Nobele barbarij

De Europese Unie bracht ons niet enkel vrij verkeer van personen en goederen, goedkopere telefonieprijzen en een eengemaakte markt en munt, maar ook “verbroedering tussen naties” die elkaar sinds mensenheugenis bekampten in het door erfoorlogen verscheurde Europa. “De Unie draagt al langer dan zes decennia bij aan de bevordering van de vrede en verzoening, democratie en mensenrechten in Europa”, aldus het comité dat de Nobelprijs voor de Vrede uitreikte aan de Europese Unie. “Een late aprilgrap” volgens de Britse eurosceptische pers. Het is nochtans niet de eerste maal dat de vredesprijs wordt uitgereikt aan personen of instellingen met een ambigu verleden. De dieptepunten uit 111 jaar Nobelsatire.

Amper vijf jaar na de oprichting ging het Nobelcomité voor de Vrede voor het eerst de mist in met de uitreiking van de vredesprijs aan Theodore Roosevelt. De president van de Verenigde Staten werd gehuldigd omwille van zijn bemiddelingsrol in de Russisch-Japanse Oorlog, al was diens interventie er in eerste instantie op gericht om te voorkomen dat Rusland en Japan een bedreiging zou vormen voor de Anglo-Amerikaanse handelsbelangen in Azië. Finaal resultaat van Roosevelts bemoeienis was niets minder dan een aanzienlijke uitbreiding van de Amerikaanse invloedssfeer en een versteviging van de positie van de V.S. als wereldmacht, passend in diens imperiale strategie van interventionisme. Roosevelt was tevens de man die met zijn Great White Fleet, een vloot van zestien oorlogsschepen, de wereld rondvoer om Amerika’s militaire werelddominantie ten toon te spreiden aan de “ongeciviliseerde volkeren” van de wereld. Ook in eigen land werd Roosevelt maar weinig geassocieerd met verzoening en mensenrechten. Zo deed hij ooit de uitspraak: “I don’t go so far as to think that the only good Indians are dead Indians, but I believe nine out of ten are, and I shouldn’t like to inquire too closely into the case ofthe tenth.”

In 1909 ontving voormalig Belgisch premier Auguste Beernaert de vredesonderscheiding. Een staatsman die internationaal gerespecteerd werd omwille van zijn strijd voor internationale mensenrechten en tegen slavernij. Althans zo stelt de traditionele geschiedschrijving. Minder bekend is paradoxaal genoeg Beernaerts decisieve rol in de eigenlijke acquisitie en ontwikkeling van Kongo-Vrijstaat. Toen Leopold II geconfronteerd werd met de Belgische Grondwet die hem verhinderde soeverein te worden van zowel België als zijn privékolonie, riep hij de hulp in van zijn trouwe eerste minister. Op slinkse wijze wist deze de Kamers te bespelen en een parlementaire goedkeuring te verkrijgen voor het koningschap van Leopold II over Congo. Beernaert voorkwam ook het failliet van de Vrijstaat door het parlement te laten instemmen met een persoonlijke lening aan de vorst ter waarde van 150 miljoen Belgische Frank. Als kers op de taart gaf Beernaert in maart 1886 bevel aan luitenant-generaal Alfred Van der Smissen om met behulp van 22.000 reservisten een luddistische staking in de Borinage met genadeloze repressie neer te slaan. Resultaat: 24 doden en 18 gewonden

Ook Amerikaans president Woodrow Wilson kreeg in 1919 een Nobelprijs voor de Vrede voor zijn cruciale rol in de stichting van de Volkenbond. De wereldleider die pleitte voor bestuursvormen gedomineerd door mannen met “verhoogde idealen” om “stabiliteit en rechtvaardigheid” te bewaren en wiens naam vereeuwigd werd door een concept dat tot op de dag van vandaag elke interventie van de Verenigde Staten in de wereldpolitiek vergoelijkt: het Wilsoniaans idealisme, de facto een imperiale strategie ter verspreiding van de vrije markt en ter beveiliging van de wereldwijde toegang tot grondstoffen.

