Examen

De instellingsreview: hij bestaat enkel nog maar op papier, u heeft er waarschijnlijk nog nooit van gehoord en toch bereidt de VUB zich al volop voor op zijn komst. Alle hogeronderwijsinstellingen, de VUB incluis, moeten namelijk binnen twee jaar op examen. Ze krijgen vanaf 2016 allemaal een kwaliteitstoets.

In Nederland bestaat de instellingsreview al sinds 2011. Daar heet hij echter instellingstoets en ontsnapte zo aan het steenkoolengels waaraan Vlaanderen in 2015 dan toch echt zal moeten geloven. Dan komt de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie NVAO ook in Vlaanderen de instellingen doorlichten. Zal dit nieuwe controle-instrument de onderwijskwaliteit echter wel waarborgen?

Natuurlijk controleert de NVAO ook nu al de staat van zowel het Nederlandse als het Vlaamse hoger onderwijs. Dat gebeurde echter altijd op opleidingsniveau. Omdat het visitatiesysteem op opleidingsniveau langzamerhand een bureaucratisch kluwen is geworden, wil de overheid die controles wat uitkleden via de instellingsreview. Die review bekijkt het beleid van de instellingen in het algemeen: wat doen zij om kwaliteitsvol onderwijs te realiseren? Hoe creëert de instelling een zogenaamde kwaliteitscultuur?

De eerste instellingsreviews zullen nog geen gevolgen hebben; zij zullen dienen als nulmeting. In de volgende ronde krijgen de evaluaties wel rechtsgevolgen. Een positieve beoordeling betekent dan dat de doorlichting van de opleidingen versoepeld wordt, en bijgevolg minder administratieve rompslomp. Een negatief eindoordeel heeft echter drastische gevolgen: de instelling verliest dan zijn accreditatie, kan dan niet langer erkende diploma’s uitreiken en krijgt geen financiering meer van de overheid. Voor zo’n instelling gaan dus feitelijk de boeken dicht.

Ook in Nederland klaagde de academie steen en been over het papierwerk rond een opleidingsvisitatie. Ook daar was het verlossend antwoord een instellingstoets. De review en de toets zijn volgens de NVAO niet volledig aan elkaar gelijk. Toch blijft er genoeg ruimte voor een geldige vergelijking van de twee.

Onze noorderburen blijken helaas weinig tevreden met de instellingstoets. De bureaucratie woekert onverstoorbaar verder. De toets doet daar niets aan af. Integendeel, in het Nederlands Dagblad zegt vicedecaan van de Erasmus School of Economics Ivo Arnold dat het accreditatiestelsel net méér werk oplevert. Hij noemt de instellingstoets zelfs een probleem. “Deze heeft een sterk procesmatig karakter en is erop gericht om vast te stellen of een onderwijsinstelling een goed systeem van kwaliteitszorg heeft. De instellingstoets gaat niet over de inhoud of over de opleidingskwaliteit, maar over procedures, processen en beleid.”

Terecht bekritiseert hij de overmatige aandacht voor beleidsprocessen en bestuurlijke maatregelen. Als het beleid maar gestroomlijnd is, dan zal de hele unief dat ook wel zijn. Ook in de Vlaamse variant van de instellingstoets zal er veel gekeken worden naar beleid. Instellingen leunen niet achterover en treffen daarom proactief maatregelen. Ook aan de VUB werkt de Commissie Governance aan een allesomvattende bestuurshervorming. Dat alles volgens principes die ook in bedrijven gangbaar zijn: efficiënte besluitvorming en gezamenlijke doelstellingen.

Door een centrale visie van onderwijskwaliteit op te leggen krijgen individuele opleidingen minder vrijheid om hun onderwijs naar eigen goeddunken in te richten. De centrale lijn staat immers vast en moet dan ook gevolgd worden. Alle neuzen moeten in dezelfde richting. In een bedrijf gericht op winst is dat de normaalste zaak ter wereld. In een kennisinstituut is het dat niet. Cultuurfilosoof René Boomkens en collega-wijsgeer René Gabriëls, doorgaans kritisch voor de staat van de academie, winden er geen doekjes om in hun bijdrage voor het wetenschappelijk werk If you’re so smart, why aren’t you rich? Zij schrijven al in 2008: “De logica van de manager verleidt politici en universitaire bestuurders ertoe wetenschappers te disciplineren tot brave uitvoerders van hun beleid. Zij bereiken daarmee juist het tegendeel van wat ze beogen: deprofessionalisering.” Professoren hebben juist vrijheid nodig, een discretionaire ruimte om onderwijs te laten floreren.

Controle zal er echter zijn. Moet er zijn. Het vertrouwen in de universiteit en het onderwijzend dan wel besturend personeel blijkt in politieke kringen schaars. Ann Demeulemeester, vicevoorzitter van de NVAO laat daarover geen twijfel bestaan in een interview met Science Guide, waarin ze stelt dat de beoogde kwaliteitscultuur door het centraal gekozen beleid moet doordringen tot de “haarvaten” van de universiteit. Opnieuw die managerslogica. Goed bestuur is optimale controle. Wat overblijft is eenduidigheid: duidelijk, dat wel, maar evenzeer academische verarming.

We zalven. De politiek doet tenminste een poging en we zullen leren van de Nederlandse fouten. We zouden haast denken dat geen van onze noorderburen de negatieve effecten had kunnen voorspellen. Door dat te beweren zouden we echter de Raad van State van het polderland voor het hoofd stoten. De raad publiceerde meermaals negatieve adviezen over het accreditatiestelsel. Het hoogste administratieve rechtscollege stelde vooreerst de noodzaak van een nieuw systeem in vraag, daar het systeem zoals het was volgens verschillende internationale rapporten betrekkelijk goed functioneerde. Bovendien constateerde de raad dat de bureaucratie zeer waarschijnlijk niet zou afnemen. Toenmalig minister van Onderwijs Ronald Plasterk (PvdA) mikte het advies echter met een vloeiende beweging de prullenmand in.

Waken zullen wij dus moeten in Vlaanderen. Over de onderwijskwaliteit, maar ook over de kwaliteit van de beoordeling van dat onderwijs. De ziel van een instelling is niet te vatten in een beleidsdocument. Instellingsbrede procedures en beleidsvisies zeggen niets over de werkelijke kwaliteit van het onderwijs. De academische geest van docenten, hun interactie met studenten, de sfeer van openheid en de ruimte voor kritische zin zijn de enige elementen die het onderwijs de moeite waard maken.

0 Comment