Luc Soete: “Het is duidelijk dat men in Vlaanderen veel te ver gaat met de open toelating”

Naast de pracht, praal en prestige die het rectorschap met zich meebrengen, zou een mens bijna de praktische beslommeringen uit het oog verliezen. Verhuizen naar het rectoraat, bijvoorbeeld. Luc Soete is er nog niet uit. “De vraag is wat ik allemaal ga bijhouden”, zegt hij terwijl zijn blik op de gezellige boekenwanorde laat rusten. Een leven vol kennis heeft zich opgehoopt, hier aan het Keizer Karelplein, vlakbij het Vrijthof, Maastrichts grote forum.

62 jaar is Soete intussen, en vanaf september mag de Molenbekenaar zich vier jaar rector van de Universiteit Maastricht noemen, meteen de laatste halte in ’s mans rijke carrière. “Ik zit wel nog steeds in een aantal adviesorganen, zoals de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (het equivalent van de Vlaamse VRWI, nvdr.) en de European Research and Innovation Advisory Board, die beiden dicht bij het hoger onderwijs aansluiten. Je kan dus stellen dat ik nu echt in de effectieve uitvoering van mijn vakgebied zit. Op die manier kan ik ook contact blijven houden met de grote beleidsuitdagingen en hoop ik mijn vakgebied – innovatie en technologie – een beetje te kunnen bijhouden.”

Onderwijsvernieuwing, het kan

Probleemgestuurd onderwijs (PGO), de mond van Luc Soete loopt ervan over. Het spreekwoord indachtig hoeft het niet te verbazen dat hij die oorspronkelijk Canadese onderwijsvorm als een belangrijke factor voor het succes van de UM aanmerkt: werken in kleine zelfstudeergroepjes en frequent optredende tentamens. In Maastricht waren ze bij de eersten om het model naar de Lage Landen te halen. “Op deze manier zie je veel meer van je studenten. In Vlaanderen klinkt dat ondenkbaar, maar hier kan je al een negatief studieadvies krijgen als je er na drie maanden niets van bakt. Hier is het onmogelijk om totaal onvoorbereid je blokperiode in te gaan.”

De cijfers stellen Soete en de UM alvast in het gelijk. In 2010 had slechts tien procent van de studenten meer dan één jaar studieduurvertraging opgelopen. Geen enkele instelling in Nederland deed beter. “Het geheim van die groepjes, die doorgaans uit twaalf studenten bestaan en acht weken samenwerken, is de sociale controle van studenten onder elkaar. Dat werkt heel motiverend: vanaf dag één komen ze samen, analyseren ze een bepaald probleem, werken ze aan een oplossing en ondertussen verrijken ze elkaar door onderling kennis uit te wisselen. Het motiveert hen zelfs om méér te studeren dan hun eigenlijke leerstof. Andersom werkt het ook: als er in zo’n groepje studenten bij zijn die het niet al te serieus nemen of er niets van bakken, dan worden ze door de andere studenten aangesproken. Zo’n afgang wil iedereen zich natuurlijk besparen.”

De beruchte langstudeerboete hanteert trouwens dezelfde criteria: wie meer dan een jaar studieduurvertraging oploopt, kan sinds huidig academiejaar een boete van 3000 euro in de bus verwachten. Ten tijde van het interview, eind augustus, stond die maatregel echter nog ter discussie. “Ik ben het er volledig mee eens dat men overweegt om die boete af te schaffen”, was Soete formeel, “ook al stel ik vast dat onze studenten er het minste door getroffen worden.”

Moeten we het ex cathedra-model dan definitief zijn plaats in de geschiedenis geven? “Niet volledig, er moeten nog steeds hoorcolleges zijn die parallel lopen met hetgeen waar de groepjes mee bezig zijn. Let wel, je kunt fantastische lessen krijgen in het ex cathedra-model, maar je riskeert steeds dat een aanzienlijke groep er niets van opsteekt. De controle is minimaal, met als gevolg dat het je eigen verantwoordelijkheid is om de stof te gaan studeren. In de probleemgestuurde groepen zijn je collega-studenten die controle, en dat is iets heel anders.”

Luc Soete is nu niet meer te stuiten. “Eerstejaars zijn vaak voor het eerst in hun leven volledig vrij. Het merendeel van hen weet hoe ermee om te gaan, maar voor een minderheid zal dat niet zo zijn. Zij zijn op zoek naar discipline en structuur. Projecteer je die discipline en structuur naar hoorcolleges en leg je de verantwoordelijkheid bij de student, prima, maar het voordeel van PGO is dat je die minderheid, die misschien niet voldoende heeft aan enkel hoorcolleges, dan ook meetrekt. In een massacollege gebeurt dat niet zo snel.”