Een axioma gestoeld op het principe van zelfbeschikking, zolang “de voorrang gegeven wordt aan onze (Amerikaanse, nvdr.) belangen. Doch altruïstisch als we zijn, moeten andere naties erop toezien dat ze afstand houden en ons niet trachten te verhinderen”, dixit Wilson als rechtvaardiging voor zijn invallen in de Filippijnen, Haïti en de Dominicaanse Republiek die elk dezer landen opzadelden met reactionaire marionettendictaturen. Het Latijns-Amerikaanse verzet tegen deze politiek viel simpelweg te verklaren “because they are naughty children who are exercising all the privileges and rights of grown-ups and require a stiff hand, an authoritive hand.” De hedendaagse oorlogsretoriek van de V.S. verhuld in het brengen van “verhoogde idealen” als ‘democratie’ en ‘vrijheid’ vormt het rechtstreekse nalatenschap van de apostel van de zelfbeschikking Woodrow Wilson.

De Nobelprijs voor de Vrede aan Henry Kissinger in 1973 wordt vaak gezien als hét kantelpunt in de geloofwaardigheid van het Nobelcomité. Formeel werd de prijs hem toegekend voor zijn rol in de Vredesakkoorden van Parijs die een einde stelden aan de Amerikaanse oorlogsmisdaden in Vietnam. Ook destijds lokte de huldiging van Kissingers inspanningen al grote controverse uit. Kissinger domineerde tussen 1969 en 1977 het buitenlands beleid van de V.S., onder andere als National Security Advisor en Secretary of State onder president Richard Nixon. Onder Kissingers wandaden bevindt zich diens sleutelrol in het uittekenen van de bommencampagne in Cambodja amper drie jaar voor zijn Nobelprijs. Het offensief was gericht tegen de Viet Cong maar had naar schatting zo’n 40.000 burgerslachtoffers tot gevolg. Zonder enige gêne zette Kissinger na de inontvangstname van diens vredeslaureaat de ijskoude Realpolitik verder. Andere wapenfeiten zijn onder andere zijn onvoorwaardelijke steun aan de reactionaire militaire dictaturen van Pinochet in Chili en Videla in Argentinië. Zijn naam blijf opduiken in talrijke onderzoekscommissies aangaande de executies van Latijns-Amerikaanse dissidenten. Tot op de dag van vandaag blijft Kissinger een grote invloed uitoefenen op de buitenlandse politiek van de V.S. Zo trad hij onder meer op als adviseur van George W. Bush ten tijde van de invasie in Irak van 2003. Zijn enige bezwaar tegen de operatie was louter van strategische aard: ten opzichte van de publieke opinie werd te veel nadruk gelegd op de vermeende massavernietigingswapens van Saddam Hoessein.

De bekroning van Yasser Arafat, Yitzhak Rabin en Shimon Peres in 1994 voor hun aandeel in de Oslo-akkoorden, was nog zo’n omstreden moment in de geschiedenis van de Nobelprijs. De erfenis van Arafat vormt, in tegenstelling tot voorgaande figuren, allerminst een eenduidig vraagstuk. Vrijheidsstrijder of terrorist, in elk geval geen politicus die spontaan associaties oproept met concepten als verzoening of verbroedering tussen naties. Dezelfde bedenkingen kunnen gemaakt worden ten opzichte van beide Israëlische politici met wie Arafat de prijs deelde. Barack Obama is nog zo’n politicus wiens bijdragen tot de wereldvrede gecontesteerd zijn. Hij ontving de Nobelprijs in 2009 omwille van diens “uitzonderlijke inspanningen om de internationale diplomatie en samenwerking tussen volkeren te versterken.” Voor velen was Obama’s beslissing, slechts twee maanden na de uitreiking, om 30.000 bijkomende manschappen naar Afghanistan te zenden dan ook een bittere pil, alsook de Amerikaanse inmenging in Libië. De internationale pers zag hierin een Nobelprijs voor het scheppen van hoop, voor het potentieel van de toekomst, eerder dan een bekroning voor het geleverde werk. “In essence an award for not being George Bush”, zoals The Guardian het verwoordde.

