Grootste studentenstad van het land en toch geen “studentenstad”. Belgiës met universiteiten en hogescholen bezaaide hoofdstad zorgt tegelijkertijd voor rivaliteit en saamhorigheid onder al die jonge bollebozen. Zwermen marketeers zijn er dan ook op losgelaten. Hun opdracht: meer stu-denten naar de grootstad lokken, voor brood, spelen en syllabi. Met een dunne laag vernis proberen ze wat dof is glans te geven. Op de vlakte worstelt Brussel echter met de huisvesting van haar studenten en daar kan geen promocampagne op aarde iets aan veranderen.
Gemakkelijk is niets in Brussel, ook niet de aanpak van het kotentekort. Helaas, koten bouw je niet met goede wil alleen. 7000 stuks bedraagt dat tekort nu, al is dat politiek gezien slechts een optelsom van twee problemen: een Nederlandstalig en een Franstalig, dat zich toevallig situeert in dezelfde openbare ruimte.
Jumanji, deel twee
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest herbergt 80.000 studenten, onder wie eenderde tot eenvierde kotstudenten. Kijken we enkel naar de ‘Nederlandstalige’ kotenmarkt, dan is 75 procent van het kotenaanbod in privé-handen. Dat aanbod is echter verzadigd, en kapitaalkrachtige projectontwikkelaars ruiken hun kans. Luxueuze studio’s met een huurprijs van 450 euro per maand zijn hier dan ook geen uitzondering meer en verminderen bijgevolg het aandeel van het socialer segment van de markt, dat om te beginnen al het duurste van het land is: de gemiddelde prijs van een Brussels kot is 350 euro per maand, maar schommelt per gemeente. Een kot zoeken? Avontuur, Jumanji!
Niet alleen wonen Brusselse studenten niet altijd wondermooi, de oren van menig Brusselaar suizen nog van het kabaal dat de grootste pechvogels en hun docenten vorig jaar oktober al maakten om hun schoolgebouw te behoeden voor verdergaand verval.
Het Koninklijk Conservatorium speelt een sonate in mineur. De vergane glorie van het gebouw is niet alleen een onlust voor het oog, maar belemmert studenten nog dagelijks in het bespelen van hun instrument. Oefenlokalen zijn er nauwelijks, gesloten door de brandweer. Studenten en hun docenten, op speurtocht naar een veilig lokaal. Metaforen voor Brussel vinden we zelfs in de meeste prestigieuze hoeken.
Water drupt via gaten en kieren de zalen binnen, parelende tranen op een afgeleefde gezicht. Scheuren in de opperhuid leggen de constructie bloot, cement en ijzer bezwijken onder het gewicht dat zij al te lang torsen. Onlangs nog tuimelde een steen van tientallen kilo’s zwaar op een onbewaakt moment de dakgoot in. Het moet ergens in mei geweest zijn want in die maand werd het brokstuk ontdekt en verwijderd door de brandweer. Er ging een diepe zucht door de Regentschapslaan; een zucht van wanhoop, maar ook een van opluchting.
De cellist op de barricade
De nietsontziende kracht van de tijd tart ook de binnenkant van het KCB. De concertzaal, die internationaal eerbied oogst vanwege zijn bijzondere akoestiek, maakt in zijn huidige toestand nog maar weinig indruk. De zaal ging eerder al dicht uit vrees voor de veiligheid. Dat er nog geen rellen uitbraken, het is ieder een raadsel. Al hadden we allemaal graag een cellist de politie te lijf zien gaan met zijn instrument, barricades waarop de partituren branden.
Voedingsbodem voor de renovatie-impasse is, zoals voor zo vele van de Brusselse kwalen, de versnippering van bevoegdheden. De Franse en Vlaamse Gemeenschap delen de verantwoordelijkheid voor het onderwijs. De federale Regie der Gebouwen is dan weer eigenaar van het pand. De renovatie sleept zodoende al jaren aan terwijl we ons met muizenstapjes naar een oplossing bewegen. Tot op heden ontbreekt van verbetering elk spoor. Geen nieuwe vloeren of blinkende wanden, slechts gebroken plafonds en schilferende muren.
Is Brussel dan het zwarte gat waar het voor versleten wordt? Neen! Het is een mogelijkheid. Reclameslogans beweren vol overgave het tegendeel, maar afgelikt kan je de stad bezwaarlijk noemen. Of dat deert is een andere vraag. Gent is misschien hip, Leuven gezellig, Antwerpen blijft A, maar Brussel, daar ligt de ruimte. De stad als canvas. Een grootstad met problemen is immers ook een grootstad met mogelijkheden. Nergens zit de student dichter op de maatschappij, van Europa tot de achterbuurten van Kuregem, ze zijn hoogstens een paar metrohaltes ver. Minder beschut, open naar de wereld. De grootstad die historisch gezien de banneling altijd innig omhelsde, is een harde leermeester, maar als we de spreekwoorden mogen geloven zijn het de zachte heelmeesters die stinkende wonden maken. De wereld mag rondom ons dan misschien wel in elkaar zakken, in Brussel staan we er wel middenin.
De redactie
Dit artikel werd ook gepubliceerd in De Student, bijlage van De Morgen.
0 Comment