De geloofsgemeenschap is haar kerk niet

De nieuwe politieke lente van de Vlaamse liberalen wil komaf maken met de overheidssubsidies aan religieuze en levensbeschouwelijke instellingen. De door de  Open VLD op een piëdestal geplaatste geëngageerde burger, losgewrikt van de verlammende angst van een maatschappij met de crisis als referentiekader, dient zijn goden voortaan te aanbidden voor eigen rekening. Met religie heeft de staat, gebaseerd op de immer rationele en verlichte fundamenten van de vrije markt, niet langer iets te maken.

De grondwettelijk vastgelegde wedden en pensioenen van de bedienaren der erediensten, jaarlijks zo’n honderd miljoen euro, zijn de liberalen al langer een doorn in het oog. Open VLD gebruikte eerder de commotie over aartsbisschop Leonards ophefmakende uitspraken over aids als immanente gerechtigheid  om een wetsvoorstel in te dienen waardoor de Belg voortaan, via een kruisje op het belastingsformulier, zélf zou kiezen welke biechtvader hij financiert. Het potsierlijke kerkhoofd legde de katholieke rotheid tot op het bot bloot. Rauw en onversneden. Slechts de genadeslag nadat de donkere pagina’s uit de katholieke kronieken ’s lands dagbladen maandenlang overheersten. Niet enkel uit liberale hoek werd destijds, niet onterecht, doch veelal uit platvloers opportunisme, scherpe kritiek geleverd op de Kerk als institutie, als middeleeuws bolwerk van conservatieve patriarchen, met één hand op de binnendij van het communicantje en de andere in de geldbuidel van moederlief.

Als een aasgier richt de Open VLD zich nu tot het nest en het nageslacht van de Kerk: de geloofsgemeenschap zelf. De verzwakte moederkloek liet haar eieren onbewaakt en onbemind. Men zou een seniele dorpszot moeten wezen om nog in de bres te springen voor de Kerk, gezien de staat waarin ze zich vandaag bevindt.

De dooddoeners waarmee de liberalen schermen, een kleiner overheidsbeslag en de scheiding tussen kerk en staat en private en publieke sfeer, doen het debat eveneens weinig goed. Meer nog, het stuurt de discussie de verkeerde richting uit. Samen met de genadeslag aan eenKerk in diskrediet, sneuvelt immers ook de geloofsgemeenschap. Niet de op sterven na dood zijnde katholieke parochiewerking, maar eerder de bruisende moskeeverenigingen en religieuze culturele centra incasseren de klappen. Er wordt echter in de liberale toekomstverklaring met geen woord gerept over de gevolgen die het intrekken van subsidies voor religieuze en levensbeschouwelijke instellingen ook, en eigenlijk voornamelijk, kan hebben voor de moslimcultuur. Dat past immers niet in het multiculturele schijnverhaal waarmee de liberalen de kiezer proberen te overtuigen van hun monopolie op het individuele vrijheidsparadijs waarin men rondhuppelt zonder enige bekommernissen.

De talrijke islamitisch-culturele centra in België hebben zich sinds hun oprichting ontwikkeld tot een spil in de samenleving. Aanspreekpunt voor haar ontwrichte geloofsgemeenschap een stok achter de deur van de overheid wanneer het asfalt in de Wetstraat hen te warm onder de voeten wordt. Sektarisch instituut van isolement voor de ene, in de praktijk vaker een hulpmiddel tegen vervreemding. Het geloof in de Oemma, de wereldwijde islamistische geloofsgemeenschap, bekleedt een veel prominentere positie dan het christelijke gevoel van broederschap, en parallel hieraan het gemeenschapsdenken. Geloofscentra draaien niet zuiver om religie en net daarom zijn ze waardevol. Ze geven een platform aan de stemlozen, helpen frustratie te kanaliseren, kunnen begeleiding, houvast en samenzijn bieden aan individuen die hiervan uitgesloten worden in de buitenwereld en bieden een medium voor publiek protest dat zich anders haast onmogelijk georganiseerd krijgt.

Bezoekers van dergelijke centra zijn net de meest hulpbehoevenden. Hen de stem afnemen ruikt naar het lamleggen van legitiem activisme, niet alleen van religieuze, maar ook van politieke, economische en sociale aard. Dat alles door een partij die het ‘beu is om het beu te zijn’. Ook en vooral de seculiere staat heeft hier dan haar verantwoordelijkheden. Een inclusieve staat krijg je maar door publieke en vooral lokale participatie, al dan niet georganiseerd in naam van de ene of de andere godheid. Maar wie participatie vreest is de democratie die de liberalen zelf zo hoog in het vaandel dragen onwaardig.

De geldkraan voor religieuze instellingen dichtdraaien heeft dientengevolge geen uitstaans met verlichte waarde van rationaliteit. Het is vrijzinnigheid als dekmantel voor het doorknippen van het zoveelste sociale vangnet. Het gemeenschapsdenken geslacht op de offertafel van het vooruitgangsdenken. Ieder voor zich, een samenleving waarin steun aan de medemens enkel gevonden wordt in rotary clubs en op plaatselijke golfterreinen.

Bovenal gedraagt de Open VLD zich als een puberale beeldenstormer die zichzelf op de borst klopt voor zijn libertair rebel-zijn. Volgens de wetmatigheid ‘betalen is bepalen’ is het slechts wachten op de eerste beschuldiging van radicalisme in een plaatselijke moskee in Anderlecht of Borgerhout eer men zich bedenkt en zijn zeggenschap terug opeist. Xenofobie levert ons als gemeenschap dan toch iets op.

0 Comment