“De weg die ik koos, voerde mij naar Siberië, naar dertig jaar verbanning uit mijn thuisland, maar mijn overtuiging is niet veranderd en als ik het opnieuw moest doen, zou ik het precies zo doen.”
Nu ik aan het levensverhaal van mijn held, Sergj Grigorjevitsj Volkonski, begin, voel ik mij enigszins onzeker. En wel hierom: net zo goed als ik weet u, lezer, dat geschiedenis niet terug te voeren is tot de wederwaardigheden van een individu. Ik voorspel dan ook dat mijn visie op de zaken nu eens grof gesteld, dan weer kort door de bocht zal overkomen. Uiteraard heeft de scherpzinnige lezer allang begrepen, dat ik hier van meet af aan toe geneigd was, en voelt hij alleen maar ergernis dat ik zoveel vruchteloze woorden en kostbare tijd verkwist. Hierop kan ik kort en duidelijk antwoord geven: ik verkwist vruchteloze woorden en kostbare tijd ten eerste uit beleefdheid en ten tweede uit sluwheid: opdat niemand kan zeggen dat ik hem niet heb gewaarschuwd. Hiermee is dit voorwoord ten einde. Het is volkomen overbodig, dat geef ik volmondig toe, maar aangezien het nu eenmaal geschreven is, moet het maar blijven staan. En nu ter zake.
Het verhaal dat volgen zal, loopt door de kransslagader van de Russische geschiedenis. Ons hoofdpersonage was geen tsaar of patriarch, geen dichter of opperbevelhebber. Wel is onze held gestorven aan de schrijftafel, zijn laatste krachten samenballend om het toen al gapende gat in zijn memoires zoveel als mogelijk op te vullen. “De keizer zei tegen me: ‘Ik …”‘ , probeerde hij het hoogstpersoonlijk door tsaar Nikolaj I afgenomen verhoor te beschrijven, toen zijn moegetergde lijf het begaf.
Het keerpunt De Volkonski’s waren een invloedrijke familie en stonden van al de adellijke nesten wellicht het dichtst bij de Romanovs. Aan de borst gedrukt door het Peterburgse hof werd vorst Sergej met keizerlijke égards opgevoed en klaargestoomd om het vaderland te gaan dienen. Als jonge officier zou zijn lichaam een eerste keer getroffen worden, en wel tijdens de Slag bij Eylau in 1807. De toen negentienjarige Sergej Grigorjevitsj werd getroffen in de zij. Voorkomend als de keizer was, sommeerde hij zijn beschermeling om toe te treden tot zijn selecte groep van adjudanten. O, wat aten zij destijds uit elkaars handen.
Is het lot in staat om zoveel noodlottigheden in één scène reeds te voorspellen? Hoe het ook zij, op een dag was Sergej Grigorjevitsj, nog herstellende van zijn verwondingen, druk in de weer met de tienjarige Nikolaj Petrovitsj, de kleine broer van de keizer. Of Monseigneur Serge zijn speelgoedsoldaatjes in de formatie zou willen opstellen waarmee Napoleon zegevierde in Austerlitz? Eén en ander kan verklaren waarom dit verzoek de harten, jaren later, zo beroerd heeft. En ja, niet in het minst omdat deze knaap, zo’n twintig jaar later, keizer Nikolaj I werd en onze held naar Siberië zou sturen.
Maar, allereerst, daar marcheerde Napoleon in 1812 de rivier Memel over, reikhalzend uitkijkend naar Ruslands spoedige overgave. “Avant deux mois, la Russie me demandera la paix”, weet u wel. De veldtocht van Napoleon zou bepalend worden voor het verdere leven van Sergej Grigorjevitsj. Zo schreef de generaal-majoor, na de grote veldslag bij Borodino, aan zijn broer: “De boeren van Rusland hebben de eer van het land hooggehouden. Het mogen dan slechts lijfeigenen zijn, maar deze mannen hebben als burgers gevochten voor hun moederland.” Eenzelfde geluid klonk toen hij bij keizer Alexander ging rapporteren over de voortgang van het krijgsbedrijf. “U kan trots op ze zijn, want iedere boer is een patriot.” Maar steunt de adel de keizer wel? “Majesteit, ik schaam mij dat ik tot hen behoor. Zij belijden hun trouw aan het vaderland uitsluitend met woorden.”
“Wat een waardeloos land, ze weten niet eens hoe ze iemand fatsoenlijk moeten ophangen.”
