Het haalt de gekste ongemakkelijkheden in de mens naar boven, zo’n terras, badend in de eerste voorjaarszon. Van de territoriumdrift daarbuiten, aan de Mechelse Grote Markt, moeten wij niets weten, en bovendien is het er lawaaierig. Wij tenen naar binnen, de zaligmakende schaduw tegemoet. Het overzicht kan je daar tenminste bewaren. Immers: wij hebben geen bekend politiek gezicht, en dus moeten wij even later opnieuw naar dat gekke schouwspel buiten, om haar even op de schouder te tikken. “Wij zitten binnen.”
Caroline Gennez is natuurlijk druk bezig met de verkiezingen. Aan het eind van het jaar 2013 werd bekend dat zij de nieuwe voorzitter wordt van de Universitaire Associatie Brussel, de lokale hogeronderwijstandem van de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool. Verkiezingen of niet, wij wilden graag een interview.
Hoe is men bij u terechtgekomen om associatievoorzitter te worden?
“Dat weet ik echt niet (lacht). Paul De Knop (VUB-rector, nvdr) en Luc Van de Velde (algemeen directeur Erasmushogeschool, nvdr) hebben me dat elk afzonderlijk van elkaar gevraagd, al denk ik wel dat ze het wisten van elkaar. Ik kende hen allebei al, zij het op een andere manier. Toen ik nog SP.A-voorzitter was, had ik meer contact met de VUB, terwijl ik Luc al kende van zijn tijd bij de Vlaamse Hogescholenraad. Het is dus niet via de partij gegaan.”
Was u verrast door hun vraag?
“Ja, eigenlijk wel. Onderwijs is altijd de kern van mijn politiek engagement geweest. Ik ben altijd bezig geweest met jongeren. Zo was ik jongerenvoorzitter bij de Jongsocialisten, en dan zijn onderwijs, participatie en cultuur natuurlijk belangrijke thema’s. Later werd ik fractieleider in het Vlaams Parlement. Aangezien de SP.A toen al de minister van Onderwijs leverde, moest ik die dossiers wel goed opvolgen. Dat was de tijd van onder andere de hervorming naar het huidige bachelor-mastersysteem. Als partijvoorzitter heb ik een regeerakkoord onderhandeld, ook met de bevoegdheid onderwijs. Ten slotte was ik ook schepen van Onderwijs in Mechelen. Dus ja onderwijs is zo’n beetje de rode draad doorheen mijn engagement, en dat zal hen op de een of andere manier wel opgevallen zijn.”“Bovendien heb ik ook tien jaar in Brussel gewoond. Brussel is een stad naar mijn hart. Ik verdedig de stedelijkheid sterk, en de meerwaarde van Brussel als hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa. Voeg daar nog aan toe dat ik het laatste jaar erg actief ben geweest in de Europese sociaaldemocratie, en je merkt dat met deze functie precies alles samenkomt.”
Vele kleintjes maken groot
Hoe hebt u het voorzitterschap tot nu toe ervaren?
“Het is toch meer werk dan ik gedacht had (lacht). Maar zo gaat dat altijd, hè. Ik heb al gemerkt dat de UAB een erg particuliere associatie is. Om te beginnen natuurlijk omdat we maar uit twee instellingen bestaan, die dan ook nog eens allebei een sterk eigen karakter hebben. Aan de EhB merk je dat het best aan de Kunstenopleidingen – het Rits en het Koninklijk Conservatorium Brussel – die een specifieke positie binnen het Vlaamse onderwijslandschap innemen. Ook de sterke lerarenopleiding is van belang, als schakel naar het Brussels secundair onderwijs. De VUB is dan weer de enige echte vrijdenkende universiteit.”
“Ik ben destijds niet naar de VUB gekomen omdat ik de campus in Etterbeek wat Oost-Europees vond aandoen, een enclave in een stad.”
