“We denken niet dat een algemene ijkingsproef een goed idee is”

Het debat rond oriëntatieproeven woedt weer op het scherpst van de snede. Ook de VUB wordt in toenemende mate met de problematiek geconfronteerd. Op maar liefst vijf gelegenheden werd met het idee gespeeld om een niet-bindende oriëntatieproef te installeren. Enkel de ijkingsproef wiskunde voor Ingenieurswetenschappen zou uiteindelijk het slagveld overleven, al verliep dat niet zonder slag of stoot. Yvette Michotte, vicerector Onderwijsbeleid, predikt waakzaamheid: “Ik vrees dat er meer van dergelijke initiatieven zullen bovendrijven en dat we uiteindelijk naar een situatie gaan waarin oriëntatieproeven algemeen en aanvaard worden.”

Het officiële standpunt van de VUB laat nochtans weinig ruimte tot creativiteit. Als note to self werd dit beleidsdocument opgesteld om toekomstige conflicten tijdig te kunnen ontmijnen. Het rectoraat kwam in samenspraak met de faculteiten tot de overeenkomst dat de VUB gekant is “tegen een selectie aan de poort. Bovendien is het niet mogelijk om een waterdichte en valide proef op te stellen.” Dergelijke proeven bevatten immers “niet te verwaarlozen foutenmarges die ertoe leiden dat sommige studenten voor een bepaalde opleiding of cluster van opleidingen ten onrechte worden afgewezen, of zelfs door het loutere bestaan van dergelijke proef worden afgeschrikt een bepaalde studiekeuze te overwegen”.

Yvette Michotte ziet de groeiende genegenheid tegenover oriëntatieproeven dan ook met lede ogen aan. Informeren, begeleiden, remediëren en opvolgen, daar gaat ze sinds jaar en dag prat op. Op het spel staat immers niets meer of minder dan het open karakter van de VUB.

De Moeial: Met de oriëntatieproef voor Psychologie en Educatiewetenschappen die er uiteindelijk niet is gekomen en de aanstormende ijkingsproef voor Ingenieurswetenschappen in het achterhoofd, wat drijft faculteiten er in toenemende mate toe dergelijke proeven te lanceren?
Yvette Michotte: “Het probleem is dat de slaagkansen in de eerste bachelor als te laag worden ervaren. Te veel studenten maken een verkeerde studiekeuze. Dat heet dan een maatschappelijke kost die verholpen moet worden. Inzake de ijkingsproef wiskunde voor Ingenieurswetenschappen was het de decaan van de KU Leuven die plots met het initiatief op de proppen kwam. Hij richtte zich tot zijn collega-decanen van de UGent en de VUB met de vraag of ze hierin wilden meestappen. Toen ik hier lucht van kreeg was ik enigszins verbaasd omdat de VUB sinds 2010 een officieel standpunt uitdraagt over dergelijke proeven. Ik voelde destijds al het idee voor een algemeen toelatingsexamen opborrelen. Naar aanleiding van de ijkingsproef voor Ingenieurswetenschappen heb ik dit document afgelopen Onderwijsraad nog eens bovengehaald, enkel en alleen om tot de vaststelling te komen dat iedereen zich nog steeds schaart achter het standpunt. We zijn met andere woorden dus nog steeds tegen een algemene oriëntatieproef en verkiezen andere instrumenten om studenten te oriënteren in hun keuze, om te pijlen naar hun niveau en hen te begeleiden.”

Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de VUB in dit dossier de KU Leuven achterna gehold heeft.
“Voor alle duidelijkheid, we denken inderdaad niet dat zo’n algemene ijkingsproef een goed idee is. Onze decaan Ingenieurswetenschappen was zelf ook niet wildenthousiast en dat verminderde nog naargelang het project vorderde. Desalniettemin vond zij dat we niet afwezig konden blijven, met als zwaarstwegende argument dat we anders de indruk zouden wekken dat alle zwakke studenten naar de VUB kwamen. Er is veel water onder de brug gevloeid alvorens deze beslissing werd genomen en er heerst zeker geen unanimiteit. Intussen is de kogel echter door de kerk. Op 1 juli moet en zal de oriëntatieproef doorgaan, al gaat dit in tegen ons standpunt. We probeerden onze filosofie in dit initiatief te verwerken door meteen feedback aan te bieden aan alle kandidaat-ingenieurs. Ook de validiteit van de test dient op lange termijn onderzocht te worden. Het was onder deze voorwaarden dat de VUB mee stapte in dit verhaal.”