Ziedaar de breuklijn die aan de basis ligt van de opstand in 1825 waar Sergej Grigorjevitsj zich later aan zou wagen. Was Ruslands verwesterde adel niet gedoemd om in twee kampen opengeritst te worden, dan heeft Napoleons offensief in ieder geval de duimschroeven flink aangedraaid. Sergej Grigorjevitsj, samen met heel wat andere adellijke officieren, kon niet langer aanzien hoe de lijfeigen soldaten, en bij uitbreiding de lijfeigenen in heel Rusland, als menselijk vee bekeken en behandeld werden. Er moest een kentering komen. “We wezen de harde discipline van het oude systeem af en probeerden met vriendschap de liefde en het vertrouwen van deze mannen te winnen.” Plots gingen officieren veldscholen voor de geknechte soldaten oprichten en werd er zelfs openlijk gesproken over een mogelijke afschaffing van de lijfeigenschap. Sergej Grigorjevitsj schreef in die periode ook zijn Aantekeningen over het leven van de Kozakken in onze bataljons, waarin hij ideeën lanceerde als de oprichting van een staatsbank, coöperatieve graanopslag en het stichten van openbare scholen.
De drie jaren die volgden op het gedenkwaardige jaar 1812 waren voor heel wat officieren een periode van inspiratie. Onze held zou de Franse troepen op de hielen blijven zitten en achtervolgen tot in Parijs, hen geregeld bestokend met guerrilla-aanvallen. Eenmaal aangekomen in de lichtstad, kon hij gesprekken aanknopen met François-René de Chateaubriand en Benjamin Constant, zelfs met enkele officieren van Napoleon, en liet hij ook niet na het Kanaal over te steken. In Londen maakte hij in het Lagerhuis de gesprekken mee over de krankzinnigverklaring van koning George III en had hij het plan opgevat om door te reizen naar de Verenigde Staten, totdat Napoleon zijn ballingschap op Elba eenzijdig opzegde. Sergej Grigorjevitsj werd terug naar Rusland geroepen.
De ontnuchtering
In 1815, nadat hij ook deelgenomen had aan het Congres van Wenen, kreeg Sergej Grigorjevitsj het bevel over het Azov-regiment in de Oekraïne. Het land dat hij aantrof, kon onder geen beding wedijveren met de liberale verworvenheden die hij in West-Europa had mogen meemaken. Onze held, samen met zijn officieren-strijdmakkers, voelde wrok tegen de heersende orde. Er was rebellie in hen geslopen. Onder deze generatie, de Kinderen van 1812, zou de beweging van de dekabristen ontstaan. Ook Sergej Grigorjevitsj maakte er deel van uit. Of, zoals een dekabrist ooit liet optekenen: “Wij hadden deel gehad aan de grootste gebeurtenissen in de geschiedenis, en de terugkeer naar het lege bestaan van Sint-Petersburg was ondraaglijk. Het ijdele geklets van oude mannen over de zogenaamde deugden van het verleden konden we niet meer aanhoren. We waren hun honderd jaar vooruit gesneld.”
Was hun verontwaardiging dan ook niet terecht? Had tsaar Alexander zijn tamelijk vooruitstrevende beleid in 1812 niet omgebouwd tot een reactionair regime, de sporen de verkeerde kant van de geschiedenis uitgestuurd? Keizer Alexander stuurde zijn ‘al te Franse’ adviseur Speranski in ieder geval de laan uit. Zijn grondwetsontwerp is er nooit gekomen. De baan lag open voor Aleksej Araktsjejev, minister van Oorlog, die vanaf 1812 een steeds grotere invloed kreeg op de keizer. Onder zijn bewind kregen de staalharde militaire landbouwkampen vorm, reservistenkampen voor de lijfeigenen waarin werk op het land gecombineerd werd met Spartaanse militaire training. Neen, het stuitte enkel op het onbegrip van de Kinderen van 1812. Geheime genootschappen kregen vorm en ook Sergej Grigorjevitsj werd in het gekonkel opgenomen. O, wat hadden zij er genoeg van. Genoeg van de balzalen, voor de dekabristen het toppunt van gekunsteldheid. Ze droegen hun zwaard om de aanwezige adelschare te informeren dat zij van hun gedans echt niet gediend waren. Voor de dekabristen ernstiger zaken, de studie werd hun tijdsbesteding. En ja, als zij samen waren, dan werd er gedronken. Veel gedronken. Hun ruwe, boerse mentaliteit die door de luchtsprekende salonhabitués zo op de korrel werd genomen, moet voor de dekabristen zelf een heerlijke uiting van volkse kameraadschappelijkheid geweest zijn, als een provocatie ten aanzien van de laffe aristocraten die “naar hun landgoederen waren gevlucht” toen Moskou in brand stond.
