Vermarkting van de VUB? Pro vs. contra

De academische opening van de Vrije Universiteit Brussel van 25 september is bij menigeen in het verkeerde keelgat geschoten. Kyle Michiels, VUB-student, is één van de criticasters en laakt de vermarkting van zijn alma mater, die van het thema innovatie en entrepreneurship dit jaar een speerpunt wil maken. Oud-VUB-studente Liesbet Van Gyseghem ziet het anders: volgens haar heeft het geen zin dat de VUB solo slim de marktlogica de rug zou toekeren.

Vermarkting?

Nee (Kyle Michiels)

Aan het begin van dit academiejaar heeft de VUB weer maar eens haar ziel (u weet wel, “Het denken mag zich niet onderwerpen…”) aan de duivel verkocht. De lugubere transactie werd dit maal zonder schroom als een ware show tijdens de academische opening opgevoerd. Het thema van het “gevarieerde en multiculturele” programma was innovatie en entrepreneurship, terwijl de massa’s zoet werden gehouden met Jasper Steverlinck en frieten. De ster van dienst was Karel Van Eetvelt, topman van de belangenorganisatie van de kleine en middelgrote ondernemingen Unizo.

Als een heuse superster werd hij als de verrassing van de avond op het podium geroepen. Na een beetje onschuldig geflirt met presentatrice Saartje Vandendriessche, werd het samenwerkingscontract tussen onze universiteit en de belangenorganisatie plechtig ondertekend.

Volgens Van Eetvelt zal de samenwerking “niet abstract, maar in tegendeel zeer concreet zijn.” Het doel van het afgesloten contract werd als snel duidelijk. Van Eetvelt plaatste de “ivoren toren” van het fundamenteel onderzoek en het kennisgerichte onderwijs recht tegenover het “moderne bouwwerk” van de aan de markt aangepaste opleiding en het innovatieve onderzoek. Er werd natuurlijk snel bij gezegd dat het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek zeker niet mag verdwijnen. Lege woorden, aangezien de vermarkting van de hogeronderwijsinstellingen in realiteit onderzoek dat niet onmiddellijk een praktische toepassing kent, wel degelijk in de weg staat.

De rol die de universiteit voor de markt kan spelen is dubbel. Enerzijds moet de onderwijsinstelling zorgen voor technologische innovaties, anderzijds moet ze haar studenten vertrouwd maken met de nieuwste technologie. Zo wil men de student als een prêt-à-porter-werknemer laten afstuderen. De vermarkting van het onderwijs kan dus samengevat worden als socialisering van de kosten en privatisering van de winsten. De kosten worden immers door de gemeenschap gedragen in de vorm van belastingen en bespaard door de bedrijven, doordat de lasten reeds door de samenleving gedragen worden: de liberale droom.

In de eerste plaats ondervinden studenten nadeel van deze vermarkting van het hoger onderwijs tijdens hun opleiding. Kennis die irrelevant is voor de arbeidsmarkt gaat verloren. Denk maar aan verschillende eeuwenoude talen die slechts door een handvol mensen nog gekend zijn. Ten tweede gaat dit discours ook samen met een nadruk op marktgerichte opleidingen, ten nadele van de onproductieve opleidingen. Zo duikt met de regelmaat van de klok het idee op om opleidingen zoals geschiedenis, filosofie of agogiek duurder te maken, om meer mensen naar de economisch verantwoorde richtingen te lokken. Voor zover dat nog niet het geval is, resulteert dit in een duidelijke beperking van de vrijheid van de student om zelf een studiekeuze te maken.

Niet enkel de student, maar ook professoren worden op directe manier hard getroffen. In januari van dit jaar nam Annick Stevens (professor aan de universiteit van Luik) ontslag omdat de universiteit haar niet de omgeving biedt om haar baan goed uit te oefenen. Haar fundamentele doelstellingen zijn namelijk drieledig: allereerst is er het bieden van onderwijs om de geaccumuleerde kennis over te dragen, ten tweede het uitvoeren van onderzoek om deze kennis te verdiepen en niet ten minste de maatschappelijke taak van de wetenschapper om via een kritische blik oplossingen voor heersende problemen te vinden. Stevens kreeg veel steun van verontwaardigde collega’s die met dezelfde problemen kampen.