“Nu valt dit voor ingenieurs nog enigszins te begrijpen omdat ze tot een aantal jaar geleden steeds een toelatingsexamen voor wiskunde hebben gekend. Daar bestaat blijkbaar een zekere heimwee naar. In Leuven werden inmiddels wel wat toegevingen gedaan over de aard van de vragen. Deze waren immers simpelweg de vragen van de Wiskunde Olympiade, maar heb je dat soort wiskunde wel nodig? Daar was duidelijk niet over nagedacht. Hoewel alles wat meer wordt opengetrokken, blijf ik me echter afvragen: wat meet je met zoiets? En ga je geen studenten verliezen die het wiskundepakket, mits wat bijspijkeren, wel zouden aankunnen? Of misschien falen studenten wel simpelweg omdat ze in het middelbaar een leerkracht wiskunde hadden die langdurig ziek was?”

Het wringt blijkbaar wel dat het initiatief tot oriëntatieproeven op facultair niveau genomen wordt, terwijl de VUB als instelling toch geen verwarring laat bestaan over haar standpunt.
“Dat is inderdaad een lastige situatie die me dwars zit. Alle faculteiten zijn namelijk al vertegenwoordigd in ons standpunt, aangezien ook zij het goedkeurden. De druk van collega’s van andere universiteiten is blijkbaar soms moeilijk te weerstaan. Ik sta er echter op dat faculteiten die dergelijke denkpistes onderzoeken de zaken niet binnenskamers bespreken. Anders worden er initiatieven gelanceerd waar zelfs op het rectoraat geen weet van is. Dit was aanvankelijk het geval bij de ijkingsproef voor de Ingenieurswetenschappen. De KULeuven richtte zich enkel tot de decanen, niet tot het rectoraat. Ook bij de Farmaceutische Wetenschappen werd opeens beslist dat ze ook een proef wilden. Op het niveau van de opleidingen hé (verbouwereerd). We hebben dat op het rectoraat meteen afgeblokt.”

Het kabinet van minister Smet liet zich nochtans reeds gematigd positief uit over oriëntatieproevenwanneer ze plaatsvinden binnen een breder oriëntatiebeleid.
“Sterker, er is zelfs vanuit het kabinet de vraag gesteld om in Kinesitherapie een oriëntatieproef in te voeren. De reden hiervoor was een te grote uitstroom voor een te krappe arbeidsmarkt. Er werd zelfs gespeeld met het idee om deze oriëntatieproef niet enkel te organiseren voor kandidaat generatiestudenten, maar ook voor studenten die reeds hun studies hadden aangevangen. Op basis van die test zou men al dan niet beslissen of de student het gekozen traject nog kon verder zetten. Gelukkig is dit een stille dood gestorven.”

“Sindsdien is wel één en ander geëvolueerd. De minister heeft een hele reeks werkgroepen in het leven geroepen naar aanleiding van ideeën over een veralgemeende en verplichte, doch niet-bindende oriëntatieproef. Deze werkgroepen waren breed gedragen en samengesteld uit allerlei pedagogen en experten van diverse universiteiten en hogescholen. In de uiteindelijke adviesnota staat duidelijk dat men tegen zulke oriënteringsproeven is. De fundamentele validiteit ervan werd in vraag gesteld: wat wordt er eigenlijk gemeten? In plaats daarvan wil men een studiekeuzebegeleiding op de lange termijn, verspreid over verschillende jaren in het secundaire onderwijs.”

