Johan Stuy: “We zijn veel bezig met beleid, de visie durft dan nogal eens te ontbreken”

Gebouw C, vijfde verdieping, de gang ruikt nog naar verse verf. De eens blauwe deuren zijn nog maar pas overgeschilderd in een felgele kleur. Achter één van die frisgele deuren ligt het kantoor van vakgroepsvoorzitter en professor in de ethiek Johan Stuy. Hij heeft er drukke weken op zitten: de organisatie van de onderwijsvisitatie van de opleiding Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen is hem en zijn collegae niet in de kouwe kleren gaan zitten. Maanden van voorbereiding culmineerden in een driedaags bezoek van Nederlandse experten die hun deskundig oordeel over de opleiding kwamen vellen. “Mijn laatste interview dateert alweer van lang geleden”, zegt hij terloops. Voor een gesprek over zijn opleiding maakte hij echter graag een uitzondering.

Definitieve resultaten van de visitatie zijn er nog niet. Voor die er zijn moet de commissie eerst nog langs de andere Vlaamse filosofie-opleidingen in Gent, Leuven en Antwerpen. De VUB mocht de spits afbijten in de eerste visitatieronde nieuwe stijl. Door de band genomen blikt Stuy terug op een goed verlopen visitatie met vriendelijke en correcte commissieleden. Over de procedure is hij echter iets minder enthousiast: “Ik heb de indruk dat we in het verleden meer de gelegenheid hadden om wat langer stil te staan bij de inhoud van de opleiding. De visitatie is zodanig geformaliseerd dat je niet lang genoeg kan stilstaan bij bepaalde aspecten van de opleiding zoals bijvoorbeeld de werkvormen. Op een gegeven moment werd er kritiek geleverd op de werkvormen die we hanteren. Tijdens de gesprekken konden we echter nauwelijks ingaan op onze visie op de werkvormen en de evolutie ervan sinds de vorige visitatie tot vandaag. Dat is zeker geen verwijt naar de visitatiecommissie toe – er is nu eenmaal een bepaalde procedure voorzien – maar eerder een bedenking bij het formele verloop van de commissie.”

De visitatiecommissie was overwegend positief in haar mondelinge rapportering. “Met die conclusies moeten we echter voorzichtig zijn”, weet Stuy. “Als ze eenmaal de andere wijsbegeerte-opleidingen bezocht hebben, zullen de commissieleden hun conclusies vergelijkend beoordelen. Alles kan derhalve nog veranderen.”

Weinig professoren, nog minder assistenten

Bij de vorige visitatieronde in 2004 was één van de grootste pijnpunten van de VUB-opleiding de onderbezetting op het vlak van personeel. Het aandeel Zelfstandig Academisch Personeel (ZAP) bedroeg toen 6,025 voltijds equivalent. Het eindoordeel van de visitatie indertijd was op dit punt vernietigend: de situatie zoals ze was, was onhoudbaar. Sindsdien is het ZAP-kader met 0,475 toegenomen tot 6,5. In een kleine tien jaar lijkt dat een zeer geringe stijging. “De universiteiten in het algemeen en de VUB in het bijzonder kampen met een personeelstekort, zowel op het niveau van het ZAP als het Assisterend Academisch Personeel (AAP). Alle vakgroepen in de faculteit Letteren zijn onderbezet, de filosofie in het bijzonder. Dat tekort is denk ik ons zwakste punt en is er bovendien één waar we weinig aan kunnen veranderen. We proberen te remediëren door ook deeltijds ZAP aan te trekken. Die aanpak heeft echter niet uitsluitend voordelen. Er wordt dikwijls veel van deze groep gevraagd terwijl zij eigenlijk maar een beperkt kader hebben waarop ze inzetbaar zijn. De leden die er zijn, beschouwen het ook wel als hun verantwoordelijkheid om met de weinige middelen toch het maximale te geven. Helaas stel ik vast dat het waarlijk een van onze kwetsbare punten is. Bepaalde problemen die ontstaan in de opleiding hebben dan ook hiermee te maken.”

