Op de Grote Markt van Brussel bevindt zich een bronzen bas-reliëf waarop een stervend man, Everaard T’Serclaes, afgebeeld staat. Het reliëf, ingemetseld onder het huis De Ster op de Brusselse Grote Markt, wordt dagelijks geboend door de vele toeristen die er voor goed geluk over wrijven. Dit geloof vindt zijn oorsprong in een traditie daterende uit de jaren ’30 van de vorige eeuw. Het wrijven over de arm van T’Serclaes zou geluk in de liefde brengen voor jonge meisjes die, zo vertelde men, binnen het jaar voor het altaar zouden staan.
Naast bronzen cupido staat T’Serclaes voornamelijk bekend als een Brusselse volksheld. Volgens de lokale patriottische historici een stoutmoedig man, een geslepen held die zich met de wapenen naar een adellijke titel knokte en tragisch aan zijn eind kwam. De Brabantse kroniekschrijvers houden het op een lafhartige moord georchestreerd door de heer van Gaasbeek. De Brusselse volksheld in een valstrik gelokt, de tong uitgetrokken verminkt achtergelaten. Nog net voor hij stierf, zou hij Brussel bereikt hebben. De dood van Everaard T’Serclaes werd betreurd in Brusselse middens. Hij had echter ook een zoon, Everaard T’Serclaes Jr. Deze zou nooit de roemruchte hoogten van zijn vader bereiken. Net als zijn vader kwam hij gewelddadig aan zijn eind in de politieke tumulten van zijn tijd. Dit keer waren het echter niet de vijanden van Brussel, maar de Brusselaars zelf die het vonnis voltrokken.
Everaard T’Serclaes Sr. diende onder Johanna van Brabant, die hem tot de adel verhief. Zijn zoon kwam tot politiek wasdom onder de jonge hertog Jan IV (1415-1427). De voorlaatste formeel onafhankelijke heerser van het hertogdom Brabant, en één die niet geboekstaafd staat als een lichtend voorbeeld van goed bestuur. Zijn vader, Anton van Bourgondië, sneuvelde in 1415 bij de Slag bij Azincourt. Jan IV kwam dus al erg jong aan de macht. De jonge hertog was nog niet voldoende gevormd of gewoonweg niet in staat om zich door het politieke kluwen dat deze streken ook toen kenmerkte, te waden. Sterker nog, Jan IV’s beleid werd gekenmerkt door een haast consequent bruuskeren van verschillende facties waarop zijn beleid had moeten steunen. Hij ging hierbij vaak brutaal te werk, waarbij vertrouwelingen die weinig tot geen steun hadden belangrijke posten kregen binnen het Brussels bestuur. Een bestuur dat gebukt ging onder grote rivaliteiten, financiële corruptie en moord. Verschillende facties stonden elkaar dan ook bijwijlen letterlijk naar het leven.
Hiernaast zou het verhaal volgens overlevering ook nog eens gekenmerkt worden door een reeks amoureuze liaisons waar HBO nog een serie over zou kunnen schrijven. De hertog zou hebben aangepapt met de vrouw van Everaard T’Serclaes Jr., Laurette van Assche. Een openlijke affaire waarbij hij volgens overlevering zijn vrouw uit zijn politieke huwelijk, hertogin Jacoba van Beieren – omschreven als een ‘levenslustige’ 16-jarige – botweg genegeerd zou hebben. Deze laatste wordt ook niet omschreven als een voorbeeld van huwelijkstrouw, maar kon bij de Staten van Brabant wel rekenen op enige rugdekking dankzij de aanzienlijke erfenis die ze Brabant had bezorgd. De Staten waren dan ook niet opgezet met de lauwe pogingen van de hertog om de bezittingen van de hertogin, de graafschappen van Holland en Zeeland, te verdedigen. Ook Everaard T’Serclaes Jr. liet zich niet onbetuigd in dit kluwen van persoonlijke vetes, waarbij hij – gesterkt door zijn band met de hertog – de hertogin Jacoba openlijk beledigd zou hebben. Wat men niet zou vergeten.
Huwelijkstrouw en andere beslommeringen daargelaten, bleek Jan IV niet in staat om een open conflict met de patriciërs en het volk in Brussel te vermijden. In september 1420 moest hij spoorslags vertrekken uit Brussel en werd zijn broer Filips van Sint-Pol aangesteld als ruwaard om te regeren in de plaats van de hertog. Jan IV keerde echter terug aan het hoofd van een groep gewapende medestanders en wist zich, zo stelt de overlevering, met list en woordbreuk via de Leuvensepoort (aan het huidige Madouplein in Sint-Joost-ten-Noode) de toegang tot Brussel te verschaffen. Deze intocht viel niet in goede aarde en het wantrouwen tegenover de hertog en zijn bondgenoten onder de Brusselse bevolking leek enkel toe te nemen.