Kiezen of delen

Het meest fundamenteel verschilt het Nederlandse hoger onderwijs van haar Vlaamse tegenhanger door de selectie aan de poort, de numerus fixus, die ook in Den Haag sterk verankerd is: in februari van dit jaar nog besloot de regering om die vroege schifting voor geneeskunde af te schaffen. Men kan er echter niet om heen: de numerus fixus door loting is nog steeds meer regel dan uitzondering. Soete plaatst er enkele kanttekeningen bij. “Als je ziet dat er zich 4 à 5000 eerstejaars aanmelden voor 900 plaatsen, dan is het maar de vraag of je wel je functie als hogeronderwijsinstelling vervult, zeker met de leermogelijkheden die in ons stelsel vervat zitten. Ik zit nog wel met vragen over hoever we dat moeten of kunnen doordrijven.”

“Het is een schande dat wij, in een tijd van vergrijzing, met jeugdwerkloosheid kampen.”

Overtuigd van een voorafgaande selectie is Soete wel. Hij zoekt woordelijk naar manieren om dat te verbeteren, fijn te stellen. De numerus fixus van nu is niet goed, noemt hij zelfs catastrofaal, maar een systeem dat niet goed is, is nog steeds beter dan helemaal geen systeem. “We moeten opletten dat we een hele groep talentvolle studenten niet verhinderen in te stromen terwijl er toch duidelijke behoeftes zijn op de arbeidsmarkt. Instellingen zouden rechtstreeks, in interactie met het ministerie, hun faculteiten moeten kunnen aanspreken wanneer blijkt dat er een duidelijk en bepaald beroepstekort is. De kosten voor bijvoorbeeld een opleiding als geneeskunde zijn aanzienlijk, dus het is logisch dat je daar voorziet in een of ander controlesysteem. Ik doel eerder op studies als bedrijfskunde of handelsingenieur: die kosten zijn niet zo hoog en ik denk dat er zich geen groot probleem stelt als een afgestudeerde een job zoekt met zo’n opleiding op zak. Als universiteit zou je de verantwoordelijkheid moeten hebben om daar openingen te creëren.”

De kruissnelheid is opnieuw niet meer ver weg. Hij wordt bereikt wanneer het over de Vlaamse situatie gaat. “Het is duidelijk dat men in Vlaanderen veel te ver gaat met de open toelating. Nu goed, het massa-onderwijs maakt dat mogelijk en dat model heeft zeker zijn schaalvoordelen, maar als de helft van de eerstejaarsstudenten niet slaagt, is dat wel een gigantisch verlies van middelen. Dat moet de uitdaging worden voor de Vlaamse instellingen: hoe krikken we dit op? Als universiteiten en hogescholen meer inzetten op remediëringscursussen in het begin van het academiejaar, zie ik geen reden dat je dat faalcijfer van 50% haalt. Dan klopt er iets niet met de manier waarop het onderwijs gegeven wordt.”

Talentvol ondanks eurocrisis

Soete bedeelt op nog wel meer vlakken de universiteit een grotere verantwoordelijk toe: niet enkel in het begin van de opleiding, maar ook aan het einde ervan, wanneer de pas afgestuurde zijn opleiding probeert te verzilveren op de arbeidsmarkt. “Ik wil er echt veel meer op toezien dat de universiteit daar zijn verantwoordelijkheid centraal stelt, bijna overneemt van de afgestudeerde. Dat gebeurt nu veel te weinig. Het draait allemaal om de employability. Vandaag heeft de universiteit zijn onderwijstaak, maar na de opleiding is het volledig aan de student. Aan de UM hebben we bijvoorbeeld het ROA, het Researchinstituut voor Onderwijs- en Arbeidsmarkt, dat voortdurend de prognoses op de arbeidsmarkt opvolgt en die vervolgens terugkoppelt naar onze faculteiten en opleidingen. Is er een afname van arbeidskansen, dan worden de decanen verwittigd. Dat moet nog centraler komen te staan.”