Momenteel beschikt de vakgroep over één voltijds doctorassistent (AAP), die bijvoorbeeld instaat voor het begeleiden van de studenten bij de paper in het eerste jaar. Te weinig, vindt Stuy. “Rekening houdend met de specialismen die er zijn, zou je eigenlijk twee à drie voltijdse assistenten moeten kunnen hebben en die hebben we niet. Er is wel een aantal jonge onderzoekers, maar hun opdracht bestaat dan weer voornamelijk uit onderzoek. Je kan hen bijgevolg maar in beperkte mate vragen om ook andere opleidingsgebonden taken op zich te nemen. Voor de tewerkstelling van jonge afgestudeerden en de opleiding zelf, waar begeleiding een belangrijk deel van uitmaakt, is dat evenwel een probleem.”

Toch blijft de ethicus immer optimistisch: “Doordat onze vakgroep zo klein is, zijn de professoren zeer benaderbaar voor de studenten. Dat is dan weer een van onze pluspunten.” Ook de visitatiecommissie zag de voordelen van de kleinschaligheid in, maar was desalniettemin niet onverwijld positief in de voorlopige beoordeling. De commissie concludeerde namelijk dat de kleinschaligheid ook een zekere intransparantie met zich meebrengt. “Aan een kleine opleiding zijn uiteraard voor- en nadelen verbonden”, reageert Stuy. “Bovendien ben ik het niet volledig eens met de vaststelling dat wij problemen op een te informele manier trachten op te lossen. Wij vergaderen zeer regelmatig, op een formele manier. Daarenboven zijn er nu eenmaal zaken die je beter informeel, diplomatisch oplost.”

Op zoek naar de grens

Internationalisering dan, in 2004 en heden opnieuw een probleemkind van de opleiding Wijsbegeerte. Het punt staat dan ook hoog op de agenda. “We hebben de afgelopen jaren een beperkte uitwisseling gehad met de Vrije Universiteit Berlijn. Dat is uiteraard onvoldoende. Brussel is de hoofdstad van Europa, ik ga er dus van uit dat er potentieel is om te internationaliseren. Om de uitwisseling met het buitenland te verbeteren is een Engelstalige opleiding van cruciaal belang. De vakgroep concentreert zich daarom op korte termijn op het inrichten van voldoende Engelstalige opleidingsonderdelen om uiteindelijk een volledig Engelstalig programma te kunnen voorzien.”

“Naar de toekomst toe zal de onderzoekscomponent alsmaar meer gaan doorwegen.”

“Een van de problemen is opnieuw de beperkte staf met de verantwoordelijkheid voor niet alleen het dag- maar ook het avondprogramma. Thans komt daar dan de doelstelling om een Engelstalig programma te creëren nog bij. Dat is niet zo eenvoudig. We zullen het hele plaatje opnieuw moeten bekijken. Er zijn plannen om zo economisch mogelijk om te gaan met onze krachten zodat er mogelijkheden ontstaan om te werken aan de internationalisering.” De goede wil is aanwezig bij de proffen en bij uitbreiding de voltallige vakgroep. Er komt echter veel werk op slechts weinig schouders terecht. Hoe komt het dat het probleem van de onderbezetting zodanig aansleept? Opnieuw is daar de nuance: “Aan de VUB is er een evolutie geweest naar het ontwikkelen van een duidelijk allocatiemodel. Kort geleden is er een nieuw model ontwikkeld en goedgekeurd.”