De revolte
“Ik ben nooit meer zo gelukkig geweest als toen. Ik was trots op het feit dat ik iets deed voor de mensen – ik was hen aan het bevrijden van tirannie”, zo blikte Sergej Grigorjevitsj terug op de aanloop naar de Dekabristenopstand van 14 december 1825. Onze held fungeerde als correspondent tussen de twee broeihaarden, het Kiev van de radicale, door de jakobijnen beïnvloede gangmaker Pavel Ivanovitsj Pestel en het Sint-Petersburg van de meer gematigde officier Nikita Moeravjov en de dichter Rylejev. De aspiraties van de beide fronten waren verschillend: het Noordelijke Genootschap zag heil in een constitutionele en parlementaire monarchie, terwijl Pestel pleitte voor de vestiging van een revolutionaire republiek en de afzetting van de tsaar, met inbegrip van de afschaffing van het lijfeigenschap.
Hadden de Kinderen van 1812 de rampspoed dan werkelijk niet zien naderen? Er was geen leiding, geen organisatie, geen samenhang. Oorspronkelijk voorzien voor 1826, moesten de dekabristen plots in allerijl ageren: tsaar Alexander stierf, nu moest er gehandeld worden. Samen weigerden zij trouw te zweren aan Alexanders opvolger, Nikolaj Petrovitsj. Op 14 december, de dag van de gelofte van trouw aan de vroegere speelkameraad van Sergej Grigorjevitsj, verzamelden de dekabristen drieduizend van hun troepen voor het Peterburgse Senaatsplein, hen voorliegend dat Nikolaj Petrovitsj de onrechtmatige troonopvolger was, en dat ten nadele van de onder de troepen tamelijk populaire Konstantin, de oudere broer van Alexander en Nikolaj Petrovitsj.
Om “Konstantin en de constitutie!” riepen zij op die noodlottige winterdag. Nikolaj Petrovitsj, die bloedvergieten op zijn eerste keizersdag wilde vermijden, stuurde twee onderhandelaars af op de muiters, maar beiden werden zij doodgeschoten door Pjotr Kachovski, die te enen male eigenlijk op de nieuwbakken keizer had gericht. Het liep al tegen de avond toen Nikolaj Petrovitsj alsnog het bevel tot vuren gaf. Niet veel later was de opstand afgelopen. Zestig soldaten stierven, de leiders werden opgepakt en opgesloten in de Petrus- en Paulusvesting. Ook de opstand in het zuiden mislukte toen de troepen van Pavel Ivanovitsj Pestel uiteengedreven werden nog voor ze Kiev konden bereiken. Enkele dagen na de kroning werd ook onze held gevat. Het aanhoudingsbevel was persoonlijk ondertekend door Nikolaj Petrovitsj.
Hoe moet onze held zich in die tumultueuze dagen gevoeld hebben? Het kan niet anders of de trots die hij koesterde werd ook door angst geregeerd. ‘Clementie’, door sommigen zo betiteld, zou echter zijn deel worden tijdens het allereerste showproces in de geschiedenis van Rusland. Er moest bloed vloeien, en wel snel; dit voorbeeld diende de kop ingedrukt. Vijf vonnissen spraken de nochtans afgeschafte terdoodveroordeling uit. Onder hen: Pestel, Rylejev en Kachovski. Het zouden de allerlaatste publieke terechtstellingen van Rusland worden, maar o, wat was men die julidag op bloed belust.
“Onoprechtheid. Dat is de ziekte van de Russische staat.”
Toen het voor de ophanging bestemde touw van één van hen het gewicht niet kon dragen en de veroordeelde levend op de grond deed neerzijgen, bewees Het Gezag zelve wat de inspiratie voor de dekabristen was: de executie werd, tegen de gebruiken in, hernomen. De vijf moesten eraan, menselijkheid kon wachten. “Wat een waardeloos land, ze weten niet eens hoe ze iemand fatsoenlijk moeten ophangen”, werd opgetekend als iemands laatste woorden.
