In een uitspraak van 14 augustus 2012* heeft de Raad voor Beslissingen inzake Studievoortgangsbetwistingen geoordeeld dat deliberatieregels niet zomaar tijdens het academiejaar gewijzigd kunnen worden. De twee studenten uit de lerarenopleiding van een hogeschool werden in het gelijk gesteld.
De twee laatstejaars behaalden in de winterzittijd van 2012 allebei een 9/20 voor het keuzevak Inleiding tot de wijsbegeerte ter waarde van drie studiepunten. Dat tekort was delibereerbaar, zo stond op het rapport, maar in een bestuurscollege op 16 december 2011 had de hogeschool al beslist om deliberaties slechts te overwegen in tweede zittijd. Oorspronkelijk tolereerbare resultaten in eerste zit behaald, zouden dus niet meer voor deliberatie in aanmerking komen.
De deliberaties door de examencommissie vonden plaats van 29 mei tot 6 juni. Beide studenten kregen te horen dat ze niet gedelibereerd werden. Ze gingen in beroep, maar de interne beroepscommissie van de hogeschool oordeelde dat het Onderwijs- en Examenreglement door de beslissing van het Bestuurscollege niet gewijzigd is. Volgens het college maakte die beslissing geen wijziging van de regels uit, maar slechts een stroomlijning, gezien aan de daadwerkelijke deliberatiecriteria niet geraakt werd. Daarenboven zou die stroomlijning ook niet de student binden, maar enkel de examencommissie.
De studenten zouden hun examen dus sowieso nog een keer moeten afleggen. Gezien het schooljaar op 1 september begint, zouden zij op die datum nog niet afgestudeerd zijn en dus ook niet aan de slag kunnen gaan. Bovendien kreeg een van hen in juli, na het indienen van zijn intern beroep, te horen dat er een materiële vergissing gebeurd was: hij had geen 9/20, maar 7/20, zo oordeelde de interne beroepscommissie van de hogeschool.
De Raad veegde de argumenten van de hogeschool van tafel. Volgens het besluit van de Raad werden de deliberatieregels wel degelijk gewijzigd. Er werd weliswaar niet geraakt aan de tolerantieregels, maar wel aan het tijdstip waarop daarmee rekening mocht worden gehouden. “Als gevolg van die zogenaamde richtlijnen werd de rechtspositie van de studenten in dubbel opzicht in ongunstige zin gewijzigd: ze konden niet geslaagd verklaard worden na de zomerzittijd én ze moeten het examen opnieuw afleggen, met het risico dat ze een slechter, niet-delibereerbaar resultaat behalen. Ook al binden de richtlijnen enkel de examencommissie, zij hebben wel degelijk rechtsgevolgen voor de studenten. Een dergelijke ingrijpende wijziging in de rechtspositie van een student kan niet doorgevoerd worden nadat het academiejaar van start is gegaan.”
De examencommissie mag dan wel beslissen over het al dan niet delibereren van een tekort, het gaat niet op om op basis van nieuwe, tijdens het academiejaar opgestelde regels zelfs helemaal niet tot deliberatie over te gaan. De Raad voegt daar nog aan toe: “Overigens is het niet omdat een examencommissie een student kan maar niet moet delibereren, dat zij daarom willekeurig kan beslissen. Als een student voldoet aan de voorwaarden om gedelibereerd te worden, dan behoort de examencommissie een student geslaagd te verklaren, tenzij de examenregeling haar de mogelijkheid geeft om daarvan, gemotiveerd, af te wijken.”
Ook de wijziging van het resultaat van 9/20 naar 7/20 maakte de Raad met de grond gelijk. Allereerst kon de hogeschool de materiële vergissing niet bewijzen. Bovendien gebeurde de aanvankelijke beoordeling in januari of februari, terwijl de rechtzetting pas in juli aan de student is meegedeeld. “De rechtszekerheid verzet zich ertegen dat een rechtzetting zonder beperking van tijd mogelijk is”, aldus de Raad. “Als het reglement zelf geen termijn bepaalt, moet de decretale termijn van tien kalenderdagen, zoals vermeld in het Aanvullingsdecreet, in aanmerking worden genomen.”
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de Raad de beslissingen van de examencommissie en de interne beroepscommissie, net als de wijziging van het resultaat van een van de twee laatstejaars heeft vernietigd. De examencommissie moet zich dus opnieuw buigen over de 9/20 van het duo en mag zijn beslissing over het al dan niet delibereren niet meer baseren op de ‘richtlijnen’ die het Bestuurscollege in december had goedgekeurd.
*Iedere editie belicht De Moeial een uitspraak van de Raad voor Beslissingen inzake Studievoortgangsbetwistingen. De Raad is een rechtscollege waar studenten een beroep kunnen instellen tegen een studievoortgangsbeslissing van hun hogeronderwijsinstelling, zoals bijvoorbeeld de evaluatie van een stage of een examen. De student moet eerst wel alle interne beroepsmogelijkheden uitgeput hebben; meteen naar de Raad stappen zonder eerst de studievoortgangsbeslissing aan de instelling zelf aan te vechten, is niet mogelijk. Is een student het niet eens met het intern beroep, dan pas kan hij naar de Raad stappen. Tegen een beslissing van de Raad is enkel beroep mogelijk bij de Raad van State.
0 Comment