Dodebabycampus

We kunnen tenminste nog pannenkoeken als ontbijt eten. Anders is de malaise aan onze campus niet te verklaren. We drinken ons ’s avonds een eind naar de maan en als wij dan op ons kot aankomen, troosten wij ons met de gedachte dat we er de volgende ochtend drie soorten suiker op kunnen doen. Een andere verklaring is er niet, want verder gaat alles naar de verdoemenis. Pannenkoeken is onze reden om op te staan.

Van de pendelstudent moeten we het niet verwachten. Je ziet het zo aan hun gezichtjes, wanneer Etterbeek Station elk uur van de dag een nieuwe zwerm met parmantige tred de Pleinlaan opspuwt. Mama die voor het vertrek naar de grote boze stad bezwerend een kusje op het voorhoofd heeft gedrukt. “Wees braaf en voorzichtig”, luidt haar laatste devies.

Hun dag op de campus gaat als volgt: lesje bijwonen, neuzelen met vrienden-pendelaars over de voorbije en toekomstige examens, een kritische bemerking over de leerstof doorfluisteren, het einde van de les afwachten om de docent er een vraag over te stellen en ten slotte met een keutel in de broek overwegen: nee, laat maar, dat vraagt hij toch niet op het examen.

Het enige sprankeltje revolte dat dit specimen bezit, sluipt in het sms-en naar het thuisfront om te laten weten dat het de nacht bij een vriend op kot doorbrengt. Eens om de maand; mits bevestigend antwoord. En dan naar Luigi’s. Punkers.

Nog grotesker zijn de pendelaars met auto. Niet zozeer moeders of vaders wagen, maar hun eigen auto. Dat parkeert zijn ingebeelde vrijheid-op-wielen doorgaans op de parking onder Aula Q, om vervolgens de zonnebril over zijn met brilcrème ingesmeerde bos steppegras te trekken terwijl hij zelfvoldaan de trappengang opstapt.

Van alle universiteiten is de VUB degene met het grootste percentage pendelstudenten. Je ziet het aan de mentaliteit: student zijn is voor hen zo’n vijf jaar wachten op een afhaaldiploma.

Kotstudenten zitten dan weer met hun eigen besognes. Jazeker, zij revolteren. Met een Neknominate-TD. Lekker toch, dat tegen de gevestigde schenen aanschoppen. Ondertussen gaat heel de universiteit naar de vaantjes en zullen zij later tegen hun kleinkinderen kunnen zeggen: “Ik was erbij toen de inschrijvingsgelden verhoogd werden. We hebben toen geen poot uitgericht. Het was een mooie tijd.”

De intellectuele vrijplaats is niet meer, leve de dodebabycampus. Het gaat toch allemaal nergens meer over. Dat is ook af te meten aan het politiek engagement. Neem nu de Jongsocialisten, het vroegere Animo, die besloten hebben dat hun naamsverandering meteen hun laatste wapenfeit zal zijn.

Aan de linkerzijde zijn die jonge sociaaldemocraten zelfs voorbijgestoken door Comac, toch nog altijd een ongeorganiseerd zootje. Comac mag dan wel de enige politieke studentenbeweging zijn die nog aan studentenvertegenwoordiging doet, de aanwezigheid op de verschillende raden blijkt louter voor de bühne. Ze zijn wel aanwezig, soms toch, maar door dossierkennis en initiatief worden ze niet geremd.

Hun verontwaardiging is als de oude oma die de koffiedrab door de gootsteen spoelt: een rotsvaste overtuiging dat de aanpak voor ontstopping zorgt, koddig en ontwapenend naiëf bovendien, maar de gootsteen blijft toch maar lekker doormeuren.

En de grootste is nog steeds LVSV. Groots in aantal, groots in vertoon, groots in campusvreemdheid. Dit clubje blauwgezinden profileert zich als de adel onder Peter De Grote: hun knie houdt de actualiteit op de VUB-campus stevig in een houdgreep, terwijl hun kont zich opent voor alles wat uit de politiek of het bedrijfsleven komt. Netwerkend bijleren, met Annemie Turtelboom of Maggie De Block. Op hun Groot Verkiezingsdebat stond er geen enkele vrouw op de affiche. Een standpunt tegen quota is dat dan. Flinke jongens.

Enkele jaren geleden was het LVSV nog een machtsbastion aan de VUB, met een gestructureerde studentenvertegenwoordiging in de raden, en was het meer regel dan uitzondering dat een LVSV’er studentenraadsvoorzitter was. Tegenwoordig is de gemiddelde LVSV’er verbaasd dat een universiteit een raad van bestuur en een rector heeft. En of die rector dan eigenlijk niet CEO in zijn titel moet voeren.

Nochtans is er genoeg gaande op onze campus. Professoren groeperen zich om de strijd aan te binden tegen het huidige academische model van ‘publish or perish’, de financiering van en binnen de faculteiten heeft verstrekkende gevolgen voor het onderwijsaanbod, avondopleidingen verdwijnen, studiedomeinen als klassieke talen sneuvelen, startende ingenieursstudenten kunnen aan de oriëntatieproef en de huurtoelage wordt formeel beperkt in de tijd. En je mag er gif op innemen dat de rectoren een verhoging van de inschrijvingsgelden binnenkort ook effectief en onomwonden gaan bepleiten.

And nobody seems to notice, nobody seems to care. Waar is George Carlin als je hem nodig hebt.

0 Comment