Open brieven zijn erg populair. Geen krant kun je de laatste tijd openslaan zonder met je neus op een open brief gedrukt te worden. Meestal is dat ergens in de buurt van de opinierubriek, wat meteen zijn inwisselbaarheid met een opiniestuk staaft. Dat is het zeker als het gehanteerde vocabularium en de stilistische kenmerken rechtstreeks uit een bui van verontwaardiging ontsproten zijn, met als gevolg dat het persoonlijke karakter plaats moet ruimen voor geroep aan de zijlijn en, niet zelden, in de marge. Dat is alvast niet mijn bedoeling. Ik richt mijn letters in de eerste plaats naar u. Dat onze lezers die letters ook onder ogen komen, is een nuttige nevenwerking.
Geachte rector,
Beste Paul,
Laat ik er geen doekjes om winden: als u een tegenkandidaat voor de rectorverkiezingen had, dan zou ik op zoek moeten naar een andere kapstok voor mijn editoriaal. U mag best weten dat u onze redactie heel wat plezier ontnomen hebt door eventuele tegenkandidaten zo af te schrikken, waarde rector. Ik kan me immers niet voorstellen dat onze universiteit geen andere geschikte opvolgers herbergt. Ik hoop dat u dat ook niet doet, dat zou niet netjes zijn en bovendien erg onverstandig. De grootinquisiteur van Sevilla wist wel wat aan te vangen met de hoogmoed van de herrezen Christus in Dostojevski’s De gebroeders Karamazov. Onderschat nooit degenen die u een kopje kleiner willen maken, rector. We moeten er op toezien dat er aan deze universiteit geen bloed vloeit.
U moet dus wel angst en onzekerheid ingeboezemd hebben onder uw professorenkorps. Het is jammer dat we dat moeilijk kunnen peilen. Hoeveel hoogleraren zouden er met het idee gespeeld hebben om u van de troon stoten? We weten één ding: evenveel als het aantal dat het idee ook heeft laten varen. Of dat net te laat was met zijn kandidatuur. Stelt u zich even de stille aftocht voor van de hijgende rector in spe die de kamer met de kandidaturendoos om klokslag twaalf uur gesloten ziet worden door een administratieve medewerker, die achter de aftandse houten deur met net genoeg glas meteen de doos opent. “Geen verkiezingsbeloften dit jaar, Paul De Knop is de enige kandidaat”, hoort de rector in spe de medewerker met het eerstehandsnieuws triomferen. Sip en met hangende armen is die rector in spe naar huis gegaan. “Ik was weer te laat dit jaar”, zegt hij tegen zijn vrouw. U hoeft niet tegen te werpen dat het anders is gegaan – de laatste aftandse houten deuren met net genoeg glas bevinden zich immers op onze redactie – want ik vind mijn versie van de feiten bij voorbaat leuker.
Die medewerker haalt overigens een interessante these aan. Verkiezingsbeloften zijn immers wat kernwapens in de Koude Oorlog waren: je laat ze pas op het volk los als je echt niet anders kan. Daarom wil ik u dan ook enkele verkiezingsbeloften aan de hand doen, voor het geval dat.
U zal geen lansen meer in ruggen steken, maar lansen breken voor een beter beleid.
Ik heb vernomen dat heerschappen met Vlaamsgezinde inborst verontwaardigd waren omdat u vergeten bent de Vlaamse vlag halfstok te hangen bij de dag van nationale rouw van 16 maart, ter nagedachtenis van de slachtoffers van de busramp in Sierre. Ik weet dat die heerschappen het u, veralgemeend gesteld, doorgaans knap lastig maken. Ze zweren bijvoorbeeld bij het Nederlands als onderwijstaal en steken zo stokken in de wielen van uw VUB van de Toekomst. U moet begrijpen, rector, dat dit soort vergetelheidjes – want van kwaad opzet verdenk ik u niet, u bent immers terecht gesteld op uw weekendrust – hetzelfde effect hebben als een lans in de rug van een stier. Zo zit dat soort heerschappen nu eenmaal in elkaar. Wees de slimste, rector, en berg een Vlaamse vlag op in uw bureau. U kan die dan bij gelegenheid persoonlijk halfstok gaan hangen. De voordelen zijn tweeërlei: u zal stijgen in de achting van de bovengenoemde heerschappen en het levert mooie kiekjes op. Pas wel op met de ladder, gezien rectoren met een verfomfaaide rug het kiekjesgewijs veel minder goed doen.
Als u zich eenmaal in de gunst van Vlaanderen hebt gemanoeuvreerd, zal uw stem nog veel luider klinken in het maatschappelijk debat. U zal geen lansen meer in ruggen steken, maar lansen breken voor een ander en beter beleid. Bovendien hoeft u zich niet meer te bedienen van platitudes in nieuwsprogramma’s. U hoeft het niet meer te hebben over de universiteit als niet-politieke instelling en het huizen van sans-papiers als louter humane daad. U zal vaker een kat, als u dat wenst, een kat mogen noemen. U en ik weten dat het huizen van sans-papiers natuurlijk wel een politieke daad is, maar dat u het zo niet zeggen mag. U zou op uw donder krijgen van de regering.
Politieke uitspraken en daden zijn niet voorbehouden voor politici en zijn nog minder een schande. Als u in de toekomst nog eens naast Etienne Vermeersch in Terzake mag verschijnen, hoeft u zich niet meer in te houden als de Gentse moraalfilosoof u patriarchale klopjes op de schouder geeft. “Deze mensen zijn al tweeënhalve maand in hongerstaking, als licentiaat in Lichamelijke Opvoeding durf ik dat een bovenmenselijke prestatie te noemen”, zou u kunnen opperen. “Dat bewijst hoe graag ze dit land en onze maatschappij ten dienste willen zijn. Ik ben bij hen geweest, heb met hen gesproken en ik ben ervan overtuigd dat ze alle 23 hun steentje kunnen bijdragen.” Het harde België zal week worden bij het horen van uw woorden, rector. U zal de geschiedenisboeken ingaan als de rector die het bevroren land deed ontdooien.
U zal zien, ook onder de studenten zal uw populariteit geen grenzen kennen. In het buitenland zal men spreken over de De Knop-cultus. T-shirts van Che zullen een te duchten concurrent krijgen. Ten slotte is het grootse moment aangebroken: u kan de studenten rechtstreeks inspraak verlenen door hen algemeen stemrecht toe te kennen. Al telt de studentenstem maar voor tien procent van het totaal mee, u zal een belangrijke lans breken. En lansen breken, daar komt het op aan.
Uw,
Ruben Claesen
0 Comment