“Bovendien zijn we ook de kleinste associatie. Naast de twee groten, Leuven en Gent, zijn er drie kleinere: Brussel, Antwerpen en Limburg, al zit Hasselt reeds erg dicht bij de invloedssfeer van Leuven. Ik denk dat we met die drie kleinere associaties veel meer moeten gaan samenwerken dan we vandaag al doen. Je moet rationaliseren in het hoger onderwijs. Dat zegt iedereen, ook het rapport van de commissie-Soete (2008). Er zijn veel te veel richtingen, en dat vind ik ook zo voor het secundair onderwijs. Sommige opleidingen onderscheiden zich weinig van anderen.”
U ziet gelijkenissen met het secundaire onderwijs?
“Die parallel is er inderdaad wel, met de nuance dat de associaties nog zwaarder concurreren dan de scholen in het secundair. Als we internationaal onze positie willen behouden in het secundair én hoger onderwijs, dan moeten we rationaliseren, specialiseren en onze financiering op niveau houden. Daar heb je een goede onderhandelingspositie voor nodig ten aanzien van de overheden, maar ook tussen de associaties onderling.”
En hoe is het dan gesteld dan met de Brusselse associatie vandaag?
“We groeien, dat is wel positief. De laatste vier, vijf jaar gaan de VUB en de EhB echt wel gestaag vooruit. Nu hebben we bijna 20.000 studenten, en dat is levensvatbaar. Bovendien hebben we een gigantisch groot rekruteringsgebied. Vergeet immers niet dat de associatievorming oorspronkelijk regionaal bedoeld was. In Brussel is er echter nog een zeer groot potentieel van jonge mensen, een jonge bevolking die je naar het hoger onderwijs kan leiden. Als we de band versterken met de Brusselse scholen, dan is er ruimte voor een sterke groei.”
Enclave
In welke mate is de aanwezigheid in Brussel van de Leuvense associatie, met de HUB en Luca, een belemmering voor die groei?
“We werken samen, of proberen toch samen te werken.”
U ziet het wervingsgebied voornamelijk in Brussel?
“Nee, toch wel iets breder. Ikzelf woon in Mechelen, dat altijd een goeie instroom voor de VUB is geweest. Volgens mij kunnen we de band met het gemeenschapsonderwijs echt nog wel aanhalen en versterken. Vroeger was die veel sterker dan nu.”
“Zelf kom ik ook uit het katholieke onderwijsnet. Ik ben destijds niet naar de VUB gekomen, niet omdat ik uit het katholieke net kwam, maar omdat ik de campus in Etterbeek wat Oost-Europees vond aandoen, een enclave in een stad. Ik zou het leuker vinden mocht de universiteit veel meer een band met de stad en het gewest hebben dan vandaag. Dan kan je nog aantrekkelijker zijn als universiteit. Voor mij zou dat toen alleszins meer geholpen hebben. Dat beoogt de associatie ook.”
Uw voorganger, Bart De Schutter, is als associatievoorzitter tweemaal in het nieuws gekomen: toen hij het werd, en toen hij afscheid nam. Hij speelde een rol in de luwte. Ziet u dat hetzelfde?
“Ik beschouw mijn rol als drievoudig. Ten eerste heb ik een lobbyfunctie ten aanzien van de verschillende overheden en de politieke onderwijswereld. Ik ben zelf parlementslid in de Kamer, maar voor de verkiezingen ben ik lijsttrekker in Antwerpen voor het Vlaams Parlement. Wat onderwijs betreft ga ik dan heel kort op de bal kunnen spelen. Dat is, denk ik, belangrijk voor de associatie.”
“Ten tweede wil ik de stempel van ‘stedelijkheid’ veel meer kleven op de twee instellingen en de associatie. Daar is zeker vraag naar, en ook een markt voor van jonge mensen die alsmaar vaker zowel internationaal denken als stedelijk zijn. Zo moeten we hen toch meer naar Brussel halen, want Brussel is de grootste studentenstad van allemaal en dat wordt weleens vergeten. De KU Leuven is eigenlijk maar de universiteit van het Hageland, om het oneerbiedig te zeggen. Dan hebben wij toch iets meer te bieden. Ten derde moeten we, samen met de instellingen, de unieke positie van de vrije instellingen blijven benadrukken in het hogeronderwijslandschap.”
