In de inleiding van het onvolprezen stripalbum New York Mi Amor van Tardi, Legrand en Grange staat een nostalgische liefdesverklaring aan het New York van de jaren ’70 en ’80.New York Mi Amor is een collectie van de vroege kortverhalen van deze auteurs over het verpletterende New York waarin ze als jonge auteurs terechtkwamen. De armoede en de paranoia die de Amerikaanse samenleving typeerden, een grauw, dystopisch New York. Het New York waarin fascistoïde flikken hun weg door de Dirty Harry-saga knalden. Het New York van Travis Bickle. Het New York dat de blanke Amerikaanse middenklasse angst aanjoeg. Toch, zo schrijft Legrand in zijn inleidende bemerkingen, was New York ook een stad waar men verliefd op kon worden: “dit album roept het oude New York op, waarvan wij hielden toen anderen de Big Apple verfoeiden of vreesden, dat meer dan ooit fascineert. New York mi amor.” Dit sentiment zou niet misstaan om de relatie van de Belg met zijn hoofdstad, Brussel, te omschrijven. Miskend en onbemind, en toch een stad waarvoor men kan vallen als men zich erin verliest.
Brussel blijft vandaag vaak verfoeid, gevreesd en toch fascinerend. Een hoofdstad voor een land dat er liever niets van wil weten. De VRT maakte dit tijdens de gemeenteraadsverkiezingen pijnlijk duidelijk met een wit vlak op een kaart waar Ivan Devadder enkel met onbegrip naar kon staren. Brussel figureerde op zijn best als multiculturele achtergrond, waarbij de werkelijke politieke krachtverhoudingen amper interessant waren. Toch blijft Brussel de gordiaanse knoop van de Belgische politiek. De Wever mag dan wel Antwerpen veroverd hebben, over Brussel zwijgt zijn partij zedig.
Nu de mobiliteit ingeperkt wordt en het caféaanbod verschraalt, is het hoog tijd dat de student zelf actief kiest voor de stad.
In vele Vlaamse partijprogramma’s lijkt de hoofdstad dan ook eerder het Brussel van de pendelaar dan het Brussel van de Brusselaar. In 1981 schreef André Monteyne al over de pendelaars die elke dag Brussel doorkruisten: “…de pendelaars die (…) dagelijks per trein, auto of bus de kantoren van het centrum komen vullen en ze in de late namiddag weer in dicht drommen ontvluchten (…) Hun invloed op het stadsleven is uiterst gering en zij beperkt zich hooguit tot het gebruik van een vluchtige koffie in een vijandig stationsbuffet van een stad waarmede zij zich niet identificeren en waarvan zij slechts de gore stationsbuurten of de aluminium- en glasblokken langs de stedelijke uitvalswegen kennen.”
Zo’n dertig jaar later is aan die situatie nog weinig veranderd. Men leze er de opiniestukken over de hoofdstad maar eens over na. De populaire verbeelding wordt voornamelijk gevoed door een beeld van Brussel dat de laatste dertig jaar – in tegenstelling tot de stad – weinig verandering heeft gekend. Brussel als Nederlands-onvriendelijke, verkrotte stad. De stad is echter al lang niet meer wat ze dertig jaar geleden was, alleen moet de rest van het land daar misschien nog aan wennen. Op dat vlak hebben de VUB en haar studenten een verantwoordelijkheid. AlsVlaams eiland in de Brusselse zee, zijn het net zij die Brussel op een andere manier kunnen leren kennen, en dus ook vertegenwoordigen. Al moeten de studenten dan misschien wat vaker de voeten durven natmaken. De campus wordt vaak omschreven als een studentikoos eiland, een Vlaams gehucht in een multiculturele grootstad, en er zit een grond van waarheid in die omschrijving. Het valt vaak voor dat de vrijzinnige studenten van de Vrije Universiteit zich vestigen in een heilige driehoek die afgelijnd wordt tussen het kot, de universiteit en de strook cafés in de directe nabijheid van de campus. Nu de mobiliteit ingeperkt wordt en het caféaanbod verschraalt, is het hoog tijd dat de student zelf actief kiest voor de stad. Men verwijt graag de ander een gebrek aan integratie, maar gaat zelf wel eens voorbij aan de eigen gebrekkige integratie. De Nederlandstalige toerist regeert.
Brussel is en blijft een stad van contrasten en meervoudigheid. Net daarom blijkt ze zo moeilijk te vatten en voor velen ook moeilijk om van te houden. Het lelijke en de schoonheid worstelen om een beeld te vormen van de stad. Net op dit moment is het echter een stad om te verkennen. De Nederlandstalige gemeenschap van Brussel weet zich vaak in eigen getto’s op te sluiten, en een eigen sociaal netwerk op te bouwen waarbinnen men zich wentelt in de rol van buitenstaander. Dit beeld herhaalt zich voor vele van de Brusselse gemeenschappen, en de nood om verschillende gemeenschappen te binden blijft bestaan. Brussel is zo van niemand en van iedereen. Het is een stad van migranten, van vernieuwing, van vaak de meest archaïsche overblijfselen van een België dat niet meer bestaat en tegelijkertijd de plaats waar de toekomst het duidelijkste zichtbaar is. Het zou dan ook spijtig zijn, als degenen die het meest uit Brussel kunnen halen, blind blijven voor haar mogelijkheden.
0 Comment