Onze held kon het schavot vermijden. Had het te maken met de goede connecties die de Volkonski’s nog steeds hadden met het hof, of was het de persoonlijke band die Nikolaj Petrovitsj deelde met Sergej Grigorjevitsj en hem bewoog om de officier te ‘sparen’? Het verdict was nochtans niet licht te noemen: hij verloor zijn adellijke titel, al zijn land en lijfeigenen en zijn militaire decoraties, met inbegrip van die van 1812. Drie decennia moest Sergej Grigorjevitsj Volkonski in Siberische ballingschap doorbrengen.
Sergej Grigorjevitsj begon op de dag van de kroning van Nikolaj Petrovitsj aan zijn lange tocht. Moeder Alexandra koos echter voor het bijwonen van de kroning. ’s Anderendaags bleef ze de hele dag te bed. “Ik kan alleen maar hopen dat de familie verder van monsters verschoond zal blijven”, bracht ze tussen de tranen door uit. Later hoorde onze held hoe zijn moeder over hem spraak: “Il n’y a plus de Serge.” “Die woorden hebben mij in al die jaren van ballingschap achtervolgd. Zij heeft ze niet alleen gezegd om haar geweten te sussen, maar ook om te rechtvaardigen dat ze mij verraden heeft”, schreef hij hier vele jaren later over.
Plichtsbewustheid was een kenmerk van de Russen, maar wat als die plicht niet duidelijk afgebakend meer is? Alexandra was trouw aan haar tsaar, maar Maria Nikolajevna Volkonskaja, de echtgenote van onze held, koos wel voor haar gemaal. Zij reisde Sergej Grigorjevitsj achterna en liet daarmee hun zoontje achter in Sint-Petersburg. Had zij immers niet het gedicht Natalja Dolgoroekaja van de inmiddels terdoodveroordeelde Kondrati Fjodorevitsj Rylejev gelezen?
Ik ben alles vergeten, mijn geboortestad,
De rijkdom, eer, de naam van mijn familie,
Om met hem de kou van Siberië te delen
En de willekeur van het lot te verduren.
Een jaar na haar aankomst in Siberië overleed hun zoon. Vlak voor Maria Nikolajevna’s dood, na al die jaren vrijwillige ballingschap, schreef ze: “Het enige thuis dat ik ken, is het stukje aarde waar mijn zoon begraven ligt.”
De verwijdering
Het huwelijk van onze held zou in het verre Siberië danig op de proef gesteld worden. Sergej Grigorjevitsj zou in de loop der jaren steeds meer vervreemden van zijn Maria Nikolajevna. Aanvankelijk waren de bannelingen erg op het collectief aangewezen. Ze gingen een heuse commune vormen en de voormalig adellijke inteligentsia moest voor hun eigen levensonderhoud instaan. Waarlijk, daar zou niet iedereen zomaar mee om kunnen gaan. Onze held, daarentegen, was gelouterd door de vele veldslagen en marsen die hij destijds met zijn manschappen ondernomen had. Het duurde niet lang, of hij ging zich steeds meer onder de boeren mengen. Hij liet zelfs zijn baard staan. In 1844 mochten de Volkonski’s naar Irkoetsk verhuizen. Toen had het echtpaar al twee kinderen gekregen, Misja (1832) en Jelena (1834).
“Ik vertrouw niemand met connecties in de hogere kringen. Er is meer eerlijkheid en oprechtheid te vinden bij de boeren van Siberië.”
Maria Nikolajevna zou daar vrij snel in de kringen van de provinciegouverneur opgenomen worden, overigens een groot bewonderaar van de Dekabristenopstand. Ze deed heel wat voor de plaatselijke gemeenschap: zo richtte ze een theater, een tehuis voor vondelingen en verscheidene scholen op. Hoe contrasteert dit niet met de handel en wandel van Sergej Grigorjevitsj. De aristocratische sfeer kon hem allerminst bekoren. Liever bracht hij zijn tijd door op zijn boerderij te Oerik, al kon hij zijn echtgenote de mondaine wereld natuurlijk niet weigeren.
De kloof tussen het echtpaar werd langzamerhand te groot. Ze gingen feitelijk uit elkaar. Maria Nikolajevna frequenteerde toen al de Italiaanse dekabrist Alessandro Poggio. Geruchten staken ook de kop op dat Sergej Grigorjevitsj niet de vader van de kleine Misja en Jelena zou zijn. Tot aan het einde van zijn leven heeft hij met die angst moeten worstelen.
