Literaire geesten: Jan Greshoff

Door Paola Verhaert

De zon spoot stralen van geluk op het plavuis van de Auguste Reyerslaan toen Jan Greshoff in het voorjaar van 1927 zijn intrek nam in nummer 130. De redacteur van Groot Nederland en het Hollandsche Weekblad, de correspondent van Het Vaderland en de NRC. De schrijver vond in het huis het centrum van zijn lieve literaturen, tussen die van Nederland, België en Frankrijk. Brussel was in de ogen van Greshoff onbetroebeld, de stad waar men “gemakkelijk en vooral onbespied leeft.”

Greshoff, eerder werkzaam bij het Dagblad van Zuid-Holland en ’s Gravenhage en De Telegraaf, neemt in 1920 gedurende drie jaar het hoofdredacteurschap van de Nieuwe Arnhemsche Courant op en legt zo de dichter in zich het zwijgen op. Tot 1927, wanneer de beslissing valt om naar Brussel te verhuizen en de Amsterdammer zich gaat wijden aan de literatuur. Brussel zou het keerpunt in de carrière van de dertiger betekenen, als de plek waar hij als prille penvoerder in contact zou komen met een ongeziene cumul van letterkundigen en inspiratoren. Vrienden aan huis waren Paul van Ostaijen, Menno ter Braak, Franz Hellens, Odilon Jean Périer en Willem Elsschot. Die laatste kwam met tranen in de ogen zijn Kaas voorlezen ten huize Greshoff, daar Elsschot meende het werk zonder de hulp van Greshoff niet geschreven te zouden hebben.

Ook buitenshuis deelde Greshoff letter en leed met zijn nieuwe vriendenkring, niet in het minst met die andere Nederlander, Charles-Edgar du Perron. Wekelijks kwam de groep, die zich uitbreidde van Jan van Nijlen tot Karel Leroux, samen in het Brussels café La Lunette vlakbij de Muntschouwburg. Na vele discussies groeide daar in het najaar van 1930 het idee bij Du Perron en zijn goede vriend Menno Ter Braak om een nieuw tijdschrift te stichten. Forum zag het licht.

Hoewel Greshoff zichzelf nooit officieel redacteur van Forum heeft kunnen noemen, was zijn invloed van ontegensprekelijke waarde. De stille derde redacteur van het literaire blad en boezemvriend van Du Perron voorzag Forum van de vruchtbare bodem die het miste. Zowel mentaal als fysiek, gezien zijn huis aan de Auguste Reyerslaan het toneel was van de eerste redactievergaderingen.

Greshoff schreef in Volière over deze merkwaardige dagen de volgende anekdote neer. “Mijn zoons, toen nog knaapjes, hadden wij ingeprent dat zij zich bij zulke gelegenheden muisstil behoorden te houden. Toen zij, om vier uur, uit school thuis kwamen, werden zij op de trap reeds getroffen door een lawaai, ongewoon in een huis waar stilte vereerd werd. In de zitkamer zagen zij Du Perron en Roelants, op de rugleuning van een sofa gezeten, ouderwetse Franse en Engelse liedjes galmende. Terwijl Ter Braak een veel te luide begeleiding op de piano improviseerde. Dit alles vermengd met de aanmoedigingen en het gelach der overige aanwezigen. Mijn jongste zoon zocht zijn moeder op en zei, verontwaardigd, ja met onverholen walging: ‘Is dàt nou Forum?”

Forum was helaas een kort leven beschoren en ging eind 1935 ter ziele. Een groot deel van de redactie vond onderdak bij Groot Nederland, Greshoff zelf werd voornamelijk actief bij het Hollandsche Weekblad en de Kroniek van Kunst en Kultuur, wier oprichter L.P.J. Braat zwoer dat voor Greshoff redigeren als ademhalen was.

Als hij niet in zijn stulpje of op redactielokalen te vinden was, trof je de Nederlander voornamelijk op straat. In het ware Brussel, dat zich volgens hem geeft aan hen die het door jaren van zwerven door gezellige en schilderachtige buurten, door een deskundig koffiehuisbezoek, door een innige aanraking met de autochtone bevolking in zijn diepste wezen leren kennen en als natuurlijk gevolg daarvan liefhebben. De letteren moesten Greshoffs liefde gedwongen delen met het blonde en blote Brussel. ’t Kan immers verkeren.

0 Comment