Toch ontwaar ik enige vrees voor een uitbreiding van allerlei oriëntatieproeven naar andere faculteiten?
“Ik heb sowieso schrik voor instrumenten als een oriëntatieproef omdat ze ontradend werken. Het is een gevaarlijk iets. Het erge aan die oriëntatieproeven is dat ze plots overal opduiken. Eerst wilde de faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen een proef instellen. Daarna vernam ik dat de Farmaceutische Wetenschappen hetzelfde overweegden. Kort nadat de ijkingsproef voor ingenieurs de kop op stak, kwamen zelfs de decanen van de faculteit Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen samen, wederom onder impuls van de Leuvense decaan, en besloten dat ze dergelijke oriënteringsproef ook wilden. Want ook zij worden natuurlijk geconfronteerd met een groot aantal studenten dat eigenlijk een verkeerde studiekeuze maakte en uiteindelijk afhaakt. Na lang overleg gaf de VUB hier haar njet. We doen dus niet mee, maar de proef komt er zeker aan op andere universiteiten. Wij hebben ons gedistantieerd, maar die anderen doen maar verder .”

“Ik heb sowieso schrik voor instrumenten als een oriëntatieproef omdat ze ontradend werken.”

“Dat de VUB haar standpunt heeft bevestigd betekent echter dat we overeenkomen de zaken op een andere manier aan te pakken. Of er al dan niet meer oriëntatieproeven in het verschiet liggen, weet ik niet. Ik vrees wel degelijk dat er meer van dergelijke initiatieven zullen bovendrijven en dat we uiteindelijk naar een situatie gaan waarin oriëntatieproeven een algemeen en aanvaard iets worden. De kans bestaat, dus moeten we waakzaam blijven en vasthouden aan ons standpunt.”

“Het beste voorbeeld hiervan is het ingangsexamen voor artsen, dat wel verplicht én bindend is. Op tien jaar tijd is dit volledig ingeburgerd en aanvaard. Zelfs onze eigen faculteit juicht het toe. Het studierendement is met 90% enorm hoog, natuurlijk dat de uitbreiding van dergelijke proeven dan verleidelijk klinkt. Het toelatingsexamen voor artsen wordt steeds als voorbeeld gebruikt om aan te tonen hoe goed er wordt geselecteerd. Maar selecteer je wel de juiste artsen? Ik weet dat niet, niemand kan dat weten. Misschien heeft iemand wiens roeping het is om arts te zijn, maar niet slaagt op het examen gewoon wat meer tijd nodig?”

Dat is natuurlijk het verschil tussen denken vanuit een economische kader en denken in meer humane termen.
“Ah ja … Maar vandaag de dag wordt er heel veel in economische termen gedacht hoor. Wat ik wel fijn vond, was dat Mark Waer (rector van de KU Leuven, nvdr.) zelf toegaf dat de meerderheid van de studenten het bachelordiploma behaalt op drie jaar tijd, en dat zij die het niet binnen deze tijdspanne behalen, er meestal slechts vier jaar voor nodig hebben. Indien wat tijd gegund wordt om te adapteren, geraken ze er dus wel. Waer vond het globale studierendement zo slecht nog niet en inderdaad, het is er nu niet erger mee gesteld dan twintig jaar geleden.”

In de wandelgangen wordt zelfs gefluisterd dat men denkt aan oriëntatieproeven voor de Humane Wetenschappen.
“Voor de exacte wetenschappen is het nog relatief gemakkelijk om dergelijke proeven op te stellen. Maar hoe ga je bijvoorbeeld meten of iemand geschikt is om Geschiedenis te volgen? Dan zou je moeten nagaan of de student academisch kan schrijven zonder fouten, samenvattingen en notities kan maken, enzovoort. Moet je op basis van dat resultaat een student echter de toegang ontzeggen?”

Desalniettemin worden we voorlopig geconfronteerd met een toenemend aantal initiatieven tot oriëntatieproeven. Hebt u het gevoel dat ze een stap zijn in de richting van verplichte en bindende proeven waar bijvoorbeeld André Oosterlinck voor pleit?
(stilte)“Ik denk het niet, althans niet vanuit de universiteiten. De uitspraken van Oosterlinck verwonderen me echter niet. De KU Leuven zit met een teveel aan studenten. Een auditorium met duizend studenten kan geen kwaliteit leveren. Als daarvan nog eens velen niet slagen, wordt dat al gauw gepercipieerd als ballast. Alle universiteiten willen de beste studenten, en zeker in Leuven mikken ze op dat segment. Excellentie is dan ook de geest van de ijkingsproef voor de Ingenieurswetenschappen. Nadat honderden studenten deelnemen aan de proef, blijven enkel de besten en dus meest interessante studenten over.”

