor democratisering van het onderwijs werd krachtig herhaald, maar de herleving van een bruisende studentenbeweging bleef een stoute jongensdroom. Net als nu.
Niet alle studentenacties waren succesvol. Sommigen waren ronduit beschamende blunders.
Ook wanneer de regering een juridische bom legt onder het systeem van vrijstellingen, gaan de Universiteit Antwerpen en de Rijksuniversiteit Gent in staking. 3000 studenten daagden op voor een nationale betoging. Op de VUB-campus kwam een permanente infostand. Een studentenvertegenwoordiger viel vanop het spreekgestoelte toenmalig rector Steenhaut aan op de academische viering van het vijftienjarig bestaan van de VUB. Eén student nam de slogan Voor onze vrijstellingen gaan wij door het vuur wel erg letterlijk toen hij een constructie bestaande uit karton en vuurwerk ineen knutselde en in brand stak, om er vervolgens met veel gevoel voor dramatiek enkele malen doorheen te lopen.
Ook de kernwapenkwestie zorgde in volle Koude Oorlog voor beroering op de verschillende campussen en ver daarbuiten. Hoogmis waren de 400.000 manifestanten die in 1983 in Brussel betoogden tegen de wapenwedloop en de plaatsing van Amerikaanse kernraketten in België. In 1985 waren er stakingen in de VUB-gebouwen B en C. Elders op de campus richtte men overtuigingspiketten op.
Activisten verzegelden gebouwen met prikkeldraad en kettingen. Het actiecomité koesterde de overtuiging dat het stilleggen van alle universitaire activiteiten een grotere studentenmassa zou bereiken dan eender welke betoging. In een kat-en-muisspel met het stakingspiket probeerde de rector tot drie maal toe de kettingen door te knippen. De toenmalige rechtenpraeses greep een actievoerster bij de keel en trapte haar op de borst. Een fotograaf ontving een klap in het gezicht. Ook de plechtige openingsceremonie van enkele nieuwe gebouwen op de campus, bijgewoond door ministers Coens en Geens, werd door een zestigal studenten dermate verstoord dat de rector de studenten openlijk ervan beschuldigde afbreuk te doen aan het principe van Vrij Onderzoek, dat volgens hem de vrije meningsuiting diende te waarborgen.
Verwend of getemd?
Terug naar 1986. Inmiddels worden vraagtekens geplaatst achter het verzetsvermogen van de toenmalige studentengeneratie. De algemene coördinatie van de studentenbeweging was sinds eind jaren 1970 immers langzaamaan doodgebloed. De bal lag echter duidelijk in het kamp van de studenten. “Één slachtoffer tussen de velen, van deze plotse en heftige dadendrang: de zo moeizaam verworven, en toch nooit helemaal verwezenlijkte democratizering van het onderwijs. Nog een droom van de zestiger jaren aan diggelen”, aldus een verontwaardigde hoofdredacteur van De Moeial.
De vage regeringscommunicatie over de precieze maatregelen maakt het bovendien moeilijk om het protest te sturen. Wanneer blijkt dat de bevriezing van de sociale uitgaven een besparing van 31,2 miljoen frank (zo’n 773.000 euro) betekent voor de jonge VUB, schiet het Regionaal Aktie Komitee (RAK) van de VUB in actie. Een nationaal eisenplatform wordt gelanceerd en dient als steunpilaar van de protestbeweging. Het comité ontwikkelt verkiezingsmechanismen om de monopolisering door partijgebonden studentenverenigingen te vermijden. Petities, pamfletten en affiches worden opgemaakt.
De Sociale Raad laat de zaak intussen niet betijen en doet een boude zet. Wanneer blijkt dat ze als rechtstreeks gevolg van de besparingen 3,5 miljoen euro moet ophoesten, zet ze de Raad van Bestuur van de VUB schaakmat. Indien het gat niet wordt gedicht met de opgebouwde reserves van de universiteit, zou de Sociale Raad weigeren om nog langer financieel bij te dragen aan het prestigieuze zwembadproject, stokpaardje van de toenmalige universiteitsbonzen. Het geld dat beloofd werd voor de cafetaria zou unilateraal door de SoR worden teruggetrokken en aangesproken om hun tekort te dekken.