“Ik vertrouw niemand met connecties in de hogere kringen. Er is meer eerlijkheid en oprechtheid te vinden bij de boeren van Siberië”, schreef onze held aan een oude dekabristenvriend. In Siberië ging hij geloven dat de hoop op echte democratie bij de boerenbevolking gezocht moest worden. “Het is jong en kinderlijk, primitief en ruw, maar rijk aan natuurlijke hulpbronnen. Een Amerika waar pioniers niet worden verdrukt door lijfeigenschap of de staat. Handwerk is zo gezond en het is heerlijk als je daar je gezin van kunt onderhouden en het ook ten goede komt van andere mensen.”
Niet alleen bezat Sergej Grigorjevitsj de aspiraties, hij was ook nog eens een landbouwvernieuwer op zichzelf. Hij liet allerhande boeken en zaad uit Europees Rusland naar Siberië transporteren en meer dan eens kwam het voor dat het hele dorp aan ’s mans lippen gekluisterd was om de nieuwste snufjes nader te leren kennen. Onze held was één van de boeren geworden, en die boeren respecteerden hem ook in hun midden, veel meer dan andere edelen.
De terugkeer
Nieuwe heren, nieuwe wetten, dachten velen na het overlijden van tsaar Nikolaj I Petrovitsj. De lucht was vervuld van hoop op politieke hervorming. Onze held keerde daarom terug naar Europees Rusland. “Onoprechtheid. Dat is de ziekte van de Russische staat. Onoprechtheid en haar zusters hypocrisie en cynisme. Zonder hen zou Rusland niet kunnen bestaan. Maar het gaat er immers niet alleen om dat men bestaat, maar ook dat men met waardigheid bestaat. En als we eerlijk zijn tegenover onszelf, dan moeten we toegeven dat als Rusland niet anders kan bestaan dan hoe het in het verleden heeft bestaan, het niet verdient te bestaan.”
De nieuwe tsaar, Alexander II Nikolajevitsj, opende zijn regeerperiode als het ware met het ongedaan maken van de verbanning van de dekabristen. Negentien van de honderdeenentwintig deka-bristen kwamen uiteindelijk terug.
Sergej Grigorjevitsj was hierna geregeld te gast in de Moskouse huizen van de slavofielen. O, wat was hij een attractie. Studenten genoten van zijn gezelschap, wat een scènes moet dat opgeleverd hebben! De baard bewonderend, genietend van zijn kalme en vriendelijke uiteenzettingen, hopend dat ze eindelijk de man gevonden hadden die hen vertellen kon wat het boerenleven precies was. Want iedereen was toen in de ban van de boeren, die toen beschouwd werden als de sleutel naar de Russische identiteit waar toch al o zo lang naar gezocht werd. Sergej Grigorjevitsj was de schakel in hoogst eigen persoon tussen de dekabristenbeweging van de Kinderen van 1812 en de narodniki, populisten, van de tweede helft van de 19de eeuw, die een revolutionair ocialisme voor Rusland predikten.
Kwamen er iets betere tijden aan voor de lijfeigenen, dan namen de krachten van Sergej Grigorjevitsj zienderogen af. Onze held werd moe en de angst sloeg hem om het hart dat hij de Grote Bevrijding niet meer zou meemaken: de afschaffing van de lijfeigenschap. De gesprekken en onderhandelingen waren nochtans aan de gang onder keizer Alexander II Nikolajevitsj, maar Sergej Grigorjevitsj kon niet blijven toekijken. Hij schreef zijn eigen plannen die veel later, voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog, onder andere als basis gebruikt werden voor de landbouwhervormingen. Had men maar vroeger naar onze held geluisterd! Desalniettemin, toen hij het nieuws in 1861 over de afschaffing van het lijfeigenschap vernam, schreef hij: “Dit is het gelukkigste moment van mijn leven.”
Werd onze held dan in al zijn eer en glorie hersteld? Dat niet. Zijn aanvragen ter teruggave van zijn titel, bezittingen en decoraties werden geweigerd. Zelfs de oorlogsmedailles van 1812 werden hem niet gegund. Uiteindelijk kreeg hij zijn medailles in 1864, een jaar voor zijn dood, alsnog terug. Veel later, in 1903, zou een neef van onze held aan tsaar Nikolaj II Alexandrovitsj vragen om ook het portret van Sergej Grigorjevitsj terug te hangen in de Heldengalerij, tussen al de andere militaire leiders, aan het Peterburgse Winterpaleis. De tsaar antwoordde: “Ja, natuurlijk. Het is allemaal zo lang geleden.”
0 Comment