Dit jaar werd de Nobelprijs voor de Vrede uitgereikt aan de Europese Unie voor haar meer dan zes decennia lange bijdrage “aan de bevordering van de vrede en verzoening, democratie en mensenrechten in Europa.” Het Europese project werd destijds wel degelijk op poten gezet vanuit een antioorlogsovertuiging: nie wieder Krieg, plus jamais la guerre; al prijkte die slogan reeds na Wereldoorlog I op talrijke monumenten en manifesten. Beweren dat deze vredesgedachte in Europa al meer dan zestig jaar in de praktijk wordt omgezet is echter simpelweg een ontkenning van de historische realiteit. De Kroatische en Bosnische Oorlogen eindigden pas in 1995 en in datzelfde jaar kreeg de Europese Unie in haar achtertuin nog af te rekenen met de genocide van Srebrenica. Amper dertien jaar geleden werden nog NAVO-bombardementen uitgevoerd op het Europese continent. De wonden in de Balkan zijn tot op de dag van vandaag nog verre van geheeld en Cyprus blijft een hopeloos verdeelde en onverzoenbare natie. En zelfs de Europese kern is sinds 1945 niet vrij van onderlinge oorlogsvoering. Pas in 2007 werd een formeel einde gesteld aan de 38 jaar lange Britse bezetting van Noord-Ierland.

Onder de Europese vlag van de Common Security and Defense Policy is Europa sinds 2002 een steeds actievere militaire rol beginnen spelen. Onder die noemer zijn we momenteel verwikkeld in vijftien internationale conflicten. Meer dan eens werd de Europese Unie met haar rug tegen de muur gezet in de door de V.S. gedomineerde VN- en NAVO-alliantie. In 2010 stonden nog steeds twee Europese lidstaten in de top vier van landen met de grootste militaire uitgaven ter wereld. Frankrijk en Groot-Brittannië spendeerden respectievelijk 44 en 39 miljard euro aan oorlogsvoering en spelen soms een verre van vreedzame rol in de wereld. De Europese Unie heeft in zijn geheel een militair budget van 194 miljard euro, na de V.S. de grootste oorlogseconomie ter wereld. Met een militaire mankracht van 5 miljoen bekleedt de Europese Unie de tweede plaats in de rangschikking van grootste troepenmachten ter wereld, met land- en luchtmachten van proportionele sterkte.

Naast de inhoud roept ook de timing van de eredecoratie vragen op. Waarom nu? Net nu de Europese Unie meer verdeeld is dan ooit tevoren en de hoofdsteden van onze Zuid-Europese landen met de regelmaat van de klok in vuur en vlam worden gezet door haar wanhopige en berooide burgers? Net nu een democratisch deficit heerst in Italië met de installatie van een technocratisch zakenkabinet, waarmee ook de Grieken tot voor kort geconfronteerd werden? Net nu de Europese instellingen in Athene en Madrid meer dan ooit tevoren gezien worden als instrumenten van onderdrukking en financiële oorlogsvoering tegen een weerloos volk? In de hoofden van vele Grieken en Spanjaarden is er ongetwijfeld weinig vreedzaams aan de dramatische Weimar-taferelen van haat en armoede rondom hen. Op verschillende ogenblikken kon de EU met wat meer recht en rede aanspraak maken op de Nobelprijs. Bij de vreedzame hereniging van Oost- en West- Europa, bijvoorbeeld.

De EU werd in feite beloond voor haar vreedzaam verleden op een moment dat de onvrede nog nooit zo groot was. Het lijkt er dan ook op dat, net zoals bij Obama in 2009, de Nobel werd toegekend uit hoop. De hoop dat “we in het achterhoofd moeten houden wat we hebben verwezenlijkt op dit continent en dat we niet terugvallen in desintegratie.” Het alternatief zijn “verschrikkelijke oorlogen” en een “terugkeer naar extremisme en nationalisme”, aldus het comité. Het continent beleeft vandaag een existentiële crisis. De interne solidariteit, nog zo’n hoeksteen van het Europese project, wordt steeds vaker in vraag gesteld terwijl men meer dan ooit tevoren terugplooit op de eigen nationale belangen. Van een gezamenlijk project lijkt steeds minder sprake. Het is niet het moment om onszelf blind op de borst te kloppen om een Nobelprijs die van meet af aan bezoedeld was. Wat ze bij voorkeur wel doet, is het zenden van een krachtig signaal aan Europese leiders. Een Nobelprijs die waarschuwt dat de problemen van armoede, sociale afbraak en polarisatie gelijkaardig zijn aan deze van de voorvaders van de Europese Unie.

0 Comment