Stijgende publicatiedruk brengt avondonderwijs in gevaar

© De Moeial, Sarah Hamdi

Teveel druk zorgde voor verkeerde resultaten. Dat kunnen we concluderen uit het nieuws dat psychologen van de KU Leuven in mei dit jaar een wetenschappelijk artikel hebben ingetrokken, toen er fouten aan het licht waren gekomen. Een studie uit 2012 die onderzocht hoe woordvormen in ons brein verwerkt worden, werd zo uit het wetenschappelijke tijdschrift Cerebral Cortex geschrapt.

Volgens co-auteur Hans Op de Beeck was dit te wijten aan de (te) grote druk die hoofdauteur Wouter Braet ondervond. Niet enkel zijn tijdelijk contract, maar ook de sterke competitie voor weinig posities zorgde ervoor dat hij in te korte tijd te veel moest publiceren. Het gevolg was niet alleen dat het prestigieuze Britse wetenschapsblad Nature diezelfde week een lezersbrief publiceerde, ondertekend door drie Vlaamse doctoraatstudenten, maar er ontstond ook een petitie die in het Belgisch wetenschappelijk landschap veel gevolg kreeg.

“Vroeger waren publicaties een middel om over onderzoek te communiceren. Vandaag zijn ze een doel op zichzelf geworden”, schrijft de Actiegroep Hervorming Hoger Onderwijs, die een petitie lanceerde tegen de stijgende prestatie- en publicatiedruk in de academische wereld.

Op slechts vier dagen tijd waren er al meer dan 4500 handtekeningen van onderzoekers verzameld. De boodschap? Meer objectieve en wetenschappelijke criteria hanteren bij aanstellingen en promoties, maar ook de te grote aandacht voor de impactfactor bijstellen. De impactfactor is een puntensysteem dat het relatieve gewicht van een wetenschappelijk blad aangeeft. Hoe vaker artikels uit een bepaald wetenschappelijk tijdschrift in andere periodieken geciteerd worden, hoe hoger de impactfactor.

Jammer genoeg is het gewicht van dat criterium met de jaren toegenomen. Net als het aantal publicaties dat op iemands naam staat. “In Vlaanderen maken die zogenaamde bibliometrische gegevens tot veertig procent uit van de basis van de beoordeling”, verduidelijkt Karen Stroobants, een van de auteurs van het stuk in Nature, in augustus in De Standaard. “Dat is wettelijk vastgelegd. Maar de werkvloer kijkt vooral naar de resultaten, eerder dan dat de gepubliceerde artikels worden gelezen. Een scheefgetrokken situatie.”

Dat is echter niet alles, deze evolutie brengt nog een ander kwaal met zich mee. Het stimuleert de onderzoekers namelijk niet om innovatief te zijn, omdat innovatie tijd vraagt, dikwijls jaren. Met andere woorden is Kwantiteit, maar geen kwaliteit het nieuwe motto waar onderzoekers onder lijden.

Vaak wordt er dan vergeten dat net de grootste bevindingen op lange termijn worden gedaan. Marie Curie had meer dan tien jaar nodig voor haar onderzoek. De bekende wiskundigen Andrew Wiles en Grigori Perelman stopten allebei zeven jaar hun universitaire verplichtingen om onderzoek te verrichten. Deze wiskundigen werden dan ook wereldberoemd voor belangrijke bijdragen tot twee van de grote millenniumproblemen: het bewijs van het vermoeden van Poincaré en de stelling van Fermat.

Dit heeft niet enkel gevolgen voor de kwaliteit van het onderzoek, de concurrentie en samenwerking tussen de universiteiten, maar ook voor de studenten zelf. Zo wordt het avondonderwijs in de bacheloropleiding Geschiedenis meer dan waarschijnlijk afgeschaft.  Achterliggende reden: wetenschappers meer tijd geven voor hun onderzoek. Een betreurenswaardige evolutie.

Het avondonderwijs voor werkstudenten werd gestart in 1975, toen een unicum in Vlaanderen. Tot midden jaren ’70 werd het overheidsbeleid gekenmerkt door democratiseringsideeëne. De overheid trof maatregelen die de expansie van het universitaire onderwijs tot doel hadden. De staat trad op als financierder om meer universitair onderwijs aan te bieden aan bredere lagen van de bevolking. Jammer genoeg werd dat algauw vervangen door een besparingslogica, evenals door een beweging die het avondonderwijs onmogelijk begon te maken.

Jaren later, in het academiejaar 2009-2010, nam het aantal werkstudenten met 19 procent toe tegenover het jaar ervoor, van 3733 naar 4553. De VUB staat vandaag bekend voor haar vrij uitgebreid aanbod aan opleidingen in het avondonderwijs. De universiteit heeft naar eigen zeggen 64 specifieke opleidingen voor studenten die werken, en telde het voorbije academiejaar zo’n 900 werkstudenten, ofwel tien procent van haar totale studentenbevolking.

Uit een onderzoek naar werkstudenten van professor emeritus Raoul Van Esbroeck, specialist in loopbaanbegeleiding en studiekeuze, blijkt dat mensen in het avondonderwijs in de eerste plaats hun kansen op de arbeidsmarkt willen vergroten. In de meeste gevallen gaat het over mensen die ooit wel hoger onderwijs waren gestart, maar nooit hun studie hebben afgemaakt. Daarnaast zijn er zij die aan den lijve hebben ondervonden dat ze minder mogelijkheden hebben in hun loopbaan zonder (geschikt) diploma. Ten slotte is er ook de groep die niet zozeer naar een promotie verlangt, maar enkel beter wil worden in een vakgebied.

Zij die om een extra kans vragen, worden zo benadeeld en net nog dieper in de put geduwd waar ze eindelijk probeerden uit te geraken. In een maatschappij met een steeds maar stijgend individualisme, waar werkloosheid en armoede welig tieren, is een extra kans op meer hoop en verbetering een must. Het afbouwen van het avondonderwijs gaat daar rechtstreeks tegenin.

Laetitia Janssens

0 Comment