Bij de voorstelling van het gezamenlijk memorandum van Vlaamse universiteiten en hogescholen, eind februari, voerde onder andere Hasselts associatievoorzitter Willy Claes het woord. Gaat u, meer dan uw voorganger, het woord voeren?
“Willy deed dat wel in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Vlaamse Universiteiten en Hogescholenraad (VLUHR). Maar als men mij iets vraagt, ga ik zeker antwoorden. Als men denk dat het goed is dat we als associatie ook extern gaan communiceren, ga ik dat zeker doen. Maar ik doe deze functie niet om in het nieuws te komen. Wij, als actieve politici, kunnen dat ook op andere manieren. Ik vind het wel belangrijk dat we ook een zichtbare spreekbuis hebben die misschien wel makkelijker publiek bereikt om namens onze associatie te spreken. Maar vaker zal het de rector of de algemeen directeur zijn, en dat is ook normaal denk ik.”
Kiezen is verliezen
Na de voorstelling van dat memorandum laaide ook de discussie over een verhoging van de inschrijvingsgelden weer op. Hoe volgt u die discussie?
“In het memorandum pleit men vooral voor een verhoging van de onderzoeks- en werkingsmiddelen en het invoeren van een gewone indexatie in plaats van het huidige kliksysteem. Daar sta ik 200 procent achter.”
“Een verhoging van de inschrijvingsgelden voor de bachelors en masters zoals in het memorandum wordt aangehaald, zij het niet als absolute eis, is volgens mij geen goede piste. Ik ben dan wel eerder een uitzondering, ook in de politiek: alle partijen vinden dat bespreekbaar, behalve de SP.A. Het aandeel van de inschrijvingsgelden in de publieke middelen voor het hoger onderwijs bedraagt nog geen drie procent. Ofwel moet je dan een gigantische verhoging doorvoeren om enig effect te hebben, ofwel is het enkel symboliek. Slechte symboliek dan nog, want mijn inziens is onderwijs de sociale zekerheid van de 21ste eeuw is, en daar mag je geen drempels voor opwerpen, of die nu financieel of structureel zijn, via toegangsproeven of wat dan ook. Je moet oriënterend en ondersteunend werken, de gelijke kansen bevorderend. Een verhoging van het inschrijvingsgeld past daar niet bij.”
Paul De Knop vindt dat nochtans wel bespreekbaar.
“Die mening mag hij zeker hebben. Tegen mij zal hij altijd zeggen: ‘Als je op een andere manier voor extra inkomsten kunt zorgen, graag.’”
Tegen ons ook.
“Zowel rationaliseren als extra inkomsten verwerven: ik ben het daar helemaal mee eens. De manier waarop we dat moeten bereiken is altijd pas de tweede trap in onze discussie. De eerste trap zijn de doelstellingen en de finaliteit, en in dat verband zijn we het eens dat we een zo goed mogelijk begeleide en omkaderde instroom willen in ons hoger onderwijs, met financiering navenant, en dat we generatiestudenten en zij-instromers heel goed moeten opvolgen. Wat we nu heel erg sterk benadrukken, is een oriënteringsproef. Die zou eigenlijk al moeten starten als traject in het vijfde of zesde middelbaar tot en met het eerste semester van het eerste jaar hoger onderwijs, inclusief evaluatie na dat eerste semester. Als ze dan niet de juiste studiekeuze gemaakt hebben, kunnen we hen heroriënteren binnen de universiteit of associatie. Ik denk dat het studierendement dan ook zal stijgen.”
Dat oriënteringstraject zou dan al in het middelbaar moeten starten. Dan bent u niet echt voorstander van proeven in de schoot van het hoger onderwijs, zoals de beginnende ingenieursstudenten er nu al afleggen?
