Tentoonstelling: 100 jaar stedenbouw in Brussel

Tot en met 17 mei kan je in het CIVA (Centre International pour la Ville, L’architecture et le Paysage) terecht voor een overzichtstentoonstelling van de stedenbouw in Brussel. Met een chronologische opzet pogen ze de bezoekers wegwijs te maken in het turbulente bouwkundig verleden van onze hoofdstad. Talloze grootse ontwerpen, vaak niet meer dan architecturale hersenspinsels, en gerealiseerde projecten als het Rijksadministratief Centrum tot de Noordwijk en het Zuidstation komen aan bod. Tekeningen, maquettes en foto’s werden van onder het stof van de Archives d’Architecture Moderne gehaald.

De expositie wekt in eerste instantie dankbaarheid op voor het hedendaagse beleid inzake monumentenzorg en erfgoedbeheer. De tentoonstelling slaat de nagel op de kop en moet in zijn geheel dienen als verklaring voor de term Brusselering, de systematische vernieling van een stad in vredestijd. In de honderdjarige tijdspanne was de toepassing van deze term eerder regel dan uitzondering. Kijk maar naar de tabula rasa die men maakte van de eens zo volkse Noordwijk: 12.000 mensen werden ervoor onteigend. Een gebied ter grote van de hedendaagse Marollen ging er tegen de vlakte in naam van de vooruitgang, maar bovenal, in naam van Paul Vanden Boeynants, in het Brusselse beter bekend als Polle Panch. Een ander treffend voorbeeld is de kaalslag die werd aangericht voor de aanleg van de noord-zuidverbinding, die Brussel ettelijke jaren na de bouw zou achterlaten als één gigantische bouwput. Vergeten Straat van Louis Paul Boon handelt over deze ravage waarvoor men vooral armoedige volkswijken met de grond gelijk maakte.

Naast verwoesting, vormen bedrijvigheid en creativiteit andere codewoorden voor de bouwwoede in Brussel. De vijf wereldtentoonstellingen die er werden georganiseerd brachten behalve vernieling ook innovatie en vaak gedurfde en befaamde ontwerpen met zich mee. Denk maar aan het Atomium, heden ten dage verheven tot een ware landmark. Brussel werd ook uitgebreid met het concept van tuinwijken, aanvankelijk een Britse uitvinding waarbij sociale woningen rondom parken werden gebouwd en waar veel aandacht werd besteed aan de sociale aspecten van wonen in de stad. Bekende voorbeelden hiervan zijn onder andere de Cité Moderne van Victor Bourgeois en Kapelleveld van Louis Van der Swaelmen. Vandaag de dag hebben deze buurten eerder een negatieve connotatie, maar ooit waren het prestigieuze sociale laboratoria voor de toekomst.

Naast mistroostige en betreurenswaardige architectuur kan men ook verschillende projecten (her)ontdekken die de Brusselaar en de dagelijkse bezoekers als vanzelfsprekend nemen. Blikvangers van de expositie zijn maquettes en tekeningen van Renaat Braem voor de bouw van het rectoraatsgebouw van de VUB, het Flageygebouw van Joseph Diongre en het Centraal Station van Victor Horta. Het in de vergetelheid geraakte vernieuwingsplan van Renaat Braem voor dit station kan men eveneens bewonderen in het CIVA.

Honderd jaar stedenbouw in Brussel werpt eveneens een korte blik op de toekomst. De ontwerpen voor toekomstige projecten voor het Zuidstation en de Wetstraat worden er voorgesteld. De toekomst van Brussel ziet er echter allerminst rooskleurig uit. Het wettelijke en geografische keurslijf waarin de hoofdstad gevangen zit, heeft beleidsmakers er toe aangezet om steeds meer te bouwen in de hoogte, niet zelden met een onverschillige houding ten opzichte van de oorspronkelijke bebouwing. De bevolkingsdruk en de te verwachten exponentiële bevolkingstoename leidde reeds tot gewaagde ontwerpen, zoals de geplande verbreding van de Noord-Zuidas, die ongetwijfeld herinneringen zal doen oproepen aan andere dergelijke onderneming.

0 Comment