Dries Tys: Een herdenking van de kwaliteitscontrole is niet slecht

Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) stelt voor om de externe kwaliteitszorg van de universiteiten op te schorten en het systeem te herbekijken. De visitaties voor opleidingen met twee positieve evaluaties zouden opgeschort worden. Daar bestaan financiële argumenten voor – elke individuele visitatie is inderdaad een vrij dure zaak – maar vooral ook inhoudelijke argumenten. Het argument dat de minister wel degelijk met recht hanteert, is dat we in 2016 een grote instelingsreview krijgen.

Dries Tys is professor aan de VUB-vakgroep Kunstwetenschappen en Archeologie. Tussen 2008 en 2014 was hij voorzitter van de opleidingsraad van SKAR en tussen 2010 en 2014 ook vakgroepsvoorzitter. Hij was visitatiecoördinator van de opleiding in 2007-2008 en heeft als studentenvertegenwoordiger de eerste visitatieronde in de jaren ’90 meegemaakt. Hij reageert op het standpunt van de Vlaamse studentenkoepel VVS, die de opleidingsvisitaties wil behouden.

Dubbelop

Het klopt inderdaad dat het wat onzinnig is om tijdens die instellingsreview die allesomvattend zal zijn, de interne kwaliteitszorg zal doorlichten en kritisch naar de werking van de opleidingen zal kijken, de ‘gewone’ visitaties te laten doorgaan die uiteindelijk dezelfde aspecten zullen doorlichten. Het is dubbelop, een bureaucratisch mechanisme omwille van het burecucratische mechanisme.

En daarmee zijn we aan een extra argument om de visitaties op zichzelf te evalueren en te herbekijken: de visitaties zoals die de afgelopen twintig jaar hebben plaatsgevonden, zijn geëvolueerd tot een zware bureaucratische belasting voor zowel de universiteiten als de opleidingen die gevisiteerd worden. Voor een visitatiecoördinator die het werk goed wil doen, betekent dit ongeveer een jaar voorbereidend werk, met inbegrip van alle vergaderingen met de VLIR (naar boven toe) en het overleg met de opleiding intern.

Dat de VUB steeds redelijk goed scoort bij visitaties, komt omdat we echt werk maken van kwaliteitszorg

In mijn geval betekende dat dat ik in 2007-2008 geen nieuwe projecten kon indienen, geen nieuwe publicaties kon voorbereiden en mijn doctorandi nauwelijks kon verderhelpen, behalve met wat obligate beperkte adviesjes. Om maar te zeggen dat het gaat om een vrij zware bureaucratische oefening waar grote happen academisch loon naartoe gaan.

Bovendien komt er veel politiek bij kijken, wat onvermijdelijk is door de consequentie dat je als opleiding kan verdwijnen als je én een aantal onvoldoendes krijgt én je niet na een jaar kan aantonen dat die geremedieerd zijn. Dan verlies je je accreditatie en dus je financiering. Meestal moet een gezonde opleiding wel degelijk positief op een onvoldoende kunnen reageren en problemen wegwerken, bijvoorbeeld als het gaat om de controleerbaarheid van evaluatievormen of de samenhang van een programma.

Maar het gebeurt weleens dat andere betrokkenen durven lobbyen in de richting van een bepaalde negatieve uitkomst van een visitatie. Niet bij de commissie, wel bij de NVAO (de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie die uiteindelijk beslist over de erkenning, nvdr.). Zo was één specifieke zusterinstelling van de VUB niet tevreden omdat we niet weggerationaliseerd werden.

Dus ja: interne en externe kwaliteitscontrole zijn wel degelijk belangrijk, maar de visitaties zoals ze nu bestaan, hoeven echt niet de beste weg te zijn om die kwaliteit te bereiken, en omgekeerd gaat het om instrumenten met vreemde bijwerkingen. Dat de VUB steeds redelijk goed scoort bij visitaties, komt omdat we echt werk maken van kwaliteitszorg, overleg en innovatie, sterk ondersteund door het vicerectoraat Onderwijs. Misschien hebben de grote broertjes daar minder boodschap aan.

Driedubbel plooien

Het staat wel vast dat wij door de potentiële bedreiging van rationalisaties, waarbij de VUB steevast zwakker scoort wat betreft personeelsbezetting, ons altijd driedubbel plooien om het te halen, en dan ‘verlies’ je dus al snel een volledig jaar. Daarbij komt nog dat inderdaad steeds diezelfde bekende collega’s uit Nederland en de occasionele Franstalige collega in de commissies belanden (en wij omgekeerd in de Nederlandse commissies) zodat steeds dezelfde mensen uit datzelfde kleine taalgebied elkaar dus met de regelmaat van de klok aan het evalueren zijn.

Wat positief is, is dat je met de opleiding een grondige reflectie verricht over waar je precies mee bezig bent. Door het specifieke gebrek aan luxe staan we aan de VUB dikwijls scherp als het neerkomt op het bijsturen van de interne kwaliteit. Vandaag ziet onze opleiding nauw toe op het belang van de samenhang van het programma, de studeerbaarheid en de leerdoelen, het studierendement en de evaluatiesystemen en het meegeven van de juiste competenties zoals die internationaal evolueren. Eveneens veel werk, maar ik denk niet dat we een visitatie op inhoudelijk vlak zouden moeten vrezen.

Permanente evaluatie

Een dergelijke werking is ronduit te prefereren boven een rapportage en evaluatiesysteem waarbij ZAP-leden (zelfstandig academisch personeel, nvdr.) diep in de tijdsreserves moeten tasten om dat ene rapport op dat ene examenmoment aan te leveren in de hoop dat je het haalt en men bovendien geen verdoken rationalisatie wil doorvoeren.

Daarom is een herdenking van het systeem niet slecht: speel in op de evaluatie van de interne kwaliteitszorg van de universiteiten, en vertrouw die evaluaties ook. De instellingsreview kan in die zin inderdaad een positieve oefening zijn. En voer dan extra visitaties in als er sterke signalen zijn dat er inhoudelijke problemen zijn met een opleiding, bijvoorbeeld na systematische klachten van de studenten. En anders zou ik VVS (Vlaamse Vereniging van Studenten, de overkoepelende Vlaamse studentenraad, nvdr.) willen voorstellen om even van plaats te ruilen, mochten ze toch aandringen op het behoud van het systeem zoals het nu is.

0 Comment