Zo komen we aan de nacht van 27 januari 1421. Die nacht, zo beweerde men later, werden meerdere notabelen ingelicht van een sinister plot tegenover de aanhangers van de Staten van Brabant. De medestanders van de hertog, waaronder vele vreemde edelen die samen met de hertog Brussel waren binnengetrokken, zouden zich verzamelen voor de klokkentoren van Sint-Jacob-op-Koudenberg van waaruit ze naar de Spiegelbeek (de huidige Grasmarkt) zouden trekken om aldaar de banier van de hertog te planten. Hierna dienden ze zich meester te maken van het Stadhuis en de omliggende herenhuizen, waarbij ze de tegenstanders van de Hertog uit hun bedden wilden sleuren en onschadelijk maken. Gelijktijdig zouden medestanders het belfort van de Sint-Niklaaskerk bestormen en de klokken luiden om de bevolking tot opstand aan te zetten onder de kreet: “alle tol ende accysen af!” Hierna zou men al moordend de stad rondtrekken om de leiders van de tegenpartij ter dood te brengen, of zo hadden zij volgens hun tegenstanders toch gezworen.
Het plan werd echter doorzien. Een dienster zou de silhouetten van de gewapende mannen door de verlichte ruiten hebben gadegeslagen, en prompt haar meester hebben gewaarschuwd. Deze zou dan de Brusselse notabelen ingelicht hebben en die aarzelden niet om de poorten te laten bemannen om het complot in de kiem te smoren. De aanhangers van Jan IV ontkenden het hele verhaal in alle toonaarden en beweerden slechts naar de wapens te hebben gegrepen naar aanleiding van de onrust in de straten, veroorzaakt door de aanhangers van de Brusselse bourgeoisie. Waar de waarheid van de zaak ook lag, de volksoproer eindigde in een haast revolutionaire omwenteling waarbij de bondgenoten van de hertog het slachtoffer werden.
De Brusselse bevolking, opgehitst, marcheerde op het hertogelijk paleis en eiste de ‘verraders’ op. Op de Grote Markt rolden de hoofden van vele hertogelijke medestanders. Uiteindelijk moest Jan IV de gilden, die de macht gegrepen hadden, tegemoet komen. De ambachten gebruikten hun nieuw gevonden macht om een charter door te duwen dat de vrijheden van de gilden zou beschermen. De alleenheerschappij van de patriciërsgeslachten in Brussel werd hierbij gebroken, al is het be-denkelijk om over een democratische wende te spreken. De revolutie vrat echter haar eigen kinderen op, en in de maanden van tumult kwamen vele van de gematigde bourgeoisie van Brussel die zich niet aan de kant van de hertog hadden geschaard onder het zwaard van de beul terecht. Onder de geëxecuteerden vinden we in een van de golven van executies van zogenaamde verraders ook de naam van Everaard T’Serclaes de Jongere. De roem en het aanzien van zijn vader bij het Brusselse volk had zijn nek immers niet van het schavot weten te redden.
De rust keerde uiteindelijk weer terug in Brussel, al was Jan IV geen lang bewind beschoren en zou Brussel snel zijn statuut van hoofdstad verliezen en opgenomen worden in het Bourgondische Rijk. Een van de vele bijkomende uitkomsten van het conflict, en voor de universitaire student misschien interessant, is echter ook de ligging van de Leuvense universiteit. Na de opstand van 1421 had de Brabantse hertog immers de universiteit in eerste instantie aangeboden aan de Brusselse bevolking, maar deze was daarvoor niet te vinden. Volgens de kronieken zou de reden daarvoor de rellen van het jaar 1419 in Parijs zijn geweest, waarbij flink uit de hand gelopen festiviteiten uitliepen in geweld en doodslag. Zowel studenten als Parijzenaars waren hier het slachtoffer van. De verhalen waren ook in Brabant bekend en de Brusselse bevolking bekeek een influx van studenten dan ook erg argwanend. De Brusselaars bedankte voor de eer “seggende dat die studente in hindre violeren soude der Liede kindre.” De goede reputatie van de student ging hem in de 15de eeuw al vooraf, na de revolutie had de Brusselse bevolking nog weinig trek in een katholieke universiteit.
0 Comment