“Het is een schande dat wij, in een tijd van vergrijzing, met jeugdwerkloosheid kampen, zeker voor universitair geschoolden. Dat duidt erop dat de hogeronderwijsinstellingen en andere organen die de schakel vormen, gefaald hebben om te signaleren waar hun best mogelijke employability ligt, met behoud van de keuzes voor de student, uiteraard. In Vlaanderen was er het uitstel van de tweejarige master voor humane wetenschappen: ook in die discussie moet de employability centraal staan. We kunnen ons niet permitteren om opleidingen een jaar te verlengen terwijl de arbeidskansen niet opgevolgd worden. Afgestudeerden die tot de slotsom komen dat ze hun laatste studiejaren verknoeid hebben omdat ze geen vakgebied hebben gekozen met duidelijke kansen op employability, daar moet je vanaf.”

Nog zo’n kenmerk van de UM is zijn internationale studentenpopulatie. In een opiniestuk in Trends legde Soete onlangs nog uit hoe zijn universiteit, en andere onderwijsinstellingen in het noordelijke deel van Europa, de eurocrisis als een opportuniteit kunnen zien. “De mobiliteit van studenten die elders een studie gaan aanvatten, zal zich veel sterker doorzetten. Jongeren uit de getroffen landen zullen meer de neiging krijgen om in het buitenland te gaan studeren. Neem nu Spanje: als je kans op werk na je opleiding één op twee is, ligt het voor de hand dat je andere oorden opzoekt. Hun voordeel is tweeërlei: ze zullen vaak een extra taal beheersen en bovendien zijn ze geïntegreerd in een land waar de arbeidskansen veel groter zijn. Die soort migratie is de logische aanpassing die de eurocrisis met zich meebrengt.”

Hoe ziet de toekomst voor landen als Spanje, Italië, Portugal en Griekenland er dan uit? “Misschien zal er, zoals in de Verenigde Staten, mobiliteit in twee richtingen plaatsvinden. Ouderen zouden bijvoorbeeld in Zuid-Europa hun pensioen kunnen doorbrengen en daar beroep kunnen doen op ondersteunende, laaggeschoolde diensten in de zorgsector en horeca. Kijk naar een zonnige staat als Florida. Het jonge talent komt dan weer naar hier voor de kennistechnologie en innovatie. Die jongerenmobiliteit is typisch voor wat ik de Maastricht-generatie noem: jongeren die geboren zijn omstreeks 1992, het jaar van het Verdrag van Maastricht, die Europa steeds zonder grenzen gekend hebben, zonder Berlijnse Muur, zonder IJzeren Gordijn. Hun visie is totaal anders dan die van de babyboomgeneratie. Je ziet het nu al in Delft, waar het aantal Griekse studenten enorm aan het stijgen is.”

Taalarm Vlaanderen

Als bevoorrecht toeschouwer wil Luc Soete natuurlijk ook een en ander kwijt over het Vlaamse hogeronderwijslandschap. In De Morgen pleitte hij in oktober vorig jaar voor een uitzonderingspositie voor de VUB als het over anderstalige opleidingen gaat. Ongeveer een jaar later denkt hij daar nog steeds hetzelfde over. “Ik weet ook dat het politiek gezien erg moeilijk ligt. Het blijft echter van het grootste belang dat instellingen meertalige opleidingen kunnen aanbieden, niet in het minst in het teken van die migratie die op gang zal komen.”

“De situatie nu, een Brussels tweetalig gewest dat op het gebied van onderwijs bediend wordt door een eentalige gemeenschap, is een probleem voor instellingen als de VUB. Het kan zo zijn dat men de aandacht vestigt op het behoud van het Nederlands, ook in die specifieke situatie van Brussel, maar de Brusselse onderwijsinstellingen moeten natuurlijk hun ontplooiing kennen in de toenemende internationale stad die onze hoofdstad is. Het is geen duurzame oplossing als hun studenten voornamelijk uit het Vlaamse hinterland komen om de universiteit in stand de houden, bijna zoals de ambtenaren in Brussel gaan werken. Die situatie moet opengebroken worden. Het is zo jammer dat de eentaligheid van de Vlaamse Gemeenschap bepaalt wat de Brusselse instellingen aan anderstalige opleidingen mogen aanbieden.”

“Men moet ervan overtuigd raken dat anderstalig onderwijs geen bedreiging is voor het Nederlands.”