In feite is dat toch de houding die aan de basis ligt van elke oriënteringsproef, namelijk de instroom van zwakkere studenten beperken?
“Een grote reden voor uitval is dat je vaak studenten hebt die een verkeerde studiekeuze maken. Daar is niemand bij gebaat, want je verliest tijd en middelen. De manier waarop je dit aanpakt is het fundamentele meningsverschil dat aan de basis ligt van dit debat. De visie van de VUB is dat je ook studenten aan boord moet trekken die je zonder begeleiding sowieso zou verliezen. Ik denk dat we daar in slagen met het vernieuwde SBC (Studiebegeleidingscentrum, nvdr.), vooral wat betreft de exacte wetenschappen. Al is er zeker nog groeiruimte. Daarom ook dat we één groot SBC hebben opgericht, een soort overkoepelend orgaan waar de dienst Studieadvies eveneens in werd opgenomen. Ook studenten met psychosociale problemen moeten hier ontvangen en begeleid worden.”

Welke alternatieven omarmt de VUB dan om studenten te helpen bij hun oriëntering?
“De VUB staat voor een open toegang. Niemand is er bij gebaat een slechte keuze te maken. We moeten informeren, begeleiden, remediëren en opvolgen, en niet enkel ten aanzien van probleemstudenten. Zo beschikken we bijvoorbeeld over toetsen voor scheikunde, fysica en wiskunde waarin de kandidaat-student op afspraak en online zichzelf kan toetsen. De resultaten worden dan meteen voorgelegd, met bijhorend advies wat bijgewerkt moet worden en hoe wij ons als universiteit daartoe verbinden. Een heel constructieve en individuele manier van werken. Niet meehollen met elk initiatief tot oriënteringsproeven in Vlaanderen mag ons echter niet in een zwakke positie brengen. Daarom moeten we dit laagdrempelig pakket van zelftoetsing communiceren naar de buitenwereld.”

“Het engagement mag echter niet stoppen eens de student is ingeschreven. Om op tijd problemen te detecteren en eventueel de student te heroriënteren is het cruciaal om snel te ontdekken of de student het wel zal halen. Dit kan bijvoorbeeld via een aantal toetsen in een vroeg stadium van het academiejaar. Hierop kan een gesprek en een eventuele begeleiding aangeboden worden om, steeds vanuit een positieve benadering, bepaalde zaken aan of af te raden. In de eerder wetenschappelijke richtingen worden zelfs remediëringsvakken aangeboden die in het curriculum vervat zitten. Dit zijn methoden om zwakheden bij te benen.”

Is er wel voldoende mankracht om dergelijke begeleidende alternatieven aan te bieden?
“Een zeer terechte zorg. Het SBC is zeker niet overbemand, maar wel erg gemotiveerd. Het is ook de verantwoordelijkheid van de opleidingen om hier actief aan mee te werken. Het SBC dat de testen afneemt en de probleemvelden bij de student tracht bloot te leggen organiseert taal- en inhoudelijke begeleiding, maar staat steeds in interactie met de opleidingen die bijvoorbeeld assistenten ter beschikking stellen. We stellen ook vast dat er een grote tekortkoming is in de begeleiding die wordt aangeboden in het middelbare onderwijs. Het SBC werkt daarom momenteel aan een project waarin voor alle opleidingen de startcompetenties in kaart worden gebracht. Dit willen we communiceren naar de scholen als objectieve, niet-wervende informatie. Daarnaast gaan we meer aandacht besteden aan zomer- en brugcursussen. Het is bijvoorbeeld gebleken, vooral in de humane wetenschappen, dat academisch Nederlands onvoldoende beheerst wordt.”

0 Comment