In dat model verschuift de nadruk iets meer naar onderzoek, ten koste van het onderwijs. “In de toekomst zal de onderzoekscomponent alsmaar meer gaan doorwegen. Dat is iets waar jonge onderzoekers en de huidige equipe zich van bewust moeten zijn. De voorbereiding van studenten op een wetenschappelijke carrière kan misschien wat uitdrukkelijker geformuleerd worden om studenten ook op die mogelijkheid te wijzen.” Toch is er volgens professor Stuy geen reden tot paniek. “In het nieuwe model staat Wijsbegeerte nog steeds op groen. Dat betekent dat wij een, weliswaar beperkt, overschot aan middelen hebben. Het is echter niet zo dat wij door toepassing van dit model aanspraak kunnen maken op bijkomend personeel.” Dan toch een kritische noot: “De toepassing van het allocatiemodel betekent dat het ZAP-kader wordt toegekend op basis van de inkomsten die de opleiding verwerft. Concreet zijn dat enerzijds de studenten die je aanwerft en anderzijds wetenschappelijk onderzoek. Dat is een uitermate economisch geïnspireerd model. Onze opleiding trekt om te beginnen niet zo veel studenten aan, wat impliceert dat de middelen uit de instroom beperkt zijn. Het wijsgerig onderzoek is bovendien hoofdzakelijk fundamenteel onderzoek. De mogelijkheden tot toegepast onderzoek zijn beperkter door de natuur van ons vakgebied waardoor het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) onze voornaamste bron van inkomsten is.”

Filofosich zwaargewicht?

De evolutie van de financiering van onderzoek maakt het er voor de filosofen niet gemakkelijker op, weet Stuy. “Men is afgestapt van het systeem van de zogenaamde OZR-mandaten. Elk jaar kon men voorstellen doen om een projectonderzoek met zo’n mandaat binnen te rijven. Tegenwoordig financiert men het onderzoek door te kijken naar zwaartepunten, onderzoeksgroepen met een zekere kritische massa, die een grote enveloppe krijgen om personeel aan te stellen. De filosofie heeft wat dit betreft geen zwaartepunt. De competitie binnen de universiteit is als gevolg van deze evolutie aanzienlijk toegenomen. Dat maakt het niet zo makkelijk voor de filosofie om hoge toppen te scheren.”

De filosofen staan aan de VUB aan de top van de universiteit. Architecturaal gezien dan, want de wijsbegeerte lijkt steeds meer aan legitimiteit in te boeten. Rector Paul De Knop greep het begin van dit academiejaar aan om te pleiten voor een ondernemende universiteit. Hij opende zijn toespraak op de academische opening van 25 september 2012 met een onheilsboodschap. “Universiteiten dreigen hun maatschappelijk belang en hun toegevoegde waarde voor onze economische en industriële ontwikkeling te verliezen, als ze zelf niet ondernemend zijn. Door alleen maar kritisch aan de zijlijn te blijven staan zonder zelf deel te nemen, dreigen we te verworden tot academische betweters naar wie niemand nog luistert.”

“De filosofie heeft zijn eigen plaats nodig ten opzichte van alle andere richtingen.”

Dat lijkt slecht nieuws voor de filosofen, wiens rol volgens professor Logica en Wetenschapsfilosofie Jean Paul Van Bendegem toch vooral die van de luis in de pels is. De filosofiestudent zou er bijna slapeloze nachten van krijgen. “Het komt volgens mij aan op het vinden van een evenwicht tussen verschillende doelstellingen die je kan hebben als wijsgeer”, spreekt Stuy geruststellend. “We kunnen vertrekken van de vaststelling dat de negentiende-eeuwse Duitse idealisten de laatsten waren in een lange rij van filosofen die trachtten het geheel te overschouwen en die de wijsbegeerte nog als de wetenschap der wetenschappen zagen. Een toename van specialisatie in de wetenschappen en van zo goed als alle maatschappelijke sectoren heeft met zich meegebracht dat de filosofie onder druk is komen te staan.”

“Gelukkig is er altijd voldoende belangstelling blijven bestaan waardoor de filosofie een bepaalde, zij het misschien kwetsbare plaats heeft. Zeker aan een universiteit met een levensbeschouwelijke invalshoek als bestaansreden, denk ik dat we ons niet de grootste zorgen hoeven te maken voor de toekomst van de wijsbegeerte. Bovendien maakt filosofie deel uit van wat een universiteit in wezen is; het model van de humanistische vorming van Von Humboldt leeft nog steeds in universiteiten wereldwijd.”