Michiels: “De vermarkting van het onderwijs is in alle opzichten problematisch. Toch zet de VUB deze politiek voort.”

Het codewoord voor de problemen die wetenschappers ondervinden, is nauw verwant aan het marktdiscours, namelijk productiviteit. Onderzoekers worden voortdurend opgejaagd om deadlines te halen, om voldoende artikels te publiceren (de productiviteit van een wetenschapper wordt aan de hand van het aantal publicaties gemeten). Wetenschappelijk onderzoek dat geen onmiddellijke toepassing heeft, verkrijgt moeilijk fondsen enzovoort.

De vermarkting van het onderwijs is in alle opzichten problematisch. Toch zet de VUB deze politiek voort. Zo verklaarde rector De Knop daags na het afsluiten van het contract met Unizo in Brussel Deze Week dat de VUB nóg commerciëler moet (BDW, 25/9).

Ja (Liesbet Van Gyseghem)

De algemene vermarkting van het hoger onderwijs is inderdaad al sinds de jaren ’70 ingezet, en enige beterschap zit er niet aan te komen. Maar deze vermarkting ontkennen door koppig elke samenwerking met andere spelers op deze markt af te wijzen, zal de situatie ook niet verbeteren. Enkel een resolute ommekeer in de manier waarop we met ons hoger onderwijs omgaan, kan een echte verandering betekenen. Wat er in het onderwijs gebeurt is immers slechts één uiting van een breder maatschappelijk verhaal. De organisatie van ons onderwijs is onlosmakelijk verbonden met de organisatie van onze samenleving. Wat echt een verschil kan maken, is wanneer alle instellingen voor hoger onderwijs zich verenigen en ingaan tegen de heersende marktideologie. Wanneer één enkele onderwijsinstelling zou ingaan tegen een geliberaliseerde markt, dan zet deze onderwijsinstelling zichzelf buitenspel.

De samenwerking met Unizo of het Career Center past in dat plaatje. Een instelling als de VUB kan op deze manier creatief omspringen met de spelregels van de markt. Door het Career Center kan de universiteit haar (kritische!) alumni helpen om een rol te spelen op de arbeidsmarkt. Nu kan zij hetzelfde doen met haar kritische én ondernemingsgezinde studenten.

Van Gyseghem: “Het is contradictorisch, maar meer privé-initiatitief leidt in deze omstandigheden tot vrijer onderzoek!”

Bovendien is deze samenwerking ook niet per definitie een aanslag op het vrij onderzoek of vrij denken in het algemeen. Denken hoort inderdaad vrij te zijn, maar het is niet omdat de privé zich er niet in mengt, dat het vrij is. Neem bijvoorbeeld de organisatie van de financiering van onderzoek. Vandaag zijn onderzoekers vooral afhankelijk van financiering door derden en beurzen om voldoende financiële middelen te vergaren voor mogelijk onderzoek. Bijgevolg kan een universiteit enkel het onderzoek doen waar de commissies van de overheid en derden die de beurzen uitdelen in geïnteresseerd zijn. Door meer bronnen aan te spreken dan enkel de overheid, zoals privégeld, kan de scope van het onderzoek verbreed worden. Zo kan een onderzoeker met een goed idee misschien toch zijn onderzoek doen, want de overheid is er dan misschien niet in geïnteresseerd, maar een privébedrijf wel. Men wordt minder afhankelijk, het onderzoek wordt dus vrijer. Het is contradictorisch, maar meer privé-initiatitief leidt in deze omstandigheden, waar de markt ons domineert, tot vrijer onderzoek!

Als enige speler in de markt is het dus zinloos om in te gaan tegen de marktlogica. Wil een instelling echt een verschil betekenen, dan is er nood aan een geleidelijke hervorming van het systeem of een revolutie. Koppig niet meespelen, helpt niemand vooruit.

0 Comment