Door Silke Goubin
Elke twee minuten sterft er ergens in de wereld een vrouw ten gevolge van haar zwangerschap, of door complicaties bij de bevalling. Vooral Afrika lijkt getroffen, een vrouw daar heeft 100 keer meer kans om te sterven aan een aandoening die gerelateerd is aan haar zwangerschap dan een vrouw uit een rijk land. Dit ondanks de belofte van de internationale gemeenschap om het aantal moedersterftes met 75 procent terug te dringen tegen 2015.
Deze belofte maakt deel uit van de bredere United Nations Millennium Declaration. Hierin stelden 193 landen in 2000 dat ze tegen 2015 acht concrete doelstellingen zouden behalen. Van alle millenniumdoelstellingen heeft het terugdringen van moedersterfte echter de minste kans om bereikt te worden.
Er is evenwel nog reden tot hoop. Wereldwijd halveerde moedersterfte sinds 1990. Waar er in 1990 nog 543 000 vrouwen stierven, verminderde dat aantal naar 287 000 in 2010.
In verscheidene regio’s wordt er dus vooruitgang geboekt maar meestal is deze vooruitgang niet voldoende om deze doelstelling tegen 2015 te halen. In sommige regio’s, zoals de Sub-Sahara of Zuid-Azië is er zelfs sprake van een status quo.
Een ontwikkelingsprobleem
Moedersterfte is vooral een probleem voor arme landen: 99 procent van het aantal moedersterftes komt voor in ontwikkelingslanden. Infecties, onveilige abortussen, te hoge bloeddruk en bloeduitstortingen zijn de belangrijkste directe oorzaken van moedersterfte. Om moedersterfte wereldwijd terug te dringen zal het aantal opgeleide gezondheidswerkers, zoals dokters, verpleegsters en vroedvrouwen, enorm moeten stijgen.
Actie van de lokale overheid is hier onontbeerlijk. Er moet een wettelijk kader en een afdoend beleid zijn dat met het probleem omgaat. Vietnam en Nepal bijvoorbeeld konden door een effectief beleid hun moedersterfte enorm terugdringen. Bovendien zijn verhoogde investeringen in gezondheidszorg, seksuele opvoeding en onderwijs in het algemeen nodig. Daarnaast is er een enorm gebrek aan anticonceptiva. In de Sub-Sahara bijvoorbeeld heeft slechts 17 procent van de bevolking toegang tot voorbehoedsmiddelen, terwijl een veel groter deel zwangerschap wil voorkomen.
Door anticonceptie beschikbaar te maken voor de volledige bevolking zou een derde van alle moedersterftes voorkomen kunnen worden. Culturele en ideologische factoren vormen hier dikwijls een barrière, maar niet altijd. Streng gelovige landen, zoals Iran en Brazilië, zijn erg succesvol gebleken in hun beleid met betrekking tot geboortecontrole. Investeren in het beschikbaar maken van voorbehoedsmiddelen zou bovendien het aantal onveilige abortussen met 75 procent laten dalen. De legalisatie van abortus vermindert het aantal onveilige abortussen vanzelfsprekend nog meer.
Echter, doordat moedersterfte vooral een probleem is van arme landen, zullen deze dit niet alleen kunnen oplossen. Zolang hun economische situatie niet verbetert, zullen ontwikkelingslanden niet in staat zijn om een volledig ontwikkeld gezondheidssysteem op te bouwen en zwangere vrouwen de nodige bescherming te bieden.
Hulp van de ontwikkelde landen, via ngo’s en via geld voor ontwikkelingssamenwerking, is met andere woorden onontbeerlijk om ervoor te zorgen dat tegen 2015 de 193 lidstaten van de Verenigde Naties hun belofte kunnen houden.
0 Comment