“Nu, er beweegt wel wat op Vlaams niveau. De wil om het Taaldecreet aan te passen is aanwezig, er wordt zelfs aan gewerkt. Enkel die versoepeling toestaan op masterniveau, zoals in de huidige regeling, is op dit moment immers de barrière van Brussel. Dat belet nog steeds de instroom van bijvoorbeeld de kinderen van Europese ambtenaren, maar ook anderstalige studenten in het algemeen. Om op mijn uitspraak in De Morgen terug te komen: dan is het inderdaad de vraag of je voor Brussel niet in een speciaal statuut kunt voorzien. De huidige regeling – voor iedere anderstalige master moet er een Nederlandstalig alternatief zijn – zou bijvoorbeeld verbreed kunnen worden naar de bachelors.”

Daar is de kruissnelheid weer. “Men moet ervan overtuigd raken dat anderstalig onderwijs geen bedreiging is voor het Nederlands. Ik sta er altijd paf van als ik politici dat hoor verkondigen. Het is een calimero-effect, ze realiseren zich niet dat er nog steeds een gebrek aan zelfvertrouwen heerst in Vlaanderen. In deze discussie moet je het argument van de uitdijnende Franstalige of anderstalige olievlek helemaal niet betrekken. Waar het om gaat is dat Engels de voertaal is in de internationale kennisontwikkeling. De VUB scoort top op een aantal onderzoeksgebieden en dat moet men zien in stand te houden. Je kan eenvoudigweg geen internationale talenten aantrekken als er vastgehouden wordt aan de Nederlandse onderwijstaal. Zo kunnen ze ook niet geïntegreerd worden in de universiteit en blijven ze op hun onderzoekseilandjes, omdat de vitale koppeling naar het onderwijs niet gelegd kan worden. Ik wens jullie rector daar trouwens ook alle steun toe.”

Commissie Soete Revisited

De naam van Luc Soete wordt sinds 2008 ook onvermijdelijk gelinkt aan het werk van de gelijknamige commissie, voluit de Ministeriële Commissie ter optimalisatie en rationalisatie van het hoger onderwijslandschap en -aanbod. Op vraag van toenmalig minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (sp.a) tekende een aantal experts, onder voorzitterschap van Soete, hun visie op de toekomst van het Vlaamse hoger onderwijs uit. Het resultaat deed heel wat stof opwaaien, niet in het minst aan de VUB. Bij heel wat opleidingen brandden de berucht geworden knipperlichten; rationalisatie was het devies. Sommigen zagen de VUB al evolueren naar een campus van alliantiepartner UGent, maar zover is het dus niet gekomen. “In die periode waren er echt een groot aantal problemen: de pas ingevoerde bachelors en masters, de academiserende opleidingen, de professionele bachelor … Er was heel veel onduidelijkheid in het landschap. Vandaag stel ik vast dat niet alles is gerealiseerd en dat het kostenplaatje duurder uitviel dan verwacht, maar dat het er wel een pak helderder op geworden is.”

Het meest trots is Soete op de inkanteling van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten. “Met name is het een hele goeie slag geweest dat de universiteiten verantwoordelijk zijn geworden voor de kwaliteit van die hogescholen. Waar ik dan weer mijn twijfels over heb, is de dominantie van grote reus Leuven. In tegenstelling tot wat de Commissie voorstond, zijn de associaties niet geografisch gevormd, maar geschoeid op de leest van de zuil, op enkele associaties na dan. Die zuilstructuur genereert nog steeds grote problemen, maar ik zou die eerder van politieke aard noemen.”

Stel, Luc Soete mocht op dit eigenste moment opnieuw zo’n commissie aangaande hoger onderwijs leiden; wat zou die dan als thema hebben? “De Europese uitdagingen, hoe Vlaanderen zich positioneert in dat Europese landschap, ook qua taalbeleid. Ik herinner me hoe een Vlaams rector me zei: “Luc, je zal nog zien dat de UM kritiek gaat krijgen omdat het zoveel buitenlanders opleidt met Nederlands belastingsgeld.” Hij voegde daar overigens nog aan toe dat zij dat probleem in Vlaanderen alvast niet voor de voeten zullen geworpen krijgen. Tja, zo kun je het ook zien, natuurlijk. Overigens is die kritiek ook echt gekomen, maar die is ongefundeerd: het Centraal Planbureau heeft de berekening gemaakt en is tot de conclusie gekomen dat de positieve impulsen aan de Nederlandse economie vele malen de kosten voor de belastingbetaler overschrijden. Dat wordt pas een probleem als pakweg 90% van de studenten van een bepaalde opleiding uit een ander land komen, bijvoorbeeld omdat er in het land van herkomst net een numerus fixus is ingevoerd.”

0 Comment