Meteen zal de SoR bovendien het eisenplatform principieel goedkeuren en geld vrijmaken om studentenacties te financieren. De rationaliseringsdrang bleef intussen steeds grotere proporties aannemen. Studierichtingen zouden voortaan minstens vijftig inschrijvingen in elk van de kandidatuursjaren en minstens tien in de licenties moeten hebben om nog langer subsidieerbaar te zijn.
Schaamrood op de wangen
Niet alle studentenacties waren succesvol. Soms waren ze ronduit beschamende blunders. Een rouwstoet, compleet met doodskist en zwarte vlaggen, wilde langs het kantoor van de regeringsafgevaardigde marcheren. Het actiecomité vroeg per abuis echter de verkeerde route aan bij de rijkswacht. Pas op de terugweg werd de stoet zich bewust van de gemaakte blunder. Na onderhandeling met de ordediensten mocht de stoet de opgestelde route dan toch verlaten, maar bij aankomst bleek de regeringsafgevaardigde het hazenpad te hebben gekozen. Gelukkig maar: de brief die de studenten wilden overhandigen, bleek plotseling onvindbaar.

Door interne twisten binnen de universitaire gemeenschap fluctueerde het collegegeld enige tijd als een wisselkoers.
Genoeg gezeverd
In de lente van 1986 lijken de zaken al wat te bekoelen. Op de campussen in Gent, Leuven en Brussel zijn er amper nog acties. In de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) komen de rectoren tot een gezamenlijke consensus om voor het komende academiejaar een inschrijvingsgeld van 13.000 frank (322 euro) te hanteren, een opdoffer voor de verontwaardigde studenten. Desalniettemin zetten de actiegroepen een frontale aanval in, zowel op universiteit als overheid. Opnieuw gaat men over tot een inschrijvingsboycot die ditmaal, met elf procent minder inschrijvingen, aan de VUB een bijzonder groot succes kende.
De Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) groef op haar beurt een koninklijk besluit op waaruit bleek dat de beslissingstermijn voor de verhoging van het inschrijvingsgeld in Gent en Brussel niet was gerespecteerd. De gevraagde 13.000 frank werd plotsklaps onwettelijk. Door interne twisten binnen de universitaire gemeenschap fluctueerde het collegegeld enige tijd als een wisselkoers, maar de consensus herstelde zich uiteindelijk. Ware het niet dat de Raad van Bestuur van de VUB, waarin ook studenten zetelden, daags nadien besliste voor een autonoom behoud van de 10.000 frank.
De officiële verklaring van de VUB-overheid vertoont frappante parallellen met de huidige situatie. “De grootste groep studenten komt uit de categorie van de middengrote inkomentrekkers. Heel wat mensen daaruit vallen juist boven het inkomen waar bijvoorbeeld een studiebeurs verkregen kan worden. Die groep heeft nu juist in de vorige periode, door omstandigheden buiten de universiteit (lees: de overheidsbesparingen), reeds ingeleverd. De Raad van Bestuur heeft geoordeeld dat wij geen zwaardere belasting moesten leggen op juist die middengroep.”
De oorspronkelijke besparingsoefening zou uiteindelijk iets lichter uitvallen, al moest de VUB nog steeds op zoek naar 22 miljoen frank (zo’n 545.000 euro). Ook toen al was de truuk van de foor: besparingen opleggen aan universiteiten, maar hen een valse keuzevrijheid verlenen in de manier waarop het gat wordt gedicht. Nieuwbakken rector Loccufier maakt vanaf de start van het academiejaar duidelijk: “Volgend jaar meer dan tienduizend vragen, zou niet in tegenstelling zijn met het democratiseringsprincipe.” Het werd onmogelijk om uit eigen zak te blijven bijpassen wat de overheid afnam. Een collegegeld van 14.500 frank drong zich stilaan op.
Links tegen links
Midden oktober 1986 verenigen vierduizend studenten zich in een nationale betoging die reeds sinds de lente gepland staat. Onderwijsminister Coens wordt onder meer vergeleken met de Cambodjaanse Pol Pot die in de jaren zeventig de intelligentia van zijn land uitmoordde. Het NAK wilde een staking forceren op de verschillende campussen, maar door het matige enthousiasme aan de VUB bereikte men slechts een zoveelste rouwactie waarbij studenten een ganse week een zwarte band rond hun arm zouden draaien.
0 Comment