Triomflaan 36

Lamlendigheid, schuifelende slippers, een gewrongen stilte. Een uitgemergelde man hijst zich de trap op. Tweede verdieping. Voet voor voet, steunend, kopje naar beneden. Nog vier treden. Drie, twee. Romp draaien, kniegewrichten buigen, zitten gaan. Handen grijpen naar de futloze kruin, het hart bonst. Het verkwikkende effect van de douche? Weg. Elke actie is een strijd, elke reactie is herstel. Uitrusten op de laatste trede van de trap. Dit is Triomflaan 36.

Men heeft het over mensen die mensen zijn. Men spreekt over fundamentele rechten en men brengt de humaniteit in herinnering. Men heeft het over regels die regels zijn. Men spreekt over het wettelijke kader en men brengt de rechtstaat in herinnering. Tweestrijd? Dies ist, glaube ich, die Fundamentalregel alles Seins: `Das Leben is gar nicht so. Es ist ganz anders.’

Triomflaan 36, tweede verdieping. Een raam dat uitkijkt op de VUB-campus van Etterbeek wordt verwarmd door de lentezon. De jongeman die daar aan het tafeltje zit, een sigaret rookt en thee drinkt, wat stemt het hem? Kwalijke stank welt op bij het openen van de deuren die de slaapplaatsen van de gang scheiden. Zweet, menselijke ontbering, lichamen die de grenzen van hun botten bereikt hebben. Bloed stroomt als een rouwstoet van bestorven slijk. Spiermassa’s verschrompelen, organenstelsels worden geanalyseerd: alleen het hoogstnodige hoeft te werken. Het leven on hold.

Tweestrijd? Overal. Politiek, universiteit, studenten, dokters, sympathisanten. Drieëntwintig lichamen voeren strijd tegen evenveel ratio’s, drieëntwintig ratio’s vechten tegen diezelfde lichamen. Het heeft geen zin, maar toch heeft het zin. Het verschil tussen apathie en empathie is één lettergreep die een uitgestrekte zone van grijstinten moet herbergen.

Triomflaan 36, tweede verdieping. Een deur die openstaat plaveit de weg naar een keukentje. Twee glazen, drie lege flesjes waarin water heeft gezeten. Op de hoek van het aanrecht staat een glazen vaas met rozen, verborgen, weggestoken. De rozen zijn verwelkt, het daglicht reikt zo ver niet. Als de rozen een cadeau waren, zijn ze een symbool van de onnuttigheid van medelijden. Als ze een teken van hoop waren, lijkt die vervlogen. Het heeft zin, maar toch heeft het geen zin. Daarnaast een donkere kamer, elk streepje zonlicht vakkundig weggefilterd. Een grijsgrauw gezicht wordt niet bedekt door de lakens, is naar de muur gericht en slaapt. J’ai 20 ans, je cherche un avenir meilleur travaillé. Als een mens zijn gezicht wegdraait, ziet men zijn littekens niet.

9 maart, Triomflaan 35, eerste verdieping. Redacteurs strompelen het redactielokaal binnen, de persconferentie is net gedaan. Jamal Jaoudi, één van de hongerstakers zonder papieren, heeft zijn mond dichtgenaaid. Sfeer? Bedremmeld, teneergeslagen. Zijn er foto’s? Er zijn foto’s. Hoe heeft hij het gedaan? Eigenhandig, met een hete naald – zo – door zijn eigen lippen.

Triomflaan 36, weken later. Na 1 02 dagen is de hongerstaking afgelopen. Op de stoep krioelt het al de hele dag van de journalisten en fotografen. Tot plots. Het raam van de eerste verdieping gaat open, een man maakt aanstalten om te springen. Zinsverbijstering, blik op oneindig. Op de stoep grijpt men naar de camera. De juiste hoek zoeken, kaderen, vinger op de knop. Hij wordt naar binnen getrokken. Jammer van de gemiste foto.

0 Comment