Alles verandert, niets blijft

Na de historische analyse, richten we de blik naar de toekomst. Er zal heel wat veranderen aan de huidige opleiding Wijsbegeerte. Naast het Engelstalig programma zouden de drie afstudeerrichtingen in de master (Wetenschapsfilosofie, Politieke, Media- of Cultuurfilosofie en Ethiek en Moraalwetenschappen) op termijn moeten worden teruggebracht naar twee. “Op die manier kan men de beperkte krachten bundelen en de studenten over de verschillende cursussen hergroeperen, zodat we een meer kritische massa bekomen.”

De tweejarige master die dit academiejaar grotendeels naar de koelkast werd verwezen, blijft daar volgens de professor nog wel even: “Zolang Europa of de overheid ons niet verplicht een tweejarige master aan te bieden, zullen wij ons in eerste instantie toeleggen op de hervorming van de éénjarige master. Intussen is er enkel maar de mogelijkheid om per universiteit een aantal pilootprojecten voor te stellen, maar daar zitten wij niet bij. We hopen er nog steeds op dat de plannen voor meer samenwerking met de UGent en de Universiteit van de Humanistiek Utrecht – oorspronkelijk in het kader van de tweejarige master – alsnog geactualiseerd zullen worden in de master van één jaar. Er zijn al heel wat samenwerkingsverbanden, maar die zijn soms nog onvoldoende geformaliseerd. Dat heeft opnieuw te maken met onze beperkte personeelsbezetting.”

“Bovendien is een samenwerking met de Universiteit van de Humanistiek niet alleen voordelig voor de inhoud van de opleiding, maar kan die tevens de internationalisering remediëren. Van de uitwisselingsmogelijkheden tussen Utrechtse en Brusselse studenten wordt tot op heden nog niet veel gebruikgemaakt. De humanistiek is een duidelijke component binnen de Wijsbegeerte aan de VUB, wat een verregaande samenwerking des te logischer maakt.”

In februari 2008 deed het rapport van de commissie-Soete over de rationalisering en optimalisering van het hoger onderwijslandschap in Vlaanderen ook bij de VUB-filosofen stof opwaaien. Het rapport formuleerde een minimumaantal studenten dat opleidingen moesten halen. Studies met minder dan tachtig studenten in de bachelor, de zogenaamde knipperlichten, kwamen in de gevarenzone.

Volgens de criteria van de commissie-Soete, was ook Wijsbegeerte aan de VUB een knipperlicht, ware het niet dat opleidingen met een levensbeschouwelijk karakter een uitzonderingspositie kregen toebedeeld. Hoe zit het eigenlijk met het studentental in de opleiding Wijsbegeerte? “Er zijn heel wat studenten die al een diploma hebben, filosofie als tweede studie komen studeren en dus een schakel- of voorbereidingsprogramma volgen. We hebben dus zeker niet te weinig studenten. Een probleem is er wat de instroom betreft wel op het vlak van generatiestudenten. Op dat punt zijn we al aan remediëring bezig, maar het lijkt toch ook een conjunctureel probleem te zijn. Tijdens een economische crisis is er nu eenmaal meer belangstelling voor economisch gerichte opleidingen.”

De autonomie van de Wijsbegeerte is een onderwerp waarover Stuy zichtbaar bevlogen is, het uit zich zelfs in zijn lichaamshouding. Wellicht onbewust veert hij op en gaat hij, bij het vallen van de naam Soete, kaarsrecht zitten. “De studie dient zoals elke andere opleiding kwaliteitsmaatstaven na te streven, maar wij bieden evengoed een wetenschappelijke opleiding aan. Natuurlijk, filosofie is geen hard, empirisch onderzoek, maar impliceert aandacht voor creativiteit, nadenken over … Die reflectie kan echter wel bijdrage tot een verbetering van het empirisch onderzoek. De filosofie heeft zijn eigen plaats nodig ten opzichte van alle andere richtingen. Je moet niet vergeten dat we veel bezig zijn met beleid, de visie durft dan nogal eens te ontbreken. Dat is volgens mij ook de rol van de filosofen: een visie ontwikkelen. Daar hopen wij een bescheiden bijdrage aan te kunnen leveren.”

0 Comment