“Behalve voor genees- en tandheelkunde heb ik er niets op tegen, zolang de test maar niet bindend is. Een verkeerde studiekeuze kan veel kapotmaken, zoals de motivatie of het verdere verloop van de studieloopbaan In het hoger onderwijs is er eigenlijk ook een waterval. Dat moeten we zo goed mogelijk bestrijden en monitoren op zoveel mogelijk manieren, als het maar geen administratief doolhof wordt. Daar heeft niemand immers iets aan.”
We hadden het al over rationalisering. Is een fusie tussen VUB en EhB dan een optie?
“Dat is zeker niet aan de orde nu. De inkanteling van de academische hogeschoolopleidingen van de VUB naar de EhB is wel vrij goed verlopen. Wat we binnen de associatie nu wel naar voor schuiven, is het oprichten van één instituut en project voor de vorming en opleiding van leerkrachten.”
“Vergeleken met de Vlaamse provincies komt er uit het Brussels secundair onderwijs een veel te kleine doorstroming naar het hoger onderwijs. De kwaliteit van dat Brussels onderwijs is niet altijd even geroemd. Ik vind het onze taak om meer excellente leerkrachten af te leveren voor de Brusselse regio.”
Denkt u dat de SP.A na de verkiezingen van 25 mei het ministerie van Onderwijs verliest?
“We hebben dat al lang, hè, en ook al vaak gehad de laatste twintig jaar. Ik vind dat een ongelooflijk belangrijk departement. Ik heb al vermeld dat ik onderwijs de sociale zekerheid van de 21ste eeuw vind. Neem nu de periode na de Tweede Wereldoorlog, met de ontwikkeling van de ziekte- en werkloosheidsverzekering of de uitbouw van het pensioenstelsel. Vandaag moeten we, naast de democratisering van het onderwijs, echt wel nog meer investeren in de kennisfactor van de maatschappij. Dat kan ook het verschil maken tussen een geslaagd professioneel leven en een gelukkig burger zijn, of het gebrek eraan. Het thema onderwijs zal ik sowieso blijven volgen, ofwel via mijn partij in de regering, ofwel vanuit het Vlaams Parlement. We zien wel, eerst de verkiezingen en dan de rest.”
Etiquette
U heeft zowel aan de KU Leuven als aan de ULB gestudeerd. Bent u nu een KUL’er of een ULB’er?
“Op dat vlak ben ik een zwerver (lacht). Mijn overtuiging en mijn roots – onmiskenbaar Limburgs – zijn sterk, maar verder voel ik mij overal wel thuis. Ja, ik heb graag aan de KU Leuven gestudeerd, maar ik ben in de loop van mijn studies wel naar Brussel verhuisd. Ik heb niets tegen de instelling KU Leuven en ben er, denk ik, redelijk goed opgeleid, maar de stad lag me niet zo. Het deed mij een beetje aan Sint-Truiden denken. Dan vond ik Brussel toch iets meer hebben.”
Vandaag is het anders: heel wat studenten die in Brussel studeren, zitten in Leuven op kot.
“Ja, dat is geen goede evolutie. Dan komen ze beter naar Mechelen (lacht).”
Bent u socialist of sociaaldemocraat?
“Als ik mezelf beschrijf: een sociaaldemocraat. Kijk ik dan weer naar mijn wereldbeeld en mijn waardekader … Ik geloof in de maakbaarheid van de samenleving en de mens, maar ook dat je bepaald wordt door je afkomst. Ook je eigen ervaringen mag je niet uit het oog verliezen. Naar de letter van het begrip ben ik een sociaaldemocraat, maar in mijn hart ben ik een vurige en overtuigde socialist. Dat bekt nu eenmaal makkelijker, blijft beter kleven.”
“Anderzijds vind ik die etiketten allemaal niet zo belangrijk. Neen, het gaat over de manier waarop je naar de samenleving kijkt, hoe je die wil organiseren. Of je dat nu progressief, links, sociaaldemocratisch, socialistisch, ecologistisch of sociaal- liberaal noemt, is veel minder belangrijk.”
0 Comment