Door Sandro Gonzàlez-Maseda
De 20e eeuw verwijdert zich met elke klokslag een beetje verder van ons en laat haar iconen stilaan stervend achter. De telefooncel is zo’n icoon van weleer dat, nu haast iedereen een GSM op zak heeft, nog slechts een paar stuiptrekkingen van de stille dood der vergetelheid verwijderd blijft. Volgens het BIPT, onze vaderlandse telecomwaakhond, heeft de mobiele telefoon in België zelfs een penetratiegraad van 120% bereikt, er zouden dus meer GSM’s dan mensen zijn. Aangezien die GSM’s doorgaans goedkoper werken dan telefooncellen, ziet het BIPT geen reden om ze nog langer uit te baten en tekent ze zo het doodsvonnis van de telefooncel.
Vandaag staan er nog zo’n 4000 exemplaren in ons land, waarvan 500 in Brussel. Dat was ooit anders: in 2001 pronkten er nog 1700 blauwe kotjes in onze hoofdstad, maar de echte gloriedagen liggen veel verder achter ons. De telefoon an sich werd in de tweede helft van de 19de eeuw uitgevonden door Bell en Watson en bracht een communicatierevolutie op gang. Destijds was de telefoon een duur toestel dat enkel voor de rijken bestemd was. Bijgevolg was er ook geen uitgebreid netwerk om de telefoons met elkaar te verbinden. Daar kwam verandering in toen de Britse Post (GPO) in 1884 toestemming kreeg om het eerste publieke telefoonnetwerk uit te bouwen.
Aanvankelijk zou het GPO werken aan zijn eigen netwerk, dat naast de privénetwerken zou fungeren, tot het in 1912 The National Telephone Company overnam en de telecommunicatie aldus de facto nationaliseerde. Het plan voor een uniform, gestandaardiseerd telefoonsysteem, inclusief publieke dienstverlening, moet wachten tot na de Eerste Wereldoorlog, om vanaf 1921 dan toch in voege te treden. Groot-Brittannië baart de moeder van de later zo beroemd geworden telefooncellen: de K1. Het ontwerp van deze blikken doos kon echter niet rekenen op veel bijval van de Britten, ze werd te ouderwets bevonden. Het ging zelfs zo ver dat de nieuwbakken Royal Fine Arts Commission op vraag van het parlement moest onderzoeken hoe de opvolger van de K1 eruit moest zien. Acht jaar en twee misbaksels later doet de K4 zijn intrede in Londen. Het model zou de basis blijven vormen voor latere innovaties van de wereldberoemd geworden Britse telefooncellen.
Ook tijdens het interbellum bleven privételefoons te duur voor de meesten, maar de opmars van de telefooncellen was niet te stuiten. In 1931 verscheen het eerste exemplaar in Nederland en de rest van Europa zou niet lang achterblijven. Telefooncelhersteller werd een beroep en de telefooncel begon aan zijn hoogdagen, ondanks het vandalisme en de diefstallen waaraan het bij tijd en stond te prooi viel. Een van de beroemdste gebruikers werd Superman. Sinds 1940 gebruikt hij de telefooncel als kleedkamer en luidde hij het begin in van ontelbare referenties naar het kleine huisje in de populaire cultuur. De Spaanse kortfilm La Cabina uit 1972 speelt zich zelfs uitsluitend in een telefooncel af. Met het economisch herstel na de Tweede Wereldoorlog maakt de telefoon stilaan zijn intrede in de huiskamers van gewone gezinnen en werd er steeds meer getelefoneerd. Er bleven nieuwe telefooncellen komen, om ook buitenshuis te kunnen bellen en om telefoneren ook beschikbaar te houden voor mensen zonder telefoon. Nationale overheden in Europa stellen in de loop van de jaren 1960 dat er per 5000 inwoners minstens één telefooncel beschikbaar moet zijn. Later zou de Europese Unie een soortgelijk besluit bekrachtigen. De telefooncel werd zowel in de grond als in de wet verankerd en was in het straatbeeld vanzelfsprekend geworden.
De opkomst van mobiele telefonie gebeurde gelijktijdig met de privatisering van de nationale telecommunicatiemaatschappijen. De vraag over wie de telefooncellen moest beheren drong zich op en er werd besloten dat de historische telecomoperatoren, Belgacom in ons geval, verantwoordelijk bleven voor het uitbaten van de telefooncellen. Ondertussen werd er ook overal gesleuteld aan de wetten die universele toegang tot telecommunicatie garandeerden. De zogenaamde universele dienstverplichting inzake telefoon- cellen lijkt niet langer houdbaar. Ook de bijhorende sociale tarieven zullen hervormd worden als het van het BIPT afhangt. Voortaan zal iedere operator met een jaaromzet hoger dan 50 miljoen euro verplicht een sociaal tarief moeten aanbieden dat geplafonneerd is op 8,40 euro per maand. Ze kunnen de kosten daarvoor verhalen bij het fonds voor de universele dienst. In plaats van een sociaal tarief voor telefooncellen, zullen de zwaksten nu aangewezen zijn op een GSM-abonnement. Aangezien Proton weldra verdwijnt, blijft er dus geen enkele reden meer over om de telefooncellen nog verder uit te baten. Hier en daar krijgen ze wel alternatieve functies. Soms worden ze omgebouwd tot microbibliotheek en in Madrid werden er al enkelen omgebouwd tot laadpunt voor elektrische auto’s.
0 Comment